Vastgesteld 8 december 2015
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Economische Zaken hebben op 14 oktober 2015 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 oktober 2015 inzake de Midterm Review Dutch Good Growth Fund (Kamerstuk 33 625, nr. 180);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 mei 2015 houdende de reactie op het verzoek van het lid Voordewind, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 26 mei 2015, over het bericht «Hulp aan Afrika om migratie te stoppen» (Kamerstuk 33 625, nr. 165);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 26 augustus 2015 houdende de beantwoording van vragen van de commissie over de reactie op het verzoek van het lid Voordewind, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 26 mei 2015, over het bericht «Hulp aan Afrika om migratie te stoppen» (Kamerstuk 33 625, nr. 176);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 juni 2015 inzake de lancering van DRIVE, een instrument voor de financiering van publieke infrastructuur in lage- en middeninkomenslanden, en Develop2Build, een programma om de ontwikkeling en aanbesteding van infrastructurele projecten te ondersteunen (Kamerstuk 33 625, nr. 168);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 oktober 2015 inzake de beleidsreactie ORET-evaluatie (Kamerstuk 33 625, nr. 181).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: Teeven
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Laar, Agnes Mulder, Smaling, Teeven, Van Veldhoven en Voordewind,
en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 16.30 uur.
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over het Dutch Good Growth Fund (DGGF). Ik heet de Minister en haar ambtenaren welkom. Er zijn zes woordvoerders aanwezig. Tegen de toehoorders in de zaal en de mensen die meeluisteren zeg ik dat er tussendoor gestemd zal worden. Daarvoor zal het overleg worden geschorst. We hebben een spreektijd van vierenhalve minuut per fractie afgesproken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. In het regeerakkoord werd helaas structureel 1 miljard bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Om dat een heel klein beetje goed te maken werd er eenmalig een fonds ingesteld van 700 miljoen. De grote vraag is natuurlijk welk verschil we met dit fonds maken. Wat doet Nederland met dit fonds wat specifiek toegevoegde waarde heeft? Je kunt je ook afvragen of dit fonds op alle punten die het fonds wil realiseren, het effectiefste middel is. Op die twee punten ga ik nader in.
Allereerst de toegevoegde waarde. Als je dit fonds afzet tegen de Wereldbank, hoe kun je die dan met elkaar vergelijken? We hebben een mooie evaluatie ontvangen van het fonds zelf, maar het is ook belangrijk om het in een bredere context te zetten. Vullen we een gat in de markt, vullen we vooral aan of vervangen we wellicht zelfs? Of zet het fonds zich echt aantoonbaar meer in dan andere fondsen voor de heel specifiek voor Nederland belangrijke thema's, zoals vrouwenparticipatie, duurzame groei, lokale innovatie en empowerment van kwetsbare groei? De Minister zal deze aandachtspunten herkennen uit de motie van het lid Sjoerdsma, mijn voorganger.
Dan de effectiviteit. Gezien de discussie over ontwikkelingssamenwerking en een wereld op drift moeten we ervoor kiezen om te investeren in de root causes. Ik heb het Nederlandse woord er nog niet voor gevonden, maar ik bedoel de oorzaak van de problemen. Wat is de oorzaak van de problemen? Het OS-budget staat onder druk. Wat we aan OS-geld hebben, moeten we echt daarin steken. Mijn vraag is, mede als ik kijk naar de evaluatie, of dit fonds dat op alle punten doet. Als je met een bredere blik naar de effectiviteit van het fonds kijkt, zie je dat één pijler goed werkt, namelijk investeren in lokaal mkb daar. Daarmee realiseer je volgens mij ook echt groei en een economische basis daar. Daarmee werk je aan de root cause. Eentje werkt half. Het investeren door Nederlandse mkb'ers daar levert daar ook nog wel wat banen op. Eentje werkt gewoon niet, om het heel hard te zeggen. Voor 20 miljoen realiseren we 300 banen. De best lopende pijler zijn de investeringen in het lokale mkb. Dat is wat mijn fractie betreft het onderwerp dat het dichtst aanligt tegen ontwikkelingssamenwerking. De toegevoegde waarde hiervan is heel duidelijk het grootst. Een investering van 72,5 miljoen levert een totale waarde op van bijna 600 miljoen en 4.500 banen. Bovendien is een derde vrouw en bijna een derde jongeren. Daarin zie ik mooie aanknopingspunten. Ik vraag me wel af om wat voor soort banen het gaat. Kunnen we daarover meer informatie krijgen? Ook over deze pijler hebben we zorgen. Er hebben zich meer dan 200 intermediaire fondsen gemeld. De helft voldeed niet aan de doelstellingen en criteria en er zijn er slechts tien geselecteerd. Van 200 gaan we naar 10. De projecten zijn ongeveer 7 miljoen per stuk. Kleine projecten vallen blijkbaar af, maar het is sowieso al een enorme stap, van 200 fondsen naar 10. Wat is de kwaliteit van de 90 voorstellen die wel binnen de doelen en criteria vielen, maar nu nog niet uitgevoerd worden? Waren die goed genoeg, maar was er te weinig geld? Of waarom vielen ze anders af?
Ik kom te spreken over het investeren en exporteren van het Nederlandse mkb. We doen ook aan exportfinanciering, maar uit de midterm review blijkt dat de vraag naar dit onderdeel achterblijft. De toegevoegde waarde ervan is ook heel laag. Voor 20 miljoen euro zijn 300 banen gecreëerd. Dat is € 67.000 per baan. Daar kun je bijna een ambtenaar van aanstellen. Ik vraag mij dus af of dat de beste oplossing is.
Toen het fonds werd ingesteld, werd er gezegd: baat het niet, dan schaadt het niet. Dat is niet voldoende. Het fonds werd ingesteld met een «do no harm»-doelstelling, maar dat is echt het absolute minimum. Als je «wel harm» zou doen, dan moet je het überhaupt niet doen. «Do no harm» is echt niet goed genoeg. Zet met het fonds in op «do good». Daarom doe ik het volgende voorstel. Wacht nog even met het committeren van extra middelen, maar hef de exportfinancieringspijler op. Daarvoor hebben we andere instrumenten. Zet de vrijgekomen middelen in voor de pijler «investeren in lokaal mkb», want daar zit de toegevoegde waarde.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het is goed dat er vanuit ontwikkelingssamenwerking ook eindelijk echt goed aandacht is voor het mkb en de rol van het mkb, ook in ontwikkelingssamenwerking. Voor inclusie is het ook belangrijk dat er wordt opgebouwd in de landen. De eigen economie is daarvoor heel belangrijk. Het CDA steunt dat ook.
In de midterm review van het Dutch Good Growth Fund zie je een dilemma in het fonds: het revolverend zijn ten opzichte van de risico's die genomen worden. Diverse aanvragen zijn afgewezen vanwege een te laag verwacht rendement. Bij ons doet dat de vraag rijzen: werkt het nu zo dat je zo erg bezig bent met het revolverend zijn dat je uiteindelijk risicomijdend wordt in de beoordeling van de aanvragen? Kan dan het gevolg zijn dat juist de kleine mkb'ers en boeren niet profiteren van het fonds, terwijl het juist daarvoor bedoeld was? We willen graag dat de Minister daarop reageert. We hebben het idee – dat krijgen we ook terug uit de verschillende gesprekken die we hebben gevoerd – dat de Minister het als ODA-geld ziet, maar dan zou je dus meer risico kunnen nemen. Hoe kijkt de Minister aan tegen dat dilemma? Er wordt grote nadruk gelegd op kwaliteit en trackrecord van de aanvragers, maar als we risicovollere projecten willen steunen, zou er soms meer gekeken moeten worden naar het potentieel. Ik wil daar heel graag een reactie op van de Minister.
Er gaat nauwelijks financiering naar Latijns-Amerika. Welke verklaring heeft de Minister daarvoor?
Over de noodzaak van dit instrument kunnen we nu nog geen definitieve conclusie trekken. Ook de Rekenkamer concludeert dat pas achteraf bekeken kan worden wat ODA'ble is en hoe we daarmee aan de slag gaan.
Het CDA maakt zich altijd sterk voor mkb-bedrijven. De vraag die bij mij opkwam, is in hoeverre het Dutch Good Growth Fund een meerwaarde biedt voor die bedrijven. Er zijn 32 transacties ter waarde van 123 miljoen euro. Dat zegt mij eigenlijk nog niet zo heel veel. Hoeveel mkb-bedrijven worden hiermee geholpen en hoeveel geld gaat er alsnog naar de grotere Nederlandse bedrijven? Dat was nu juist niet de bedoeling van het CDA, kan ik alvast zeggen. We zouden daar vandaag graag meer duidelijkheid over krijgen, maar we kunnen ons ook voorstellen dat we die krijgen in een aparte brief voorafgaand aan de begrotingsbehandeling, zodat we daar wat meer gevoel bij krijgen. Er staan wel voorbeelden in de brief, maar we vragen ons af hoe het met totaal zit. Daarover willen we meer weten. Graag een toezegging van de Minister op dit punt.
Is de Minister tevreden met de resultaten rondom de werkgelegenheid, ook in relatie tot de kosten per baan, gemiddeld € 11.000? Als je het over het spoor van de export bekijkt, kom je zelfs op € 67.000. Misschien heeft dat ook wel toegevoegde waarde in de keten. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Gaat het om banen in Nederland of ontwikkelingslanden? De Minister schrijft op pagina 7 dat het een aandachtspunt is dat het misschien soms niet zo goed gebruikt wordt. Volgens haar komt dat door de onbekendheid. Ongeveer de helft van de aanvragen door Nederlandse ondernemers voldeed aan de voorwaarden van het Dutch Good Growth Fund, schrijft de Minister. Voldoen de aanvragen niet door de onbekendheid of ligt het aan de randvoorwaarden?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De verschillende pijlers onder het fonds leggen in meer of mindere mate de nadruk op banen daar of banen hier. Waar zou volgens het CDA het zwaartepunt van het fonds moeten liggen? Moet het vooral gaan om banen daar of om het mkb hier?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het zou mooi zijn als het hand in hand zou kunnen gaan. Een van de voorbeelden die de Minister noemde, betrof drie tuinders in Ethiopië. Daar werden 2.200 banen gecreëerd. We zijn met de commissie in Ethiopië geweest en hebben gezien welke impact dat heeft. Het zijn volwaardige banen. Aan het hoofd van een van die tuindersbedrijven stonden twee jonge Ethiopische vrouwen. Ik word er nog steeds vrolijk van als ik eraan denk. Het waren twee jonge afgestudeerde dames. De eigenaar zei: ik kan de boel echt aan hen overlaten, want ze hebben de wind er goed onder op een positieve manier. Ze hebben het hele bedrijf ook zo opgebouwd dat vrouwen alleen vrouwen beoordelen. Daardoor kom je nooit rare zaken in het bedrijf tegen, wat vroeger nog weleens gebeurde. Met zo'n financiering kunnen we zo veel ontwikkelingsdoelen bereiken dat ik dat een heel mooie vorm van financiering vind. Het is goed als een Nederlandse ondernemer op die manier daar veel kan doen. De keerzijde is dat het land niet door iemand wordt gebruikt. Betekent dit dat heel veel kleine boeren hun werk op dat moment kwijt zijn of hebben ze een mooi alternatief gekregen waardoor ze op diezelfde plek aan de slag kunnen gaan voor die Nederlandse werkgever? De cijfers zijn mij niet helemaal duidelijk, dus ik ben daar wel benieuwd naar. De vraag van mevrouw Van Veldhoven is relevant. Daar moeten we meer inzage in hebben.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het is heel mooi als er een win-winsituatie te creëren is, maar ik hoor ook bij het CDA dat dit primair een ontwikkelingssamenwerkingsinstrument is. Op dat terrein moet het een duidelijke toegevoegde waarde hebben. Alles wat we verder realiseren, is meegenomen. Soms is er geen win-win te halen, maar het is primair een ontwikkelingssamenwerkingsinstrument en niet primair een ontwikkelingsinstrument voor het mkb in Nederland.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): D66 brengt nu toch een volgorde aan, maar het CDA doet dat nadrukkelijk niet. Een ander voorbeeld, dat wij in Tanzania tegenkwamen op onze reis, was investeren in een verantwoorde manier van koken. Het was een prachtig mooi Nederlands bedrijf, dat in Nederland de research and development had. Er waren een stuk of tien banen bij betrokken. Ook was er een geweldige investering daar. Het CDA is op zoek naar het antwoord op de vraag hoe je die combinaties kunt helpen. Tegelijk zullen er investeringen zijn van Nederlandse ondernemers die dat misschien in iets mindere mate, maar toch nog steeds hebben. Ook die mkb-bedrijven wil het CDA van dienst zijn met deze regeling. Op diezelfde pagina 7 van de brief van de Minister staat dat er nogal lange doorlooptijden voor de kredietaanvragen zijn, van vier tot acht maanden. De Minister zegt terug te willen naar wat meer acceptabele looptijden. Dat spreekt mij aan, maar wat vindt zij een redelijke maximale doorlooptijd?
