Gepubliceerd: 27 maart 2013
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: economie organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33553-5.html
ID: 33553-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 27 maart 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding

1

2.

Taken

5

3.

Bestuurlijke positionering en visie stakeholders

12

4.

Wijzigingen met betrekking tot het bestuur van de Kamer van Koophandel

13

5.

Toezicht door de minister

13

6.

Wijzigingen met betrekking tot het personeel

14

7.

Europeesrechtelijke aspecten en staatssteun

14

8.

Financiële effecten

15

9.

Bedrijfseffecten

15

10.

Evaluatie

16

11.

Artikelsgewijs

16

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de Wet op de Kamer van Koophandel. De leden van de VVD-fractie kunnen zich helemaal vinden in de grondige herbezinning op taken van de Kamer van Koophandel. Deze leden zijn altijd voorstander geweest van simpele en effectieve structuren («back to basics») en hebben zich al langer sterk gemaakt voor de één-loketgedachte die nu via het ondernemersplein wordt gerealiseerd. De leden van de VVD-fractie verwachten een flinke toename van gebruikersgemak voor ondernemers door de instelling van het ondernemersplein, die op het gebied van informatie, ondersteuning en advies over ondernemen en innoveren dé toegang wordt voor ondernemers tot de overheid. De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal vragen ten aanzien van het wetsvoorstel.

Zo vragen de leden van de VVD-fractie wanneer de inwerkingtreding van deze nieuwe is voorzien? Samenhangend daarmee lezen deze leden dat het voorliggende wetsvoorstel samengaat met een stevige financiële taakstelling op de Kamer van Koophandel. Is die taakstelling ook haalbaar als de invoering van de nieuwe wet vertraging mocht oplopen door bijvoorbeeld de parlementaire behandeling?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel, het is voor deze leden belangrijk dat één, op de ondernemer toegespitste, organisatie ontstaat met een dienstverleningspakket dat vraag gestuurd wordt ingericht. In het digitale tijdperk is meer digitale dienstverlening voor ondernemers een must. Dat brengt ook lastenverlichting voor de individuele ondernemer met zich mee. Maar het motto «digitaal wat kan» moet het uitgangspunt zijn en blijven bij de beslissing om nieuwe dienstverlening digitaal aan te bieden. De «fysieke» contactmogelijkheden voor (startende) ondernemers moeten eveneens «vraag gestuurd» zijn, dat wil zeggen, de klant (ondernemer) dient op aanvaardbare reisafstand een adviesgesprek te kunnen hebben. Aandacht voor starters én stoppers, autochtone én etnische ondernemers, starters vanuit een uitkering én «gewone» starters horen nadrukkelijk in beeld te zijn en blijven van de nieuwe organisatie. De leden van de PvdA-fractie maken zich dan ook zorgen over het vooralsnog geringe aantal fysieke ondernemerspleinen dat in de regio is gepland. De PvdA heeft een aantal opmerkingen en vragen over dit wetsvoorstel welke staan opgenomen in dit verslag.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen over het voorstel. De leden van de SP-fractie zouden graag weten wanneer het wetsvoorstel in werking zal treden en wat het tijdspad is voor de veranderingen die in het voorstel genoemd worden?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de Wet op de Kamer van Koophandel. Deze leden steunen in principe de voorgenomen intentie om de (omgeving van de) Kamer van Koophandel te moderniseren. Zij willen niettemin een aantal zaken aan de orde stellen in dit verslag.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Wet op de Kamer van Koophandel en onderschrijven de strekking van de wet, maar zijn verbaasd over de specifieke invulling. Het lijkt deze leden goed dat de Kamer teruggaat naar de hoofdtaken, maar zij kunnen dit moeilijk rijmen met de voorgestelde verbreding van wettelijke taken, de ruimte voor aanvullende taken en de mogelijkheid van de invoering van een heffing.

De leden van de fractie van D66 ondersteunen de constatering van de regering in de inleiding dat het takenpakket in de loop der jaren behoorlijk is uitgebreid en dat de scheidslijn tussen wat de Kamer en wat marktpartijen en ondernemerspartijen doen niet meer voldoende scherp is. Deze leden denken dan ook dat het wetsvoorstel hierin scherper moet zijn. Als een taak reeds door de markt wordt uitgevoerd, dan heeft de Kamer op dat terrein niets te zoeken. Graag krijgen de leden van de D66-fractie een reactie op van de regering op het voorgaande.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden steunen in hoofdlijnen de voorgestelde transitie van de Kamers van Koophandel, Agentschap NL en Syntens naar Ondernemerspleinen. Zij hebben nog enkele vragen, deze zijn opgenomen in dit verslag.

