Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2016
In een brief van 25 mei hebben de voorzitters van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad en van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Eerste Kamer mij een aantal vragen gesteld ten aanzien van het Parapluverdrag EU-VS en van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake verbetering van de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit (de zogenaamde PCSC-overeenkomst). Voor Uw informatie bied ik U mijn antwoord aan de Eerste Kamer aan1.
Het voorstel voor de goedkeuringswet ten aanzien van laatstgenoemde overeenkomst is in behandeling bij Uw Kamer (Kamerstuk 33 603). Er is inmiddels overeenstemming bereikt over een gezamenlijke verklaring van de Verenigde Staten en Nederland ten aanzien van de PCSC-overeenkomst. Deze verklaring is op 19 april jongstleden ondertekend en voeg ik voor uw informatie bij. Het is mijn voornemen om voor het zomerreces de nota naar aanleiding van het verslag inzake de voorgestelde goedkeuringswet aan te bieden aan Uw Kamer.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur