Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 13 december 2012 en het nader rapport d.d. 6 februari 2013, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2012, no. 12.002364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie personen (Aanpassingswet basisregistratie personen), met memorie van toelichting.
Het voorstel strekt ertoe wetten aan te passen aan de invoering van de Wet basisregistratie personen. Hiertoe wordt de verwijzing naar de gemeentelijke basisadministratie vervangen door een verwijzing naar de basisregistratie personen en wordt de verwijzing naar het sociaal-fiscaalnummer geschrapt. Op verzoek van de Afdeling zijn in het aan haar voorgelegde wetsvoorstel bij brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 december 2012 aan de vice-president van de Raad van State enkele opengebleven punten in het wetsvoorstel ingevuld en zijn artikelen opgenomen die zien op de samenloop van het voorstel met een aantal reeds aanhangige wetsvoorstellen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de motivering van enkele wijzigingen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 oktober 2012, nr. 12.002364, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 december 2012, nr. W04.12.0410/I, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel bevat een aantal wijzigingen dat niet direct lijkt voort te vloeien uit de overgang naar de Wet basisregistratie personen. Niet al deze wijzigingen worden in de toelichting gemotiveerd. De Afdeling wijst op de volgende wijzigingen:
a. Het voorstel schrapt uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de bepaling dat deurwaarders een burgerservicenummer uitsluitend kunnen gebruiken voor het opvragen van de gegevens genoemd in dat artikel bij de instanties genoemd in dat artikel, voor zover deze gerechtigd zijn het burgerservicenummer te gebruiken, de zogenoemde doelbindingsbepaling.2 De toelichting gaat niet in op de achtergrond van deze bepaling noch op de vraag waarom deze bepaling thans kan worden gemist.
De Afdeling adviseert het schrappen van de doelbindingsbepaling voor het gebruik van het burgerservicenummer door gerechtsdeurwaarders alsnog dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen.
b. Aan artikel 49 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 49 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt een bepaling toegevoegd waaruit de bevoegdheid voor reïntegratiebureaus tot het gebruik van het burgerservicenummer volgt.3 Deze aanvulling, die verder gaat dan een aanpassing van bestaande bepalingen aan een gewijzigd wettelijk regime, wordt niet nader toegelicht.
De Afdeling adviseert de uitbreiding van de genoemde artikelen alsnog dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen.
a. De Afdeling maakt een opmerking over het schappen van de bepaling dat deurwaarders een burgerservicenummer uitsluitend kunnen gebruiken voor het opvragen van gegevens bij instanties voor zover deze gerechtigd zijn het burgerservicenummer te gebruiken. Naar aanleiding van deze opmerking wordt het zesde lid van artikel 475g van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in stand gelaten.
b. Overeenkomstig het advies van de Afdeling is de artikelsgewijze toelichting bij zowel artikel 8.5 als artikel 8.14 aangevuld. Er is een passage toegevoegd om duidelijk te maken dat artikel 49 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers in overeenstemming wordt gebracht met artikel 68, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, waaruit de bevoegdheid voor re-integratiebureaus volgt om gebruik van het burgerservicenummer te maken.
Met de introductie van het burgerservicenummer4 is van al diegenen die ingeschreven stonden in de gemeentelijke basisadministratie het sociaal-fiscaalnummer omgezet in een burgerservicenummer.5 Na de inwerkingtreding van de Wet basisregistratie personen zal de belastingdienst het bestand met niet-ingezetenen die nu nog onder een sociaal-fiscaalnummer bij de belastingdienst bekend zijn en van wie de identiteit deugdelijk is vastgesteld overdragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter inschrijving in de basisregistratie personen. De toelichting stelt dat het niet noodzakelijk is een sociaal-fiscaalnummer te handhaven, nu er geen populatie van personen overblijft die niet in aanmerking komt voor toekenning van een burgerservicenummer, voor wie het desondanks wenselijk is dat zij op basis van een identificerend nummer contact moeten kunnen onderhouden met verschillende overheidsorganisaties in Nederland.6 Hiermee wordt evenwel niet duidelijk of er groepen zijn met een sociaal-fiscaalnummer, die geen burgerservicenummer zullen krijgen, doordat zij problemen hebben om zich te identificeren. Voor zover deze groepen bestaan, zou de toelichting naar het oordeel van de Afdeling eveneens in moeten gaan op de eventuele gevolgen die het schrappen van het sociaal-fiscaalnummer voor hen zal hebben.
De Afdeling adviseert in de toelichting hierop nader in te gaan.
In reactie op het advies van de Afdeling is aan de memorie van toelichting een passage toegevoegd over de gevolgen van het schrappen van het sociaal-fiscaalnummer (sofinummer). Het komt voor dat aan personen een sofinummer is toegekend, zonder dat daarbij een deugdelijke identificatie heeft plaatsgevonden. Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen aan wie een sofinummer is toegekend in het kader van een BTW-teruggave bij export. Het is echter niet wenselijk dat deze personen, nu deugdelijke identificatie een wezenlijk element is bij de inschrijving in de Basisregistratie personen en voor het verkrijgen van een burgerservicenummer, op basis van hun sofinummer zaken kunnen blijven doen met de Nederlandse overheid. In de memorie van toelichting staat beschreven op welke wijze hun sofinummer, na de benodigde identificatie, ofwel bij een inschrijfvoorziening, ofwel in contact met een aangewezen bestuursorgaan, als burgerservicenummer kan worden toegekend. Het schrappen van het sofinummer heeft overigens ook tot gevolg dat de groep personen die (nog) niet deugdelijk is geïdentificeerd, ook niet meer beschikt over een wettelijk persoonsidentificerend nummer. Dat bevordert het gebruik van het stelsel van burgerservicenummers, wat op zijn beurt het gebruik van de juiste gegevens bij de juiste persoon bevordert.
Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
Aan de redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven.
4. Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om de redactie van artikel 102 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 94 van de Pensioenwet aan te passen aan de Wet bescherming persoonsgegevens.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De vice-president van de Raad van State,
J.P.H. Donner
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
− In Artikel 1.4, onderdeel C, onder 1, «wordt «een basisadministratie persoonsgegevens»» vervangen door: worden «de basisadministratie persoonsgegevens» en «een basisadministratie persoonsgegevens» beide.
− Artikelen 1.4 en 1.5 samenvoegen tot een artikel dat ziet op de wijziging van het Burgerlijk Wetboek.
− In Artikel 1.5, onder 2, «vervalt de zinsnede» vervangen door: vervalt tweemaal de zinsnede.
− In Artikel 1.9, onderdeel A, na «artikel 27a» invoegen:, eerste lid,.
− In Artikel 1.9, onderdeel D, na «wordt» invoegen: in de tweede volzin.
− In Artikel 1.11, onderdeel 1, «sociaal fiscaalnummer» vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.
− In Artikel 2.5, onderdeel C, de noodzaak van het aanpassen van de overgangsbepaling nader bezien en voor zover de voorgestane aanpassing noodzakelijk is, de verwijzingen naar het eerste lid (oud) van artikel 22 in de nieuwe onderdelen a en b schrappen.
− In de toelichting ingaan op de vraag waarom artikel 7, derde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit komt te vervallen.
− In Artikel 2.13, «eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel b,» vervangen door: eerste lid, tweede lid, aanhef en onderdeel b, en derde lid,.
− In Artikel 3.2 tevens voorzien in de aanpassing van de verwijzing naar de basisadministratie persoonsgegevens in artikel 2.2a.2, vijfde lid, Wet educatie en beroepsonderwijs.
− In de toelichting op Artikel 3.4, onderdeel A, tweede lid, nader ingaan op de achtergrond van de uitbreiding van de gegevens die opgenomen dienen te zijn in het basisregister onderwijs.
− In Artikel 4.1, onderdelen A en B, driemaal «als belanghebbende» vervangen door: als de belanghebbende.
− In Artikel 5.1, onderdeel B, «met een adres in die gemeente» vervangen door: met een adres.
− In Artikel 6.2, onderdeel A, «onder b,» schrappen.
− In Artikel 6.2, onderdeel B, na «indien de aanvrager niet» invoegen: als ingezetene.
− In Artikel 8.5, onderdeel A, na «van de gemeente» invoegen: van het laatst hem bekende adres naar.
− In Artikel 8.5, onderdeel B, «In artikel 93 wordt «gemeentelijke basisadministratie»» vervangen door: In het opschrift van artikel 93 en in artikel 94 wordt «gemeentelijke basisadministratie» telkens.
− In Artikel 8.5, onderdeel C, na «het sociaal-fiscaalnummer» invoegen: en vervalt in het tweede lid «of, bij het ontbreken daarvan, dit sociaal-fiscaalnummer».
− In Artikel 8.11, onderdelen 1 en 2, telkens «in onderdeel 2°» schrappen.
− De noodzaak van het behoud van de verwijzing naar het sociaal-fiscaalnummer in artikel 102 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling bezien.
− In Artikel 9.2, onderdeel A, «een basisregistratie van personen» vervangen door: een basisadministratie van personen.
− Artikel 9.4, onderdeel A, schrappen.
− Artikel 9.11, onderdeel D, schrappen.
− In Artikel 9.11, onderdeel E, gelet op het vierde lid van artikel 118a en de artikelen 83 en 88 van de Wet marktordening gezondheidszorg, de vernummering van het derde lid tot tweede lid schrappen.