Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 16 mei 2013

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoud

I

ALGEMEEN

1

     

1

Inleiding

2

2

Stichten en opheffen openbare school door verzelfstandigd bestuur en initiatiefrecht ouders voor stichten openbare school voor basisonderwijs

3

2.1

Aanleiding

3

2.2

Doelen en noodzaak

3

2.3

Wettelijke uitwerking

4

3.

Financiële gevolgen

4

I ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel in verband met de stichting en opheffing van openbare scholen door verzelfstandigde besturen in het primair onderwijs. De leden hebben een paar vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetvoorstel in verband met de stichting en opheffing van openbare scholen door verzelfstandigde besturen in het primair onderwijs. Het wetvoorstel trekt de stichtings- en opheffingssystematiek in het primair onderwijs voor verzelfstandigde besturen van het openbaar onderwijs en voor de besturen van bijzonder onderwijs gelijk.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wetswijziging.

De leden onderschrijven de noodzaak tot het initiatiefrecht voor ouders bij het stichten van scholen en het beleid van de scholen zelf.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES in verband met de stichting en opheffing van openbare scholen door verzelfstandigde besturen in het primair onderwijs.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen de inzet om de planning van het aanbod van openbaar onderwijs en de betrokkenheid van ouders daarbij te vergroten.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie merken op dat de maatschappij voortdurend in verandering is; zo is er steeds meer aandacht voor samenwerking met kinderopvang. Het onderwijs moet op dit soort veranderingen kunnen inspelen, vinden zij. In hoeverre biedt dit wetsvoorstel voldoende ruimte voor openbare scholen om samen te werken met privaatrechtelijke rechtspersonen, zo vragen de leden van deze fractie.

Initiatiefrecht ouders voor stichten openbare school voor basisonderwijs

De leden van de VVD-fractie merken op dat het onderhavige wetsvoorstel voorstelt dat wanneer vijftig ouders een school willen stichten, de gemeente een prognose moet maken. Wat is de definitie van «ouders», zo willen deze leden weten. Kunnen toekomstige ouders ook worden meegenomen, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie juichen het initiatiefrecht voor ouders voor het stichten van openbare scholen toe. De leden zijn van mening dat de regering met dit wetsvoorstel een stap maakt in het verbeteren van de positie van het openbaar onderwijs tegenover het bijzonder onderwijs. De leden zijn echter ook van mening dat, ondanks dit wetsvoorstel, de positie van het openbaar onderwijs ten opzichte van het bijzonder onderwijs te wensen overlaat.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre sprake is van een initiatiefrecht van ouders, omdat artikel 75 slechts het recht op het eisen van een haalbaarheidsonderzoek aan de gemeente inhoudt. Welke meerwaarde heeft dit nieuwe artikel, aangezien ouders ook nu al de behoefte aan een nieuwe openbare basisschool kenbaar kunnen maken, zo vragen deze leden.

Scholen in Caribisch Nederland

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de nieuwe wetgeving voldoende aansluit bij de situatie in Caribisch Nederland. Het gaat op de BES-eilanden immers om een beperkt aantal basisscholen en de scholen zijn vaak relatief klein. Deze leden vragen of er sprake is van opheffing of stichting van scholen. Past deze wet voldoende bij de situatie op de BES-eilanden, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

2. Stichten en opheffen openbare school door verzelfstandigd bestuur en initiatiefrecht ouders voor stichten openbare school voor basisonderwijs

2.1 Aanleiding

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering vooral beleidsmatige overwegingen aanvoert om tot uitbreiding van de mogelijkheden voor verzelfstandigde besturen te komen. Deze leden vragen of de regering kan aangeven of er concrete situaties zijn waarin het overleg tussen de gemeente en het verzelfstandigde bestuur tot onbevredigende resultaten voor laatstgenoemde heeft geleid, waarvoor dit wetsvoorstel de oplossing moet bieden. Zijn er praktische knelpunten die tot dit wetsvoorstel nopen, zo vragen zij.