Een van de zaken die ook met het Dutch Good Growth Fund te maken hebben, is dat de Minister in mei 50 miljoen euro ter beschikking stelde voor de ontwikkeling van Afrika, mede om daarmee de komst van bootvluchtelingen te voorkomen. Zij wilde 25 miljoen euro uit het Dutch Good Growth Fund gebruiken als oplossing in het kader van een gunstige economische situatie en werkgelegenheid daar. Wat is er sindsdien met die 25 miljoen euro gebeurd? Wat is het resultaat van de investeringen tot nu toe? Is het de Minister gelukt om in Europees verband collega-ministers mee te krijgen in dit idee? Hoeveel andere Europese landen doen inmiddels mee en voor welk bedrag? Met welk resultaat is de Minister tevreden wanneer we over een jaar terugkijken? Waar wil zij dan staan? In hoeverre heeft de Minister met haar collegae afgesproken om bijvoorbeeld het Europees fonds dat nu geld ter beschikking stelt voor algemene begrotingssteun, waar wij hier met zijn allen juist heel erg vanaf willen, om te buigen naar dit doel of naar andere vluchtelinggerelateerde zaken?
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. De Partij van de Arbeid ziet eerlijk werken als de sleutel tot ontwikkeling. Als mensen in staat zijn genoeg te verdienen om hun eigen gezin onderdak, voedsel, onderwijs en gezondheid te geven, hebben ze weinig hulp nodig. Het Dutch Good Growth Fund is opgericht om ondernemers te verleiden, eerlijk werk in ontwikkelingslanden te creëren. Het lijkt erop dat dit aan het lukken is. De Partij van de Arbeid is blij met de 11.200 nieuwe banen die na één jaar na inwerkingtreding van het Dutch Good Growth Fund gecreëerd zijn. Dat aantal betreft de directe banen. Verderop is er nog veel meer werk gecreëerd. Het is goed dat deze banen vooral door vrouwen en jongeren ingevuld worden. We moedigen de Minister aan haar ambities met het fonds voort te zetten, juist in landen en voor mensen die snakken naar eerlijk werk.
De Partij van de Arbeid is ook blij dat de helft van de initiatieven waarbij het Dutch Good Growth Fund betrokken is in lage-inkomenslanden plaatsvindt, namelijk ruim de helft. In zeven gevallen gebeurt dit zelfs in fragiele staten. We willen de Minister meegeven om deze lijn vast te houden en ook in de komende periode de middelen van het fonds daar in te zetten waar ze het hardst nodig zijn. Dat geldt ook voor de inzet op meer kwetsbare groepen, zoals vrouwen en jongeren.
Om aanspraak te maken op de investeringen van het Dutch Good Growth Fund moet er een eigen bijdrage door ondernemers worden neergelegd. Daarnaast zijn er andere eisen. Daarvan wordt gezegd dat die deelname belemmeren. Hoe ziet de Minister bijvoorbeeld het effect op kleine bedrijven? Ziet zij daar nog winstpunten? Deelt de Minister dit punt van zorg?
Voor de Partij van de Arbeid is eerlijk beleid voor ontwikkelingslanden van groot belang. Van belastingontwijking tot klimaatbeleid, het moet met elkaar samenhangen en bijdragen aan de ontwikkeling en het bereiken van de nieuwe mondiale doelen. Daarom heb ik de volgende vragen. Kan de Minister toelichten hoe de organisatie en de bedrijven die financiering krijgen van het Dutch Good Growth Fund voorafgaand aan en tijdens hun initiatieven worden beoordeeld op hun resultaten wat betreft maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo)? Hoe wordt bijvoorbeeld toegezien op het creëren van eerlijk werk? Met meer uitbuiting is immers niemand geholpen. Kan de Minister in het verlengde hiervan toelichten hoe het staat met de definiëring en de waarborging van leefbaar loon, ook binnen de projecten die door het Dutch Good Growth Fund gefinancierd worden? Kan de Minister toelichten in hoeverre de ontwikkelingsrelevantie bijvoorbeeld in een regio of binnen een gemeenschap meeweegt bij het uitgeven van Dutch Good Growth Fund-leningen aan ondernemers? Ziet de Minister redenen en mogelijkheden om de ontwikkelingsrelevantie zwaarder te laten meewegen? Zeker wanneer er te veel vraag is naar fondsen, is dat wat ons betreft een criterium. Op welke manier kan het Dutch Good Growth Fund volgens de Minister bijdragen aan het behalen van de mondiale doelen die de wereld zichzelf vorige maand gesteld heeft? Ziet de Minister ook daar kansen om de impact van het fonds te vergroten?
Door het Local Employment in Africa for Development-fonds (LEAD) is er 25 miljoen euro subsidie beschikbaar voor het creëren van lokaal perspectief voor jonge ondernemers in acht Afrikaanse landen: Algerije, Egypte, Eritrea, Libië, Mali, Nigeria, Somalië en Tunesië. Het belangrijkste doel is het wegnemen van de grondoorzaak van migratie in deze landen. Eind volgende maand wordt bekend welke organisaties en bedrijven aanspraak maken op het fonds. Op welke wijze is het betrekken van vrouwen hierbij gewaarborgd? Wordt dat ook meegewogen in de beslissing wie het geld krijgen? Er is nog 25 miljoen beschikbaar voor maatschappelijke organisaties. Hiervoor zijn inmiddels 17 aanvragen ingediend, heb ik begrepen. Hoeveel daarvan kunnen er überhaupt worden gehonoreerd? Is de Minister bereid eventueel extra middelen ter beschikking te stellen om meer aanvragen te honoreren als de kwaliteit van de aanvragen daartoe aanleiding geeft? Binnen het Dutch Good Growth Fund zijn er immers nog veel fondsen beschikbaar. Als dit al goede voorstellen oplevert, kunnen we die dan realiseren?
Deelt de Minister de opvatting van de Partij van de Arbeid dat in Nederland wonende diaspora uit de betreffende landen als bruggenbouwers kunnen fungeren binnen zowel Dutch Good Growth Fund- als LEAD-programma's? Is de Minister bereid om de mogelijkheden hiervoor verder te onderzoeken en hierop actief in te zetten? Kan de Minister aangeven wanneer de Kamer de gezamenlijke visiebrief met Staatssecretaris Dijkhoff over migratie en ontwikkeling ontvangt, die zij in december 2014 heeft aangekondigd?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik had net een discussie met mevrouw Mulder over het mkb. Het stimuleren van het mkb is natuurlijk ontzettend belangrijk, ook in Nederland. Daarom hebben we allerlei instrumenten voor het mkb. Ik denk aan de borgstelling voor mkb-kredieten, de Garantie ondernemingsfinanciering en de Faciliteit Opkomende Markten. De vraag is of het ook nog uit dit instrument moet komen. De heer Van Laar zei net dat we het geld moeten inzetten waar dat het hardst nodig is. Als hij naar die drie pijlers kijkt, is de pijler exportkredietfinanciering dan het hardst nodig als je bedenkt welke andere instrumenten er al zijn op dit terrein?
De heer Van Laar (PvdA): Er zijn zeker instrumenten voor het mkb, maar er zijn er weinig om ervoor te zorgen dat kapitaalgoederen, die juist in ontwikkelingslanden heel hard nodig zijn, ook geleverd kunnen worden. Met gewone exportfinanciering kom je vaak niet uit, zeker niet in fragiele staten. Het is belangrijk dat dit instrument er is. Of dat echt zo is, moet nog blijken. Het is na een jaar gewoonweg te vroeg om te zeggen of het werkt. We zien allemaal dat die pijler hapert, terwijl we van tevoren dachten dat daar het geld gelijk op zou zijn en dat we er vooral vraagtekens bij moesten zetten of dat ontwikkelingsrelevant was. Inmiddels lijkt het erop dat het wel ontwikkelingsrelevant is, maar dat er gewoon heel weinig aanvragen zijn. Dat is op zich een goed teken. Het geld dat wordt uitgegeven, wordt dus verantwoord besteed. Wel is het de vraag of het voldoende impact heeft, maar dat gaan we zeker nog bekijken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het zou de moeite waard kunnen zijn om te onderzoeken of je in plaats van weer een klein instrumentje te zetten naast al die instrumenten die we al hebben, dat element misschien kan worden ingevlochten in de bestaande regelingen zodat we niet vijf regelingen bij elkaar hebben. Zou de heer Van Laar het interessant vinden om die vraag aan de Minister voor te leggen?
De heer Van Laar (PvdA): Wij gaan al heel erg uit van de eenloketgedachte. De exportfinanciering van het Dutch Good Growth Fund zit niet bij een andere organisatie dan de rest van de instrumenten. Dat zit allemaal bij Atradius. De ondernemers kloppen aan bij één loket. Waar zij hun geld vandaan krijgen, zal hun worst wezen en hoe wij het organiseren, ook. Of we het omlabelen naar de gewone exportfinanciering of dat we het hier houden, lijkt me van minder belang. Het is natuurlijk wel van belang dat dit ontwikkelingsrelevantie heeft. Doordat je het geld ooit uit de begroting voor ontwikkelingssamenwerking gehaald hebt, houd je altijd dat haakje vast. Ik denk dat de ontwikkelingsrelevantie het best geborgd is door het binnen het Dutch Good Growth Fund te houden. We moeten sowieso bekijken – we moeten dat niet al na één jaar doen, maar daar iets langer de tijd voor nemen – of alle drie de pijlers even levensvatbaar zijn en of ze even goed voldoen aan de behoefte of dat ze niet blijken te werken, hoewel je dacht dat ze goed zouden werken. In dat laatste geval moet je ze niet in stand houden.