2.2 Doelen en noodzaak

De leden van de VVD-fractie hebben er begrip voor dat de regering voornemens is om te kleine scholen niet open te houden als de kwaliteit van het onderwijs niet geborgd kan worden. Als het gaat om het opheffen van scholen, dan stelt de wet voor deze onder verantwoordelijkheid van de gemeente te brengen. Zijn er niet andere mogelijkheden om een school die het moeilijk heeft open te houden, zo vragen zij, bijvoorbeeld door de regels rondom samenwerkingsscholen te versoepelen en het ook voor openbare scholen makkelijk te maken een dergelijk verband aan te gaan.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat een belangrijk verschil tussen het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs is dat de lokale overheid (gemeenteraad) het bestuur van het openbaar onderwijs benoemt. Dit maakt volgens deze leden de relatie tussen de lokale overheid met het openbaar onderwijs anders dan de relatie tussen de lokale overheid met het bijzonder onderwijs. Deze leden vragen hoe dit wetsvoorstel de verhouding/relatie tussen de lokale overheid en het openbaar onderwijs zal beïnvloeden. Daar komt nog bij dat de overheid verantwoordelijk blijft voor het aanbod van openbaar onderwijs. Tevens vragen zij hoe dit wetsvoorstel de lokale overheid zal kunnen ondersteunen bij deze verantwoordelijkheid. Deze leden maken zich zorgen over de positie en het aanbod van openbaar onderwijs in gemeenten. De leden vragen of de regering van mening is dat gemeenten de juiste instrumenten hebben om het aanbod van openbaar onderwijs voldoende in stand te kunnen houden. Wat is de situatie in krimpgebieden? Deze leden zijn van mening dat de laatste dorpsschool (mits de kwaliteit goed is) overeind gehouden dient te worden. Wat draagt dit wetsvoorstel daaraan bij? Deze leden vragen of dit extra kansen biedt voor de laatste dorpsschool. Deze leden vragen of gemeenten niet meer invloed zouden moeten krijgen bij het realiseren van samenwerkingsscholen, waarbij het aanbod van openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs gewaarborgd kan worden. In de praktijk moet de lokale overheid vaak machteloos toekijken hoe scholen elkaar kapot beconcurreren, waardoor een zeer eenzijdig schoolaanbod overblijft. De leden vragen wat het oordeel van de regering is op deze praktijk. Wat gaat de regering hiertegen doen? Zij vragen of meer invloed van gemeenten bij het realiseren van samenwerkingsscholen gewenst is en zo ja, waarom en zo nee, waarom niet.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het wenselijk is dat er twee soorten openbare scholen in een gemeente kunnen ontstaan, namelijk de scholen van het verzelfstandigde openbaar onderwijs en een door de gemeente in stand gehouden openbare school.

De leden van de SGP-fractie vragen een nadere toelichting op de aangevoerde gelijkwaardigheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Zij merken op dat die gelijkwaardigheid betrekking heeft op de eisen van deugdelijkheid die de kwaliteit betreffen, terwijl het wetsvoorstel toeziet op de planning van het scholenaanbod. Het is de vraag of de gelijkwaardigheid ten opzichte van scholenplanning zozeer van toepassing is, aangezien de overheid juist ten aanzien van de beschikbaarheid van het openbaar onderwijs een specifieke en (principieel) verdergaande verantwoordelijkheid heeft. Hoewel deze leden het gevoel van verzelfstandige besturen van openbare scholen begrijpen, vragen zij of de regering onderkent dat de Grondwet de verantwoordelijkheid voor het openbaar onderwijs uit principe en uiteindelijk bij de gemeente legt en dat op grond daarvan op dit punt per definitie geen sprake kan zijn van gelijkwaardigheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Juist vanwege de onderscheiden ontstaansbronnen van openbare en bijzondere scholen hoeft het onderscheid niet te bevreemden.

2.3 Wettelijke uitwerking

De leden van de SGP-fractie vragen of de gemeente voldoende vrijheid behoudt om tot optimale keuzes inzake het openbaar onderwijs te komen wanneer verzelfstandigde besturen kunnen verzoeken om stichting van een nieuwe school, gelet op de dwingende bepalingen die gelden met betrekking tot opname in het plan van scholen (art. 77, tweede lid, WPO1). Deze leden vragen ten slotte hoe wordt voorkomen dat een gemeente gedwongen wordt een school te bekostigen, terwijl zij vanuit het oogpunt van een efficiënte planning van het scholenaanbod een andere keuze zou willen maken.

Voorstel initiatiefrecht ouders voor stichten openbare school voor basisonderwijs

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over het tijdsverloop van een ouderinitiatief. Kan de regering informatie geven over hoe lang het traject duurt voordat het ouderinitiatief tot een uitkomst van de gemeente leidt? Zij vragen of het mogelijk is dat kinderen alsnog gedwongen naar bijzonder onderwijs moeten, omdat het starten van een nieuwe openbare school niet vlot genoeg verloopt. College van burgemeester en wethouders dienen een prognose over het te verwachten aantal leerlingen op te stellen. Deze leden vragen of de regering kan aangeven hoe dit in zijn werk gaat als er geen openbare basisschool meer is in de gemeente. Wat gebeurt er als de prognose van de te verwachte leerlingen laag is, start de gemeente dan geen openbare basisschool ook wanneer zij verantwoordelijk is voor het aanbod openbaar onderwijs, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

3. Financiële gevolgen

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of er volgens de regering meer openbare basisscholen gesticht zullen worden vanwege dit wetsvoorstel. Ten slotte vragen zij welke financiële gevolgen dit wetsvoorstel zou kunnen hebben voor het Rijk en de gemeenten.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Arends