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Een midterm review is altijd wat minder hard dan een uiteindelijke evaluatie. De brief van de Minister is nogal anekdotisch. Het programma loopt nog niet zo lang, dus dat is ook niet zo verwonderlijk. Een jaar geleden zei ik al over dit programma dat het erg versnipperd is. Er zijn 68 landen bij betrokken. Het gaat om een appel, een peer en mango als je naar die drie kanalen kijkt. Het vergelijken van appels, peren en mango's is nog ingewikkelder dan alleen appels en peren. Dat is toch een beetje het gevoel bij dit fonds. Het feit dat het revolverend is, leidt bij veel mogelijke indieners tot onzekerheid of ze daar wel mee bekend zijn of dat ze het wel aankunnen. Het blijkt dat wat tot nu toe gefinancierd is of gaat worden, aan de erg veilige kant zit van het mkb als je kijkt naar de reikwijdte van klein naar groter mkb. In de brief van de Minister staat dat dit niet de enige manier is waarop het kabinet werkt aan een financiële sector in lage- en middeninkomenslanden. Dat sluit aan bij wat mevrouw Van Veldhoven daarover heeft gezegd. Er zijn heel veel instrumenten en mechanismen waarmee dit soort zaken die in het DGGF worden beoogd, worden bewerkstelligd. Waarom is er toch weer voor gekozen dit zo te kiezen? Waarom – dit verbaast mij toch – is dit niet bij de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) belegd en zitten we nu met die Romeinse keizer genaamd Atradius, met PricewaterhouseCoopers en met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)? Waarom is deze weg bewandeld terwijl de FMO zeer goed geëquipeerd is om zo'n programma als dit – met name het hobbeltje voordat banken zeggen: nu wil ik dit wel financieren – uit te voeren? Dan was het misschien ook effectiever geweest.
In de brief staat enerzijds dat DGGF bereid is om risico's te nemen waar banken die te groot vinden, maar anderzijds dat de animo om te investeren in fragiele staten vooralsnog beperkt is gebleven. Blijkbaar zijn de veronderstellingen vooraf niet helemaal juist geweest. In de brief staat ook dat het katalyserend effect zit in de hefboomfunctie. Er moet een hoger risicoprofiel geaccepteerd worden. Het gaat ook om de first mover, de eerste partij die het aandurft om zoiets te doen, een beetje naar analogie van het ABP, dat nu in duurzame energie gaat zitten, maar dan op kleinere schaal. We zijn er eigenlijk nog niet. De vraag is of we voorafgaand aan dit fonds niet meer ex-post hadden moeten analyseren wat werkt volgens dit model. Moeten we die modellen dan niet kopiëren? Het komt nu een beetje over alsof we er een slag naar slaan en wel zien welke van die drie sporen tot een redelijke mate van succes leidt.
Van de drie doet de mango het naar mijn gevoel aanzienlijk beter dan de appel en de peer. Er wordt in de brief gesproken over een gemiddelde multiplier van 4,5, maar uit een brief van onder meer Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) maak ik op dat de mango een multiplier heeft van 8,2 en de appel en de peer dus aanzienlijk onder de 4,5 moeten zitten. De 4,5 is de gemiddelde multiplier van het programma, maar de investering in OS-landen doet het aanzienlijk beter. Zou dat geen reden moeten zijn om, wanneer we het fonds bijstellen, de allocatie heel erg op het OS-kanaal te zetten? 550 miljoen is juridisch verplicht. Dat is ongeveer evenveel als wat de ontwikkelingslanden via Nederland jaarlijks mislopen aan belastinginkomsten; dat is een aardige parallel. Zou je de financiering die nog over is, behalve naar het OS-spoor meer moeten richten op een combinatie van enerzijds jeugd en anderzijds groen? In Vice Versa stond een mooi overzichtsartikel over wat er allemaal op het gebied van duurzame energie op dit moment gebeurt in ontwikkelingslanden. Sommige dingen zijn grootschalig en lenen zich niet voor dit fonds. Er zijn echter heel veel dingen kleinschalig. Zo wordt er heel veel hout gestookt en opgebruikt in de tropen. Dat zou je allemaal aanzienlijk kunnen beperken. Ik zoek veel meer naar broer-zusachtige combinaties tussen mkb hier en mkb daar en niet zozeer naar de appel de ene kant op of de peer of de mango de andere kant op.
De slotzin van de brief van de Minister luidt: «Kortom, het DGGF blijft een uitdagend initiatief, waarbij de resultaten tot nu toe laten zien dat het de moeite waard is de uitdagingen aan te gaan.» Als ik projecten evalueer en vervolgens zo'n slotzin schrijf, is het een witte olifant. Dat zou ik het nu niet helemaal willen noemen, maar erg enthousiast ben ik niet. Ik geloof ook dat dit wel overkomt.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Misschien kan ik aan het voorgaande nog wat toevoegen wat betreft de verschillende sporen.
Ik dank de Minister voor haar brief en voor de midterm review. De brief is uitgebreid en bevat allerlei voorbeelden, wat voor ons beeldend maakt wat werkt en hoe dat werkt. Spoor 2, het lokale spoor, draait heel goed. Als ik het zo zie, draait het als een tierelier. Er is 72 miljoen geïnvesteerd en er komt 590 miljoen uit, getuige de tabel op pagina 4 over de resultaten van het DGGF. De rest blijft achter. Investeringen door het Nederlandse mkb zijn nog redelijk. Die zijn meer dan verdubbeld, maar de investeringen zelf, de export, scoren niet en blijven achter. De Minister trekt daar conclusies uit, want zij schrijft dat we misschien gaan schuiven met geld tussen die verschillende sporen. Als ik mag beginnen bij mijn conclusie, zou ik de Minister meteen aanmoedigen om het geld van spoor 3, de export, vooral in te zetten in spoor 2, namelijk het lokale mkb. Daar haal je immers de meeste successen. Daar schijnt ook de meeste behoefte aan te zijn en daarbij is de kans het grootst dat het ontwikkelingsrelevant is, wat een belangrijk criterium is voor dit fonds. Ik zou het de moeite waard vinden om door te gaan met spoor 1, de investeringen door het Nederlandse mkb daar.
Mijn belangrijkste vraag gaat over spoor 3, de exportkredietverzekeringen: waarom doen we dit eigenlijk? Wat is de meerwaarde van dit spoor als we FMO al hebben? Kan de Minister dat nog eens uitleggen? Ik vind dat er sprake is van een overlap. Het mkb, vooral het lokale mkb, voorziet in de opvulling van een gat. Het is te groot voor de microkredieten en te klein voor de reguliere financieringen. Daar zien we ook dat de behoefte groot is en de multiplier enorm groot is. In de begroting voor het jaar 2016 wordt al de volle 150 miljoen toegerekend aan ODA. Hoe kan de Minister dat nu al aantonen? Dat geldt ook voor de exportkredietverzekeringen in spoor 3. Ik ben er erg benieuwd naar of die volledige 150 miljoen ODA'ble is.
De ontwikkelingsrelevantie moet gecombineerd worden met een revolverend karakter. We horen echter geluiden dat het revolverend karakter juist ook risicomijdend gedrag tot gevolg heeft. Dat was toch juist niet de bedoeling van dit fonds. Wordt er niet te veel gekozen voor die veilige investeringen?
De risico's bij de onderkant van het mkb, de kleine boeren in ontwikkelingslanden, zijn het grootst. Als deze kleine ondernemers in ontwikkelingslanden geen verbeterde toegang hebben tot financiële diensten, heeft het DGGF geen meerwaarde. Daar deden we het toch voor? We wilden juist het kleinere mkb die opstart geven.
Hoe staat het bij de uitgevoerde leningen met het garanderen van eerlijk loon, goede werkomstandigheden en weinig impact op het milieu? Hoe zit het met de mogelijke concurrentie van Nederlandse mkb'ers met de lokale ondernemers? Bijten die elkaar niet? Zitten die elkaar niet in de weg? Of ziet de Minister het meer als een ondersteuning van die lokale mkb'ers?
Ik kom te spreken over de inzet wat betreft de werkgelegenheid voor jongeren. Het derde initiatief spreekt mij met name aan. Maatschappelijke organisaties mogen voorstellen indienen die zouden kunnen leiden tot het stimuleren van werkgelegenheid. Hoe staat het met dat derde initiatief? Het tweede initiatief is eigenlijk een vervolg van spoor 1 binnen het DGGF. Het extra geld is bedoeld voor werkgelegenheid voor jongeren, maar hoe garanderen we daadwerkelijk dat dit voor jongeren wordt ingezet? Spoor 1 heeft namelijk niet die heel specifieke invalshoek. Wordt dat toegevoegd aan spoor 1?
In de brief van de Minister van 27 mei 2015 staat dat we de migratie bij de grondoorzaken moeten aanpakken. Een van die grondoorzaken is natuurlijk de ontwikkeling van de rechtsstaat. Daarop wordt nu juist 34 miljoen bezuinigd in de nieuwe begroting. Jongeren hebben niks aan een baan als zij hun rechten niet gegarandeerd krijgen. Ik hoor graag van de Minister hoe Nederland investeert in de rechtsstaten waarin het DGGF juist zou moeten worden aangewend voor de jongeren.
Voorzitter: Van Veldhoven
De heer Teeven (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie heeft de midterm review gelezen. Ik begin met een positieve noot. Ik denk dat we positief moeten zijn over de insteek om de mkb-bedrijven, zowel de Nederlandse bedrijven als bedrijven in de lage- en middeninkomenslanden, te ondersteunen bij investeren en exporteren. Andere woordvoerders hebben dat ook al gezegd. Het uitgangspunt is goed. Handel en werkgelegenheid zijn onmisbaar om economische ontwikkeling te stimuleren. Daarmee wordt het uiteindelijk voor iedereen beter. Er is een groot aantal vragen gesteld en er is een groot aantal feitelijke vragen gesteld over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik ga ervan uit dat die ruim voor de begrotingsbehandeling kunnen worden beantwoord. Een aantal van die vragen gaat over het DGGF.
Wanneer is het DGGF volgens de Minister een succes? Waarop kan de Kamer haar concreet afrekenen? Ik ben het met een aantal woordvoerders eens dat spoor 1 en zeker spoor 2 beide een succes zijn. Spoor 3 is een minder groot succes. De vraag aan de Minister is waar dat nou aan ligt bij de exportkredietverzekeringen. Zijn de administratieve lasten voor de ondernemers te hoog? Wij horen dat weleens van VNO-NCW. Is dat juist of is dat een argument om niet eens goed in die regeling te duiken en er eigenlijk niet aan te beginnen? Wat is de indruk van de Minister waarom dat spoor niet wordt gebruikt?
De woordvoerder van de ChristenUnie maakte opmerkingen over het overhevelen van geld uit spoor 3 naar de andere sporen. Dat is interessant. Denkt de Minister daaraan? Het is wel bijzonder dat de fractie van de ChristenUnie daarover begint, want als ik het mij goed herinner was het toch het voorstel van die fractie dat er 50 miljoen uit dit fonds werd geroofd toen het nog maar net was opgezet. Het is bijzonder dat die fractie daar een opmerking over maakt en nu al meteen het geld dat voor het bedrijfsleven wordt gebruikt weghaalt bij spoor 3, dat er toch speciaal is om het bedrijfsleven te stimuleren. Het is interessant om in tweede termijn te vernemen van de fractie van de ChristenUnie wat zij daarvan vindt.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Inderdaad was er een amendement voor 50 miljoen. Als ik de slotzinnen van de Minister in de midterm review mag geloven, denkt zij er zelf ook over om de verschuiving van het derde spoor naar het tweede spoor en mogelijk naar het eerste spoor uit te voeren. Daarmee zou je gemakkelijk aan die besparing kunnen komen. De VVD heeft ons echter nooit horen roepen dat het hele fonds ontmanteld zou mogen worden. We zijn altijd positief geweest. Sterker nog, fractievoorzitter Slob heeft in 2012 bij het debat over de regeringsverklaring een motie ingediend om juist in te zetten op het tweede spoor, namelijk het lokale mkb. De Minister weet dat ook nog heel goed. Wij wilden vooral daarop inzetten. Over de exportkredietverzekeringen zijn we nooit enthousiast geweest. Als we dat spoor eruit zouden halen, zouden we inderdaad geld overhouden voor vluchtelingen, het bestrijden van kinderarbeid en misschien nog meer.
De heer Teeven (VVD): Ik heb niet echt een vraag gehoord van de ChristenUnie. Ik weet wel – dat past in de traditie van de ChristenUnie, ook kijkend naar 2012 – dat het voor haar allemaal prima is als het gaat om ontwikkelingssamenwerking. Daar lijkt spoor 2 het meest op. Maar als het gaat om het Nederlandse bedrijfsleven, is het allemaal een tandje minder. Dat blijkt ook wel weer uit de inbreng van de ChristenUnie. Zo kennen we haar weer.
De voorzitter: Ik geef de heer Voordewind de kans om hierop te reageren, maar laten we met elkaar vaststellen dat een interruptie bedoeld is om elkaar een vraag te stellen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik zal afronden met een vraag, maar ik werd uitgedaagd om hierop te reageren. Ook voor het Nederlandse mkb liggen er wel degelijk kansen, zoals ik in mijn inbreng heb gezegd, hoewel die niet zo groot zijn als spoor 2. Maar ook de VVD weet dat het bij spoor 2 om leningen gaat voor het bedrijfsleven. Uit de cijfers blijkt dat die het meest lonen. Is de VVD ook bereid om het geld van spoor 3 te sluizen naar het meest effectieve kanaal, namelijk spoor 2?
De heer Teeven (VVD): De VVD is altijd enthousiast als het het bedrijfsleven ten goede komt. We hebben vandaag in gezamenlijkheid moeten vaststellen dat dit in spoor 1 en 2 goed lukt, zowel bij het Nederlandse bedrijfsleven dat daar investeert als bij het lokale bedrijfsleven. Kijkend naar spoor 3 en naar de doelstellingen in het regeerakkoord moeten we eerst eens kijken wat de oorzaken zijn dat het spoor van de exportkredietverzekeringen niet van de grond komt. Laten we daar eerst eens naar kijken en daarna een stapje verdergaan. Als geld niet besteed wordt, vindt de VVD het altijd goed om na te gaan waar het wel goed besteed kan worden. Maar we moeten eerst even de oorzaken hebben waardoor het in dit geval niet gebeurt.
We hebben een revolverend fonds dat een looptijd kent van zo'n vijf, zes jaar. Uit mijn hoofd gezegd is er in de begroting tot en met 2017, 2018 rekening gehouden met uitbetalingen aan mensen die daarvoor belangstelling hebben. Hoe gaat het in dat vijfde en zesde jaar? Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Zou het niet zinvol zijn om, als we het fonds echt tot een succes willen maken, toch eens even een standpunt te hebben wat we na 2017, 2018 met dat fonds moeten? De VVD wil graag van de Minister horen hoe zij daartegen aankijkt. Dit kan wel een puntje zijn.
Een ander belangrijk punt is de 50 miljoen die de Minister heeft vrijgemaakt, waarvan 25 miljoen binnen het DGGF, om banen te creëren in Afrika om migratie naar Europa te remmen. Dat doet zij door de jonge ondernemers in Afrika te helpen bij het opstarten of het uitbouwen van een bedrijf. Wij zijn positief over dat initiatief, dat een paradepaardje van de Minister is als ik haar goed heb begrepen. Maar gezien de enorme problematiek met migrantenstromen waarmee we op dit ogenblik te maken hebben, vraag ik de Minister wat dit op het geheel gaat opleveren. Nu zijn dat hooguit een paar duizend banen. Ziet de Minister mogelijkheden om dat initiatief, behalve het fonds in Nederland, uit te breiden naar andere lidstaten van de Europese Unie? Praat zij daar weleens over in de Europese Raad? Is het mogelijk dat andere landen dat gaan doen? Dan hebben we wat meer dan de paar duizend banen in Nederland. Nederland zou beschuldigd kunnen worden van een rondje symboolpolitiek. De VVD-fractie zegt niet dat dit zo is, maar die beschuldiging zou gedaan kunnen worden. Als we dat met alle lidstaten doen, is het wat steviger. Ik hoor graag wat de Minister daarvan vindt.
De heer Voordewind sprak over 550 miljoen. Volgens mij eindigen we op drie keer 175 miljoen, wat 525 miljoen oplevert. Het kan anders zijn, maar volgens wij is dat waar we hier concreet over spreken. Als er een onderuitputting is in spoor 3, wat is dan het moment dat de Minister dat wil gaan gebruiken voor spoor 1 en 2?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De heer Teeven heeft gevraagd hoe de Minister samen met haar collega's gaat bekijken hoe zij dit kan oppakken. Ik heb de Minister gevraagd om eens te kijken naar het onderdeel begrotingssteun, met name algemene begrotingssteun, in het Europese fonds. Het CDA is er al langer voorstander van om algemene begrotingssteun ook in Europa af te schaffen en heeft de Minister gevraagd zich daarvoor hard te maken. Zij doet dat ongetwijfeld. Dit kan ook betekenen dat hierdoor geld vrijkomt. Mijn vraag was daarom ook of zij dat geld voor dit doel wil inzetten. Dat kan ook breder worden gezien dan sec voor de ondernemers daar, bijvoorbeeld voor de vluchtelingenproblematiek. Deelt de VVD deze insteek met het CDA?
De heer Teeven (VVD): Al voor het kabinet-Balkenende IV – het inzicht van het kabinet was toen nog niet zover – waren wij geen groot voorstander van algemene begrotingssteun. Ik veronderstel dat het mevrouw Mulder bekend is dat wij er eigenlijk altijd tegenstander van zijn geweest. We vinden wel dat de Minister enige beleidsvrijheid moet hebben in haar werk. We vinden dat ze daar ook verstandig mee omgaat. Algemene begrotingssteun zien we liever vandaag dan morgen afgeschaft worden. Als dat in Europees verband kan gebeuren, is dat beter. We vinden het beter, zoals we op dit moment in Nederland doen, om er een concreet doel aan te hangen. De VVD-fractie kent de Minister als iemand die dit initiatief steunt, maar hoort graag wat zij daarvan vindt. Als zij dat kan uitrollen over 28 lidstaten, heb ik liever dat dit vandaag dan morgen gebeurt.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het doet mij goed dat te horen, ook omdat ik in 2012 samen met de VVD-fractie een amendement heb ingediend in het Nederlandse parlement om algemene begrotingssteun in Nederland af te schaffen. Ik ben blij dat dit is gebeurd. Ik hoop dat dit wordt voortgezet door de Minister in Europa.
De heer Teeven (VVD): Wij hadden dat inzicht al tijdens Balkenende IV, toen het CDA nog niet zover was. Het is goed dat we steeds meer medestanders vinden. Wellicht gaat de D66-fractie ook die kant op in de toekomst.
De voorzitter: Ik zal mij niet opwerpen als voorzitter en woordvoerder van de D66-fractie tegelijkertijd. De heer Van Laar heeft ook nog een vraag voor u, mijnheer Teeven.
De heer Van Laar (PvdA): De heer Teeven zei iets over de middelen die nu over zijn in spoor 3 omdat die daarin niet tot besteding kunnen komen. Als de heer Teeven daar zelf naar kijkt en kijkt naar de drie mogelijkheden om dat geld binnen het fonds te besteden, dus LEAD, investeren in de grondoorzaken van migratie of spoor 1 of 2, welke keuze maakt hij daar dan zelf in? Of zou hij het gelijk verdelen over die drie mogelijkheden?
De heer Teeven (VVD): Je hebt spoor 1, 2 en 3. Als je dat geld gaat verdelen, kun je dat alleen doen over 1 en 2. Volgens mij zijn we nog niet zover. Ik heb de Minister gevraagd wat de oorzaak ervan is dat dit niet goed loopt. Dat het niet goed loopt, constateren we hier met z'n zessen tegelijk aan deze zijde van de tafel. Volgens moeten we eerst de oorzaken hebben. VNO-NCW zegt dat er veel administratieve rompslomp zit. Er zitten een aantal medewerkers van de Minister hier aan tafel die heel druk met de uitvoering zijn. Misschien valt het mee met de administratieve rompslomp, maar laten we dat eerst helder krijgen. Als dat helder is, is de volgende vraag: als dat niet werkt, moeten we dat dan op een andere manier stimuleren? Je komt dan eerst bij het genereren van bekendheid over spoor 3. Als dat ook niet werkt, dan kom je aan de vraag toe of het op een andere manier verdeeld moet worden. De heer Van Laar weet natuurlijk net als ik dat in het regeerakkoord is afgesproken dat dit juist de verdeling is die beide regeringsfracties op het netvlies hebben. Langs die weg zou ik het graag willen uitwandelen. Laten we maar eens kijken waar de Minister mee komt in haar beantwoording, nu of bij de begrotingsbehandeling.
De heer Van Laar (PvdA): Juist daarom vraag ik ernaar. Er is 50 miljoen over, concludeert de Minister in haar brief. Zij doet er een voorstel voor. Ik vroeg mij af of dit het voorstel is dat de heer Teeven ook zou doen of dat hij het liever anders wil verdelen over de twee sporen die we hebben. LEAD zie ik als een nieuw, vierde spoor. Het aanpakken van de grondoorzaken van migratie is immers ook een VVD-speerpunt. Ik vraag mij dus af wat de appreciatie van de VVD van het voorstel van de Minister is.
De heer Teeven (VVD): Dat heb ik gezegd: we moeten eerst uitzoeken wat de oorzaak is en bekijken hoe we meer bekendheid kunnen genereren. Als dat allemaal niet werkt, gaan we over verdelen praten. Volgens mij is dat de weg die we moeten lopen.
Voorzitter: Teeven
De voorzitter: Ik schors de vergadering voor tien minuten zodat de Minister haar antwoord kan voorbereiden. Als we moeten stemmen, dan zullen we wat langer schorsen.
De vergadering wordt geschorst van 17.14 uur tot 17.27 uur.
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de commissie voor al haar vragen en opmerkingen naar aanleiding van de midterm review. Deze heeft niet de pretentie een evaluatie te zijn, maar we wilden naar goed gebruik leren van het eerste jaar van onze inzet. Moeten we bijsturen? Hoe staat het er eigenlijk voor? We leren daar een paar dingen van. De meeste vragen en opmerkingen van de Kamer gaan daarover. Linksom of rechtsom, de ultieme vraag is of we verschil maken. Wat is de toegevoegde waarde van dit fonds? Ik kan daar een paar dingen over zeggen. Nederland, dat een sterke reputatie heeft op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, komt met een nieuw instrument voor investeren en ondernemen. Daarbij gaat het ook om het creëren van banen, onder andere voor jongeren maar niet uitsluitend voor jongeren. Het feit dat wij hebben nagedacht over een instrument dat zich daarop richt, heeft ons heel veel goodwill opgeleverd. De commissie zal zeggen: dat is mooi, Minister, maar wat kopen we daarvoor?
In de eerste plaats vind ik het heel belangrijk omdat het een vernieuwende impuls heeft gegeven aan het denken van de collega's in Europa. Als je erover praat met mensen, merk ik dat het fonds antwoord geeft op een vraag die wellicht nog niet zo duidelijk gearticuleerd was. De reacties geven wel aan dat men daar veel in ziet. Dat is de meer filosofische kant. Verder geldt dat, als je de inrichting van het fonds afzet tegen de International Finance Corporation (IFC), Wereldbank en andere instrumenten, je moet constateren dat het risicoprofiel hierbij echt anders is dan bij de andere instrumenten. Het Dutch Good Growth Fund heeft hogere risicoprofielen. Wij zijn daar al aan gewend en willen het nog risicovoller, maar in de rest van de wereld vindt men dit toch al redelijk gewaagd. Het betreft de focus op jongeren, fragiele staten, vrouwen et cetera. Mevrouw Van Veldhoven heeft gelijk als zij zegt: «do no harm» is wel een beetje zuinigjes. We doen ons daar zelf ook wel een beetje onrecht mee, want het gaat natuurlijk om «do good», waar die anderen vaak al niet verder komen dan «do no harm». Het gaat dus heel nadrukkelijk om de toegevoegde waarde.
Zijn er dan helemaal geen minpunten en blijft er niks te wensen over? Zeker zijn er minpunten. Met het Dutch Good Growth Fund, dat in 68 landen werkt, coveren we natuurlijk niet de hele vraag. Dat moge duidelijk zijn. Maar als niemand begint en niemand het succes van het model kan aantonen, dan volgt er ook niks uit. Vergist u zich niet: het idee van dit fonds is niet om die hele markt volledig te beslaan. Dat gaat ons met de voorhanden middelen niet lukken. Het dient straks als breekijzer bij de mainstream financiële instituties om te kunnen aantonen dat het wel degelijk kan: beste vrienden, u denkt dat dat niet kan in die fragiele staten, met die vrouwelijke ondernemers, op deze schaalgrootte en met deze kleine mkb'ers, maar wij tonen aan dat het wel kan. Het uitstralingseffect is daarbij dus van belang. Nog even los van de specifieke impact van spoor 1, 2 en 3, is het concept van het fonds absoluut een gat in de markt. Ik hoop dan ook dat anderen zich bij ons zullen voegen.
De heer Smaling had het over de Romeinen en ging zelfs een beetje terug tot Adam en Eva. Hij vroeg zich af waarom we de keuze hebben gemaakt voor Atradius en niet voor FMO. Dat wil ik best nog een keer toelichten. Heel simpel: we hebben gewoon de beste uitvoerders gekozen. Er is een aanbesteding geweest om de beste prijs-kwaliteitverhouding voor spoor 2 te realiseren. Wat spoor 1 betreft: FMO heeft, hoe goed zij ook is op alle andere terreinen, simpelweg geen verstand van Nederlandse mkb'ers. Daarom is voor deze oplossing gekozen.
De keuze voor die drie sporen en dat ene loket laat, zoals de heer Van Laar scherp en terecht aangaf, een aantal successen zien, maar met name rond spoor 3 zijn er ook wel wat zorgen. Die zorgen staan vermeld in de brief en zijn ook verwoord door de commissie. Het valt wat tegen. Ik vind het nog te vroeg om het op te geven, want het loopt een jaar. Het is moeilijk om de vinger erop te leggen wat de oorzaak is. De heer Teeven vroeg zich af of het de administratieve lasten kunnen zijn. Dat lijkt ons niet. Het is één loket. Ongeacht wie de ondernemer is en wat hij wil, hij wordt aan de hand genomen. Gezien de aanvragen bij de andere sporen kun je toch niet zeggen dat daar enorme administratieve barrières worden opgeworpen. Maar we wilden deze brief graag schrijven zonder al met ultieme oplossingen te komen. Dit wordt dus vervolgd. Volgende week plegen we voor het hele bedrijfsleveninstrumentarium nog wat extra inzet om de bekendheid op te vijzelen. Mijn voorstel zou zijn om wat betreft spoor 3 nog wat tijd te nemen voordat we zeggen «dit werkt toch niet» of «het werkt op een kleinere of andere schaal dan we hadden voorzien». Het lijkt mij het handigst als we richting de begrotingsbehandeling – die vindt alweer over een paar weken plaats – in het kader van de schriftelijke vragen een update geven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De tijd gaat altijd sneller dan we denken. Ook de begroting staat redelijk snel voor de deur. Kan de Minister, los van de rondes feitelijke vragen, toezeggen dat zij ons voor de begrotingsbehandeling een nadere analyse toezendt waarom het zo loopt met spoor 3? Die vraag werd door veel collega's gesteld. Dan hebben we meteen die toezegging van de Minister en weten we dat die analyse er komt. Ik ga ervan uit zij alle aandachtspunten van de collega's heeft gehoord.
Minister Ploumen: Ik zeg dat graag toe, al was het alleen maar omdat we er nu zelf ook aan werken. Het komt in ieder geval voor de begrotingsbehandeling, zodat we het kunnen meenemen, zoals dat heet.
Ik zoom in op spoor 2. Mevrouw Van Veldhoven vraagt: als er 200 aanvragers waren, waarom zijn er dan 10 geselecteerd? Die 200 zijn alle brieven die we hebben ontvangen. Daarbij zaten ook brieven van geïnteresseerden die in aanmerking dachten te komen, maar niet in aanmerking kwamen: geen revolverendheid, überhaupt geen bedrijf, niet additioneel genoeg, onvoldoende ontwikkelingsrelevantie of verkeerde landen. Alles kwam daar wel een beetje in voor. We vonden dat niet zo bezwaarlijk, want je zet het vrij open uit. Het betekent dat we een «beauty contest» hebben kunnen houden: wie past er maximaal binnen die kaders? We hopen natuurlijk dat we uiteindelijk met meerdere partijen in zee kunnen gaan dan alleen die tien. We hebben wel de beste tien kunnen selecteren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Natuurlijk zit er altijd een beetje rijp en groen bij en valt een gedeelte af. Er zullen vast ook een paar tussen hebben gezeten die vroegen: ik heb een bankrekening, kunt u misschien wat overmaken? Er voldeden 100 aan de criteria. Zijn die tien inderdaad geselecteerd op basis van een beauty contest, namelijk alleen de tien mooiste, of voldeden de andere 90 niet? Als het de tien mooiste waren, waarom zijn dan alleen die tien mooiste geselecteerd? Waarom zijn het er zo weinig?
Minister Ploumen: Het waren inderdaad de tien mooiste. Het zijn er zo weinig, omdat er in het eerste jaar en ook in alle jaren daarna een begrenzing is aan de financiële capaciteit. We hopen natuurlijk dat we kunnen opschalen, maar dat is de reden. Die tien waren niet de enige goede.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik vraag mij af waarin die begrenzing aan de financiële capaciteit zit, want er is een behoorlijke onderbesteding.
Minister Ploumen: Op spoor 2 zit in die zin geen onderbesteding dat daarvoor 175 miljoen was gereserveerd. De helft daarvan hebben we gecommitteerd in het eerste jaar. Mevrouw Mulder denkt nu: waarom niet het hele bedrag? Er zijn twee redenen. We willen in het eerste jaar niet meteen alles wegzetten en we kúnnen in dat eerste jaar ook niet meteen alles wegzetten. Ik hecht zelf aan deze review om te bezien of we op het goede spoor zitten, hoe het staat met de ontwikkelingsrelevantie en of er banen worden gecreëerd. Het zal geen enkele moeite kosten om de tweede helft te committeren bij tien of twintig andere partijen. Dat is het logische vervolg.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb gevraagd naar de mate waarin met deze tien risico wordt genomen, naar de revolverendheid van het fonds en naar het ODA'ble zijn. Zoals ik bij vorige behandelingen van dit onderwerp al heb aangegeven, zou het wat het CDA betreft nog wat risicovoller mogen.
Minister Ploumen: De heer Voordewind vroeg ook naar het ODA'ble zijn. Het antwoord is dat het hele fonds past binnen de OESO-DAC-criteria. Alles is volgens die definitie ODA'ble; vandaar dat we dat zo volgen.
We zitten hoger met het risicoprofiel, dus we lopen meer risico's dan wie dan ook. Ik begrijp de wens van meerdere leden van de commissie: kan er nog een tandje bij, kan het nog risicovoller? Dit gaat echter al behoorlijk ver. Gelet op de aanvragen, de procedures en de uitkomsten, ervaar ik het niet als suboptimaal risicovol. Mijn waarneming is een andere.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik ben benieuwd naar de verdeling. Zijn het met name kredieten voor de kleine boeren van 10.000 dollar of wordt er meer uitgegeven richting 80.000 of 100.000 dollar? Dat maakt nog wat al uit, als je in Nederland moet vaststellen dat onze kleine bedrijven heel moeilijk aan krediet komen en dat hetzelfde zich daar voordoet, terwijl je daarvoor een oplossing wilt bieden met dit fonds. Daarover maak ik mij zorgen.
Minister Ploumen: Ik heb het voor de zekerheid nog even gecheckt. De omvang ligt tussen de € 10.000 en 1 miljoen. Daarin zit het hele palet dat mevrouw Mulder schetst, behalve de heel grote. Dat zouden we liever niet doen en dat blijkt ook zo te werken.
De heer Voordewind (ChristenUnie): De Minister zegt dat in 2016 die 150 miljoen wordt toegerekend aan ODA, maar hoe weet zij dit al vooraf? De ontwikkelingsrelevantie moeten we nog afwachten. Ook voorheen zouden de teruguitbetaalde leningen onder ODA vallen en de rest niet. Graag krijg ik een verduidelijking op dat punt.
Minister Ploumen: We hebben de OESO-DAC-definitie gewoon erbij gepakt. We doen geen investeringen vanuit het Dutch Good Growth Fund die niet ontwikkelingsrelevant zijn. Daarmee is die vraag beantwoord. Als we kijken naar deze review na een jaar, de banen die worden gecreëerd en de fragiele staten, dan blijkt ook dat het ons, behalve in spoor 3, in die andere twee sporen geen enkele moeite kost om aan die ontwikkelingsrelevantie te voldoen. Dat was de eis die daaraan werd gesteld. De heer Voordewind weet dat, want hij heeft meegeholpen die te formuleren. Dat geldt ook voor spoor 3, waarover in het allereerste begin wellicht nog enige twijfel was.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat kan natuurlijk het uitgangspunt zijn op het moment van de gunning, maar je moet toch ook achteraf altijd nog een check doen of het daadwerkelijk ODA'ble is geweest. We hebben verschillende havens met ontwikkelingsgeld gebouwd, maar uiteindelijk bleken die havens niet binnen de context van ontwikkelingsrelevantie te vallen, omdat ze niet gebruikt werden waarvoor we dachten dat ze gebruikt werden. Moet je niet ook achteraf een check doen of alle projecten daadwerkelijk ODA'ble zijn geweest?
Minister Ploumen: We bouwen geen havens met deze kredieten tussen € 10.000 en 1 miljoen. Ook vanuit het programma DRIVE en OREO – het betreft grootschalige infrastructuur – wordt er getoetst op ontwikkelingsrelevantie. We rapporteren daarover en zijn daarbij aan de behoudende kant; we bluffen niet. We gaan ervan uit dat het zo is en we hebben ook geen enkele aanwijzing dat het bij OESO-DAC op problemen zou stuiten.
Er is gevraagd hoe het multipliereffect, het aantal banen en de impact van met name spoor 1 en 2 zich verhouden tot spoor 3. Het klopt dat onder spoor 2 de multiplier groter is. Dat kunnen we ons ook wel voorstellen. Mevrouw Mulder of de heer Smaling heeft gelijk; per definitie hebben zij alle twee altijd gelijk, maar hier geldt dat heel specifiek. Zeker in zo'n eerste review kijken we naar het aantal banen en kijken we veel minder naar de impact in de keten of de impact op het ondernemingsklimaat in die regio. Als je naar het aantal banen kijkt, dan zie je dat spoor 2 het beter doet dan spoor 3. Dat is geen hogere wiskunde. Wel kan spoor 3 potentieel impact hebben, omdat de productiviteit stijgt, omdat het innovatieve vermogen van een bedrijf zich op langere termijn positief ontwikkelt en daardoor banen worden gecreëerd of omdat de aansluiting bij een internationale waardeketen beter gaat. De heer Smaling zegt dat het appels en mango's zijn. Dat is zo, maar dat is helemaal niet erg. Ik vind dat niet zo'n probleem. Het is wel goed om even in te zoomen op de specifieke kenmerken per spoor. Ongetwijfeld komt er op langere termijn een echte evaluatie hiervan. Dan zullen we dit soort vragen graag meenemen.
Nog even over spoor 3: was het nou te ingewikkeld? Daar kijken we zelf ook het eerst naar, want dat ligt voor de hand. We hebben echter geen concrete signalen. We assisteren de aanvrager ook. Die wordt echt bij de hand genomen, zoals ik heb beloofd. Nogmaals, we maken een analyse en nemen dat nadrukkelijk mee.
De heer Van Laar vraagt of de eigen bijdrage een potentiële belemmering is. Dat blijkt in de praktijk niet het geval te zijn. Ik vind een eigen bijdrage goed. Het hoort er gewoon een beetje bij. Als je anderen vraagt om risico te nemen, moet je dat ook zelf durven te doen.
Laat ik nog even inzoomen op de administratieve procedures en de langere doorlooptijden. Ik vind drie maanden wel mooi, zeg ik tegen mevrouw Mulder. Overigens hoorde ik geen verwijten in haar woorden. Het eerste jaar is alles nieuw, maar dat kan echt beter. We streven daarnaar. De ene transactie zal makkelijker gaan dan de andere.
Hoe zit het met het groot- en kleinbedrijf? Ik heb net al iets gezegd over de omvang van financieringen. Ook in spoor 1 en 3 is 90% het kleinere mkb en is 10% wat groter, maar de ontwikkelingsrelevantie staat gewoon voorop. Het zijn echte banen, dus voltijds fatsoenlijke banen in de landbouw, dienstverlening en gezondheidszorg, waar mensen tegen een fatsoenlijk loon onder goede arbeidsomstandigheden kunnen werken. We gaan iets verder dan «do no harm». Ik heb zelf ook de ambitie – mevrouw Mulder heeft dat heel overtuigend verteld – om een voorbeeld te geven: zo zou het kunnen.
Zijn er verdringingseffecten? Ook dat kun je pas op langere termijn vaststellen, maar ik zie wel de motiverende impact die van zo'n goed functionerend bedrijf uitgaat. Zo kan het ook, is toch de boodschap.
De heer Smaling vroeg of er meer ex post had moeten worden geanalyseerd en of we van tevoren beter hadden moeten nadenken. We hebben bij de inrichting van het fonds heel goed bekeken waaraan in de markt behoefte is. Met wat bemerkingen, die we ruim hebben gegeven, denk ik dat we de spijker op zijn kop hebben geslagen met dit fonds. Ik proef bij de heer Smaling wat aarzeling. Zo ken ik hem niet. Ik vind dat jammer, omdat dit echt wel iets is waar ook vanuit het nieuwe OS-beleid zoals ik heb begrepen van de SP aanknopingspunten kunnen worden gezien. Nogmaals, ik zie zelf ook verbeterpunten en we gaan daar hard aan werken.
Je zou kunnen zeggen dat we een vierde spoor hebben toegevoegd aan het DGGF. We willen specifiek inzoomen op jongeren, omdat een aantal van hen vanwege een evident gebrek aan kansen met gevaar voor eigen leven het continent verlaat richting Europa. Daarbij focussen we op Noord-Afrika, zoals we duidelijk hebben aangegeven. Dat programma loopt. Onlangs hebben we een financiering kunnen afsluiten in Mali. Het betreft een Nederlands bedrijf dat actief is in de biologische olie-extractie, 150 nieuwe banen creëert en samenwerkt met ongeveer 5.000 lokale boeren. Daarnaast werken we met een investeringsfonds in West-Afrika, het Oasis Africa Fund. Naar verwachting creëren we daarmee 1.500 nieuwe banen, waarvan 70% voor jongeren. Het geld is nog niet op, het is werk in uitvoering, maar het is duidelijk dat er een behoefte is.
Hoe zit het met de Europese collega's? Ik ga er twee dingen over zeggen. We hebben eerder vandaag een AO gehad over de inzet van Nederland bij de RBZ OS over tien dagen. De EU spreekt nu met Afrikaanse landen om te komen tot een integraal partnerschap dat wordt gepresenteerd op de Vallettatop later dit jaar. Het is de inzet van Nederland om dat niet alleen maar te laten gaan over de meer traditionele diplomatieke en OS-inspanningen, maar juist dit soort inspanningen daarbinnen te promoten. Dat is onderdeel van de inzet in Europa. We vinden dat een deel van het fonds ook hiervoor moet worden ingezet. Er is absoluut belangstelling bij de collega's. Eén collega had er heel veel belangstelling voor, maar helaas heeft zijn regering geen meerderheid behaald bij de verkiezingen en is hij niet meer in functie. Men heeft zeer veel belangstelling en ik blijf inzetten op niet alleen LEAD, maar ook dat vierde domein om te proberen om anderen mee te krijgen. Ondertussen heb ik met mijn Franse en mijn Duitse collega een oproep aan de Commissie gedaan om 500 miljoen euro te reserveren, specifiek voor jongeren. Dat wordt onderdeel van het Vallettapakket. Ik ben nog niet tevreden met het antwoord dat de Commissie daarop gaf. Wat de Kamer mij hier heeft meegegeven, beschouw ik als een extra aanmoediging om een tandje bij te zetten richting de Commissie.
LEAD is het andere onderdeel van de inzet op migratie. Er is een tender uitgezet en de selectie loopt nog. Daarover valt nu niet zo veel te zeggen. Er zijn 17 aanvragen gedaan ter waarde van 90 miljoen. We hebben 25 miljoen beschikbaar. Ongetwijfeld valt een aantal af omdat de kwaliteit net niet goed genoeg is of om andere redenen, maar zullen we ook een aantal aanvragen moeten afwijzen omdat het geld op is. Natuurlijk zal ik de commissie daarover informeren. Ik ga even na of de selectie voor de begrotingsbehandeling rond is en meld dat in tweede termijn.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het is goed dat de Minister in Europees verband probeert om haar collega's mee te krijgen, dat zij 500 miljoen specifiek wil reserveren en dat zij haar best doet om dat voor elkaar te krijgen. Gaat dat ten laste van de begrotingssteun die Europa op dit moment geeft?
Minister Ploumen: De financiering van dat EU-fonds dat er sowieso komt – het gaat nu over de invulling – komt voornamelijk uit EOF, uit de reserves en uit de regionale indicatieve programma's. Ik hoor mevrouw Mulder denken: nou, daar word ik niet veel wijzer van. Ik ga even na of dat ook algemene begrotingssteun is. We kennen de inzet. Het is mogelijk dat het om andere programma's gaat. Ik kom er graag in tweede termijn op terug.
De heer Van Laar heeft gevraagd welke rol de diaspora kan spelen. Ik denk dat we het daarover eens zijn: de goede rol. De Afrikaanse diaspora-organisaties hebben gelijke toegang tot LEAD als welke andere organisatie ook. Zij hebben ons daarover aanmoedigende woorden horen spreken, onlangs nog bij een VAO en een aangenomen motie-Smaling van 30 april jl. In de brief over migratie en ontwikkeling, die uiterlijk eind volgende maand komt, zullen we iets nader daarop inzoomen.
Ik kom bij de vraag van de heer Voordewind over investeren in de rechtsstaat. Dat doen we inderdaad via een ander programma en via een ander speerpunt. We hebben er al eerder over gesproken. Ik ken het ongenoegen van de heer Voordewind over de bezuiniging daarop. Via het DGGF investeren we ook in Zuid-Sudan, Nepal en Congo. We investeren ook via privatesectorontwikkeling in het opbouwen van transparante regelgeving en voorspelbaarheid van regels. Dat komt niet alleen bedrijven, maar ook burgers ten goede. Ik weet dat ik de heer Voordewind niet helemaal tevreden zal stellen op dit punt. Ik neem aan dat we er op een ander moment nog over zullen spreken, maar ik meen ook dat investeringen gericht op veiligheid en rechtsorde een zeer adequate impact kunnen hebben in die landen waar we daarop heel actief zijn. Overigens is 25 november de deadline wat betreft LEAD, dus dat is na de begrotingsbehandeling.
De heer Van Laar (PvdA): Ik heb een vraag over de ontwikkelingsrelevantie en eerlijk werk. De Minister zei heel snel: alles wat we in het DGGF stoppen, is ontwikkelingsrelevant. Dat geloof ik natuurlijk graag, maar bijvoorbeeld met het investeren in bloemenkwekerijen in Ethiopië is niet meteen gegarandeerd dat daar een leefbaar salaris wordt betaald. Ik heb gevraagd hoe dat zit. Het zit natuurlijk twee stapjes van ons vandaan. Hoe wordt er gecontroleerd of die bedrijven een fatsoenlijk loon betalen? Er is in Ethiopië geen minimumloon, dus dat is niet de standaard. Hoe wordt dat gedefinieerd en hoe wordt daarop toegezien? Hoe wordt er toegezien op de effecten van zo'n bloemenkwekerij? We hebben inderdaad goede voorbeelden gezien. Er zijn echter ook bloemenkwekerijen die daar gewoon de rivier leegtrekken om hun eigen bloemen te bewateren, waar de lokale bevolking op zijn zachtst gezegd ontevreden over is. Hoe wordt de ontwikkelingsrelevantie op dat dergelijke punten getoetst en in de gaten gehouden?
Minister Ploumen: Dit is de kern van het Dutch Good Growth Fund. «Ontwikkelingsrelevant» betekent al die dingen die de heer Van Laar noemt. Ik heb geen zin om mij hier en elders in te zetten voor een leefbaar loon, maar dat met het eigen instrumentarium niet te doen. Als ik de Kamer was, zou ik ook niet willen dat de Minister dat deed, dus ik wil dat ook niet.
Bij de beoordeling van de aanvraag is er een aparte check op maatschappelijk verantwoord ondernemen met alle aspecten die daarbij horen. We hebben bij de inrichting van het fonds al gesproken over de IFC-standaarden, die daarin voorzien. Dat is gewoon «part and parcel» van de hele procedure en de monitoring. De heer Van Laar kan ervan verzekerd zijn dat dat zorgvuldig in de gaten wordt gehouden. Anders is het inderdaad niet ontwikkelingsrelevant.
De voorzitter. Mijnheer Van Laar, in tweede instantie? Ik dacht dat uw vraag naar tevredenheid was beantwoord, want ik zag u knikken.
De heer Van Laar (PvdA): De vraag is zeker naar tevredenheid beantwoord, maar voor de zekerheid vraag ik of dat ook voor spoor 2 geldt. Daarbij zitten we iets verder af van de uiteindelijke kredietnemer. Dat zijn lokale Afrikaanse ondernemers. Als zij een krediet van ons krijgen, gaan zij een leefbaar loon betalen, zich houden aan de OESO-standaarden et cetera? Dat geldt niet alleen voor de tussenpersoon?
Minister Ploumen: De heer Van Laar verwoordt het precies. Dat is ook een van de redenen waarom er van die 200 geen 198 overbleven. We willen dat die fondsen dat allemaal doen. Mocht het nog niet «up to standards» zijn, dan is er technische assistentie mogelijk als onderdeel van het fonds. Dat hoort er uitdrukkelijk bij.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De Minister zei net: het was een beauty contest en zo zijn we tot die tien gekomen. Is in het kader van niet alleen «do no harm», maar ook «do good» de mate waarin niet alleen minimaal wordt voldaan aan, maar ook een positieve bijdrage te verwachten is vanuit al die mvo-criteria een belangrijk selectiecriterium geweest in die beauty contest? Als dat nog niet het geval was, is de Minister dan bereid om inzichtelijk te maken hoe zij in zo'n beauty contest scores uitdeelt en hoe de bedrijven die het meest bijdragen aan alles wat ik heb genoemd – duurzame groei, zorg voor het milieu, lokaal empowerment, kwetsbare groei – meewegen in dat oordeel?
Minister Ploumen: Mevrouw Van Veldhoven verwoordt het precies zoals het gaat. Heel simpel gesteld: als er een aanvraag is die bijvoorbeeld in totaal 1.000 banen kan creëren en er een aanvraag is die 2.000 kan creëren en op hetzelfde niveau wordt voldaan aan al die eisen, dan gaat de voorkeur uit naar die 2.000. Het gaat om de optimale mix van al die factoren die we hier zo belangrijk vinden. Dat is ook terug te zien in het feit dat er in fragiele staten al in dat eerste jaar wordt geïnvesteerd in jonge ondernemers en vrouwen. Je ziet dat in het eerste stadium zo nadrukkelijk terug, omdat we daar hard op geselecteerd hebben.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De casus die de Minister nu schetst, is precies de reden waarom ik het interessant vind om te weten hoe zij die afweging maakt. Je kunt 2.000 banen hebben waarbij je minimaal aan de standaarden voldoet of 1.000 banen hebben waarbij je echt een enorme stap zet en echt een voorbeeldbedrijf weet neer te zetten dat weer een heleboel kan lostrekken. Daarom ben ik benieuwd hoe de Minister die verschillende criteria afweegt in haar beauty contest. Als zij de jury is, wat zijn dan de spelregels waarop de jury de deelnemers beoordeelt?
Minister Ploumen: Ik heb een beetje een dilemma. We hebben natuurlijk al die papiertjes, terms of reference en al die dingen, maar de vraag is even of we dat in deze fase al in detail hier moeten bespreken. We hebben die terms of reference vastgesteld toen we het fonds instelden en het is besproken met de Kamer. Deze resultaten geven geen aanleiding om daar echt zorgen over te hebben, maar we blijven natuurlijk ernaar kijken. Wellicht is het goed om er in een latere evaluatie nog even precies op in te zoomen. Ik heb het comfort dat we het op een goede manier hebben belegd, ook terugkijkend naar de resultaten. Ik hoor mevrouw Van Veldhoven ook zeggen: blijf dat vooral doen. Mijn voorstel zou zijn om op een gepast moment, bijvoorbeeld bij een evaluatie, er nog even naar terug te kijken. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat je over twee jaar zegt: nu dit blijkbaar common practice is, kunnen we misschien nog een tandje erbij doen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het dilemma is ook: ga je in één keer 2.000 banen realiseren of kijk je ook naar hoeveel boeren daar actief zijn en geef je meer ruimte voor kleinere leningen? Ik zou graag wat meer inzicht willen hebben in de richting. Gaat de Minister op zoek naar de grote jongens die de snelle stappen gaan maken of is er echt ruimte voor het kleinere mkb daar? Daarom heeft het CDA gepleit voor dit fonds.
Minister Ploumen: Ik kies natuurlijk voor het laatste. De omvang van financiering komt daarin terug. We wilden geen grote stappen snel thuis. De praktijk geeft ook geen enkele aanleiding om alsnog daartoe te besluiten, want het gaat eigenlijk heel goed volgens onze eigen criteria. Bij de aanbesteding ging het erom of de uitvoerders niet alleen voldoende verstand van zaken hebben, maar ook voldoende kunnen inzoomen en voldoende capaciteit hebben om dat type afwegingen te maken binnen de kaders die we hebben meegegeven. Maar ik vind het prima. Ik stuur toch nog die analyse van spoor 3. Ik probeer een beetje te voorkomen dat we het werk van die fondsen gaan doen, maar tegelijkertijd begrijp ik dat het goed is om in deze fase nog even iets meer van een kader te geven. Zowel mevrouw Van Veldhoven als mevrouw Mulder wil dat, dus ik zal het nog even iets nader aanduiden in die toch al toegezegde brief.
De voorzitter: We zijn toegekomen aan de tweede termijn, met één minuut spreektijd per fractie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. De Minister zei bij de inrichting van het fonds: het risicoprofiel hier is heel anders en dat is een van de delen van de toegevoegde waarde. Kan zij iets meer vertellen over de grootte van het verschil in dat risicoprofiel? Mevrouw Mulder zegt dat het verschil misschien nog wel wat groter kan. Ik ben benieuwd waarover we het dan hebben.
Het doel is niet om de hele markt te beslaan, maar om bij de mainstream instituties aan te tonen dat het kan. Wat is de planning om dit erin te fietsen bij de mainstream instituties? De Minister heeft waarschijnlijk een soort stappenplan.
Over de beauty contest heb ik al een aantal dingen gevraagd. De vraag blijft staan hoeveel de Minister op basis van de criteria meer had kunnen wegzetten. Zij zegt: ik heb een beauty contest gehouden en ik heb de tien mooiste genomen omdat het budget op was. Als zij er wel 20, 40 of 60 had willen financieren, dan is dat voor ons ook relevant, als ik kijk naar de kwaliteit van de projecten. Als projecten zo goed waren dat de Minister ze best had willen financieren, hoe voorkomen we dat het allemaal verspilde moeite is geweest van de organisaties? Kunnen die op de een of andere manier op een reservelijst komen of mogen ze de volgende keer met een lichte aanvulling meedoen? Hoe voorkomen we verspilde moeite?
Ik zie dat het fonds ook in Eritrea kan worden gebruikt. Ontwikkelingssamenwerking is daar eerder gestopt vanwege mensenrechtenschendingen. Waarom kan dit fonds dan toch in Eritrea worden gebruikt?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de toegezegde analyse. Waar ligt het aan dat die aanvragen niet doorkomen in de derde pijler? Ligt dat niet alleen aan de communicatie, maar misschien ook aan de voorwaarden? Ik waardeer het enorm dat zij in diezelfde analyse ook ingaat op de financiering. Hebben we het over financieringen van gemiddeld € 10.000 of meer richting 1 miljoen? Het CDA hecht eraan dat we meer duidelijkheid krijgen over die 32 transacties ter waarde van 123 miljoen euro. Hoeveel mkb'ers worden daarmee geholpen? Ik dank de Minister voor de toezegging dat dat in die brief wordt meegenomen.
Ook dank ik de Minister voor haar toezegging om duidelijkheid te geven over de 500 miljoen voor het fonds dat zij in Europees verband wil opzetten om de migratieproblematiek in de landen daar aan te pakken. Waar komt die financiering dan precies vandaan? Het CDA ziet die het liefst uit de algemene begrotingssteun komen.
Ik wil graag meer weten over het dilemma van het risico nemen, ook met die misschien wel kleinere nieuwe intermediaire fondsen, en over de manier waarop de Minister omgaat met de technische assistentie. Daarin zit ook het verschil hoeveel risico je daadwerkelijk neemt. Wat mij betreft, zou dat in diezelfde brief toegelicht kunnen worden.
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording, ook over de ontwikkelingsrelevantie en eerlijk werk. Wellicht kunnen we bij het DGGF dezelfde benadering kiezen als Unilever door organisaties uit te nodigen om te bekijken of er toch nog een zwart schaap in de kudde zit en ze op zo'n manier door te lichten. We hebben strategische partners die daar heel goed in zijn, dus wellicht is dat nog een aanbeveling voor de Minister.
Eerder werd gerept over de kosten. Eigenlijk zijn de kosten maar een tiende, namelijk voor de technische assistentie. Daarover lezen we weinig in de brief. Is dat voldoende? Voldoet dat? Misschien kan dat nader worden toegelicht in de brief die nog komt. Is dat budget al op of is er nog ruimte? Hoe wordt dat ingezet? We hebben er nog niet echt een beeld bij. Wat is er nu nodig om dit tot een succes te maken en zou het in de toekomst ook zonder technische assistentie kunnen, zodat het helemaal zichzelf gaat bedruipen?
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik blijf er een beetje mee zitten dat die drie sporen zo verschillend zijn. In goed Nederlands: se bien étonner de se trouver ensemble. Mijn fractie heeft helemaal geen bezwaar tegen spoor 2. Het is een goed initiatief. Ik denk dat ik bij de begrotingsbehandeling zal proberen om wat voorstellen te doen om dat wat interessanter te maken. Neem een activiteit als Gered Gereedschap die hier al plaatsvindt en die daar plaatsvindt. Misschien kun je die activiteiten wat meer met elkaar verbinden. Er zit ook een ondernemerskant aan: vakmensen vinden emplooi en er wordt heel erg ingezet op arbeidsintensieve sectoren waar een lokale markt achter zit. Dan kan dat spoor 2 best een succes worden. Ik begrijp dat dat een aanlooptijd nodig heeft. Ik trek het nu even door naar de begrotingsbehandeling, omdat er een samenhang is met andere onderdelen van de begroting die al dan niet onder druk staan, gezien de vluchtelingenproblematiek. Maar dat merken we tegen die tijd wel.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ben benieuwd of de Minister nog iets kan zeggen over het revolverend karakter en of er spanning is met risicomijding als het gaat om de lening, met name voor de doelgroep die we voor ogen hebben, de kleine ondernemers in Afrika.
Ik heb gevraagd hoe het zit met het derde initiatief als het gaat om de maatschappelijke organisaties. Kan de Minister dat nog toelichten?
Ik wil nog iets zeggen over het derde spoor. De Minister geeft in haar brief al een aantal verbeterpunten aan voor het derde spoor. Zij is er al mee bezig en zegt in de conclusies ook al dat zij tot een verschuiving zal overgaan van exporteren naar investeren. Het is prima als de brief er nog komt, maar hoe concreter, hoe beter. Kan de Minister in de brief ook aangeven aan welke bedragen zij denkt, als het gaat om de mogelijke verschuiving van spoor 3 naar spoor 2 of 1? Dan kunnen we voor de begrotingsbehandeling nog een afweging maken: zijn we het daarmee eens of gaan we dat nog amenderen tijdens de begrotingsbehandeling? De Minister beweegt al in haar brief. De vraag is of zij het concreter kan maken in de brief die zij de Kamer heeft toegezegd.
Voorzitter: Van Veldhoven
De heer Teeven (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. De VVD-fractie mist nog een antwoord op de vraag over het vijfde en zesde jaar. Hoe kijkt de Minister aan tegen die uitbetalingen in het vijfde en zesde jaar? Op de begroting is daarvoor geen reservering opgenomen.
De VVD-fractie is enthousiast over het eerste en het derde spoor. Het is jammer dat dat derde spoor niet loopt. Ook wij zullen ons licht eens opsteken bij de werkgevers- en de brancheorganisaties om te bezien wat de reden daarvan is. We zien de analyse van de Minister tegemoet.
Anders dan de heer Voordewind vind ik dat de Minister niet voor de troepen uit moet lopen. Laten we eerst eens even zien wat de analyse oplevert. Dan kunnen we altijd bekijken of er verschuivingen moeten plaatsvinden. Dat lijkt mij de verstandigste lijn die we kunnen volgen. Verder wachten we de brief af.
Voorzitter: Teeven
Minister Ploumen: Voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe de Minister het tempo ziet waarin de mainstream dit gaat overnemen. Op die vraag is geen antwoord te geven. Liever vandaag dan morgen en misschien gebeurt er vandaag ook wel iets, maar we monitoren dat niet actief. Het is een onderdeel van een groter plan dat niet alleen maar aan het DGGF vastzit, maar waar bijvoorbeeld de African Development Bank en ook onze eigen Rabobank zich op richten. Bij eerdere garantstellingen voor vrouwelijke ondernemers zag je op een zeker moment een omslag. Het is geen reclamespotje, maar met name de Rabobank ging enorm investeren in vrouwelijke ondernemers in Nederland. Het is ook een beetje een kwestie van de tijdgeest een duwtje in de goede richting geven.
Hoeveel hadden we nu kunnen toekennen in spoor 2, als er geen enkele financiële beperking was geweest? We hebben in het eerste jaar niet meteen heel veel willen doen. Je wilt toch rustig opbouwen. Voor de komende een à twee jaar zien we dat er in totaal 30 à 40 investeringsfondsen zijn die kwalitatief kunnen bieden en die de benodigde absorptiecapaciteit hebben. We zitten met die tien echt niet aan de grens. Er is inderdaad een reservelijst. We proberen contact te houden.
In Eritrea werken we alleen in de private sector. Wellicht kan ik op een ander moment hierop ingaan, als de brief over migratie en ontwikkeling er is. We beraden ons natuurlijk wel op de relatie met Eritrea, omdat zo veel jonge mensen uit Eritrea naar bijvoorbeeld Ethiopië gaan. Ik zie het absoluut niet gebeuren dat we weer een ontwikkelingsrelatie met Eritrea opbouwen; daartoe geeft de situatie geen enkele aanleiding. We hebben een aantal jaren amper diplomatieke contacten gehad. Ik denk dat het verstandig is om een gesprek met Eritrea te hebben, zonder dat het ook maar enige opmaat is tot een ontwikkelingsrelatie. Als zo veel jonge mensen zich gedwongen voelen om dat land te verlaten, moet je toch ook een keer met dat land gaan praten.
Ik kan nog geen antwoord geven op de vraag van mevrouw Mulder over het EOF. Ik zal het aan de Commissie vragen. We komen er op een later moment op terug, want de Commissie moet natuurlijk ook aangeven waar zij die middelen vandaan haalt.
De heer Van Laar vroeg naar de technische assistentie. Ik zal in de brief graag ingaan op hoe dat nu werkt en wat er goed en minder goed gaat.
Ik hoopte eigenlijk dat de heer Smaling een fijn Frans chanson ging citeren, maar het was alleen maar een spreekwoord. Maar goed, ik verbijt mijn teleurstelling. Er komt vast wel weer een nieuwe ronde met nieuwe kansen.
Ik ben het wel met hem eens over de arbeidsintensieve sectoren. Daar komt natuurlijk wel een keer spanning op te staan. Vorige week hadden we de G20 en in het voorjaar hadden we het voorzitterschap van de ministeriële bijeenkomst van de OESO. We hebben hulp, handel en investeringen. Er is in ontwikkelingslanden grote behoefte aan goede, fatsoenlijke en duurzame investeringen die banen opleveren. We hebben in de G20 besproken hoe we die investeringen kunnen bevorderen. Ik kom er op een later moment zeker op terug. Het hele vraagstuk hoe je kunt voldoen aan de vraag van Afrikaanse partners naar betere investeringen vraagt net iets meer dan de handelsmissies tot nu toe. Het is een aankondiging van iets wat misschien pas over een jaar of zo komt, maar ik ben het op dit punt zeer met de heer Smaling eens
Ik kom bij de heer Voordewind. Ik heb mij niet precies genoeg uitgedrukt. LEAD zijn de sociale ondernemers en de ngo's. Daarvoor loopt nu die tender; op 25 november maken we het resultaat bekend. Daarnaast is er die 25 miljoen euro, die eigenlijk een vierde spoor van DGGF wordt: de twee investeringen in Mali en het investeringsfonds.
De heer Teeven sprak over het vijfde en zesde jaar. Het is natuurlijk niet «après moi le déluge». Er zit in dat vijfde en zesde jaar een knelpunt met uitbetalen. Het loopt gewoon goed, maar als leden van deze commissie een manier weten om ook op langere termijn die uitbetalingen veilig te stellen, dan sta ik daar zeker voor open. Ik loop nog niet vooruit op hoe het met dat derde spoor moet, maar ik geef die analyse graag. We spreken elkaar bij de begrotingsbehandeling.
De heer Van Laar (PvdA): Ik heb een vraag gesteld over het zoeken naar het zwarte schaap. Kunnen we de strategische partners daarbij actief uitnodigen? De stellingname van de Minister was scherp, maar die moet dan ook getest kunnen worden.
Minister Ploumen: Dat kan altijd. Ik aarzel een klein beetje. Moet je die kleine boeren weer opzadelen met een sophisticated ngo als Both ENDS of SOMO? Het lijkt mij helemaal niet zo gek, maar ik weet niet of dat in deze fase het beste is. Zou het bijvoorbeeld niet beter zijn om hen een DRIVE-project te laten doorlichten? Ik zit even met de schaalgrootte, maar ik wil het idee nog wel even door het hoofd laten gaan.
De voorzitter: Ik hoor dat de Minister het idee nog door het hoofd laat gaan, dus we wachten dat af.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Het Kamerlid de heer Teeven zei dat ik wat voorbarig was met mijn opmerkingen en mijn aanzet richting de Minister, maar de Minister zegt zelf dat zij middelen zal verschuiven van exporteren naar investeren. Ik verwijs naar de conclusie in de brief. Ik vind dat heel verstandig. Schijnbaar heeft de Minister haar huiswerk gedaan, een evaluatie gemaakt en al verbeterpunten in gang gezet. Ik heb gevraagd of de Minister bereid is om in de toegezegde brief concreter te worden over de verschuiving van de middelen die zij hier aankondigt.
Minister Ploumen: De heer Voordewind heeft gelijk. Het is goed om precies te zijn. Ik zal het in de brief toelichten, maar ik zeg er nu toch iets over. Ten eerste hoor ik leden van de commissie zeggen: houd toch gewoon op met dat spoor 3 of reduceer het tot het absoluut minimale. Dat lijkt mij heel voorbarig. Het loopt pas een jaar; laten we die analyse doen. Ten tweede zijn er dit jaar op spoor 3 gereserveerde middelen die nog niet zijn besteed, terwijl de middelen op de andere sporen wel zijn besteed. Het is meer een verschuiving van kasmiddelen. Dat is het verschil tussen de twee. Het is misschien goed om in de brief aan te duiden waar het aan ligt en of we mogelijkheden zien om er iets aan te doen. Afhankelijk daarvan kan ik een voorstel doen, maar ik heb de indruk dat er genoeg ideeën in de commissie leven over hoe we verder kunnen. Daarover kunnen we dan debatteren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Laten we de brief afwachten en er dan verder over debatteren. Ik heb gevraagd hoe groot het verschil is tussen het risicoprofiel van dit fonds en dat van de andere fondsen.
Minister Ploumen: Dat is groot, bij ons tussen de € 10.000 en 1 miljoen. Er zijn sowieso risicovollere landen. Je zult IFC niet zo snel zien investeren in Zuid-Sudan, om maar iets te noemen. Die richt zich niet op het mkb, maar op een niveau hoger. Je moet dan denken aan bedragen vanaf 5 miljoen. Het is echt wel net even wat anders. Daarom hadden we het debat of de IFC-standaarden wel goed zijn. Daar hebben we toen wat bij en af gedaan.
De voorzitter: Ik zie dat er geen vragen meer zijn.
De Minister zegt toe, de Kamer voor de begrotingsbehandeling een analyse te doen toekomen van de redenen waarom spoor 3 achterblijft, daarin een nadere duiding te geven van de toetsingskaders en in de brief tevens in te gaan op hoe het gaat met technische assistentie.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Bij de toetsing zou de Minister ook nog ingaan op de variatie van € 10.000 tot en met die 1 miljoen. Als je alles in miljoenen wegzet, is het geld heel snel op en kom je misschien op die 123 miljoen. Ik krijg graag een nadere analyse daarvan.
De voorzitter: Ik had begrepen dat de Minister dat zal doen. Volgens mij is de toezegging juist.
Ik dank de Minister en haar medewerkers, de toehoorders op de publieke tribune, degenen hebben meegeluisterd en de leden.
Sluiting 18.24 uur.