Ondernemerspleinen

Op termijn zullen ook transacties met de overheid ten minste digitaal via de Ondernemerspleinen worden ontsloten, de leden van de PvdA-fractie vragen wat in dit verband onder «ten minste» moet worden verstaan? Deze leden vinden dat hierbij het principe «digitaal wat kan» en de vraag vanuit ondernemers leidend moeten zijn. Hoe en door wie wordt dit meegewogen? Welke vormen van dienstverlening kunnen wat de regering betreft wel en juist niet digitaal worden aangeboden? Hoe worden ondernemers met beperkte digitale vaardigheden tegemoet gekomen?

De leden van de fractie van D66 lezen dat een fysiek netwerk van ondernemerspleinen nodig zal blijven en dat ondernemers aangeven hier behoefte aan te hebben. Deze leden zouden hier graag iets meer onderbouwing zien. Welke geluiden heeft de regering op dit punt ontvangen? Temeer omdat de leden van de D66-fractie signalen ontvangen dat de Kamer af wil van 1-op-1-adviezen. Zij vragen daarom wat dan de toegevoegde waarde van een fysiek netwerk nog is, behalve het onderbrengen van personeel.

Organisatorische consequenties

Voorzien wordt in een «adequate regionale spreiding» van het fysieke netwerk van ondernemerspleinen, de leden van de PvdA-fractie vinden een gepland aantal van vijf vooralsnog mager. Wat vindt de regering reëel als het gaat om de reisafstand naar een fysiek ondernemersplein? De leden van de PvdA-fractie vrezen dat een te grote reisafstand sommige groepen potentiele ondernemers kan afschrikken en kan doen besluiten niet door te zetten om ondernemer te worden. Is de regering het met deze leden eens? Zo nee, waarom niet?

De regering geeft zelf aan dat ondernemers behoefte hebben aan een fysiek netwerk. Hoe verhoudt deze behoefte van de ondernemers zich tot het voornemen vooralsnog vijf fysieke pleinen in te richten, vragen de leden van de PvdA-fractie. Wanneer en hoe worden de wensen van de ondernemers in de regio betrokken bij een beslissing tot uitbreiding van het netwerk? Hoe verhouden zich de kosten van een digitaal contact tot een fysiek contact? De leden van de PvdA-fractie vinden dat bij de bekostiging rekening moet worden gehouden met (startende) ondernemers die afhankelijk zijn van of voorkeur hebben voor fysiek contact. Ondersteunt de regering dit principe? De leden van de PvdA-fractie vragen zich wel af of voor de klanten-ondernemers de algemeen bekende term Kamer van Koophandel goed in beeld blijft. De combinatie van één landelijke Kamer van Koophandel en «fysieke ondernemerspleinen» kan verwarring op gaan roepen. Heeft de regering bij de naamgeving meegewogen dat de term Kamer van Koophandel (Chamber of Commerce) internationaal gangbaar is? Is het voor de fysieke ondernemerspleinen daarom niet zinvol de aanduiding te kiezen waarin de term «Kamer van Koophandel» terugkomt, vragen de leden zich af. Wat is de reactie van de regering op voorgaande?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de relatie wordt tussen Agentschap NL, het ondernemersplein en de Kamer van Koophandel?

De leden van de fractie van D66 willen graag meer informatie over de organisatorische consequenties. Zij ontvangen graag enig inzicht over het aantal fte dat voor de Kamer zal blijven werken en hoeveel fte zich met welke taak bezig zal houden.

Ook lezen de leden van de D66-fractie dat de Kamer via de Ondernemerspleinen voor een gedeelte dezelfde taken op zich zal nemen als Agentschap NL wat betreft «antwoord voor bedrijven». Dit komt deze leden voor als onzinnig. Het lijkt hen logisch dat één orgaan een dergelijke taak ook prima kan uitvoeren en als bepaald is dat de Ondernemerspleinen dit zijn, dat het Agentschap dit dan niet ook hoeft te blijven doen. Deze leden hebben het ook altijd zo van de Minister begrepen dat deze taken van Agentschap NL ingevlecht zouden worden in de Ondernemerspleinen. Begrijpen de leden van de D66-fractie goed dat dit niet gelukt is? Graag ontvangen deze leden een reactie op voorgaande.

Financiering

De leden van de VVD-fractie lezen dat de inschrijving in het handelsregister, ongeacht of die digitaal of fysiek geschiedt, een flinke kostenpost is voor de Kamer van Koophandel. Volgens het principe van de gebruiker betaalt vinden deze leden de mogelijkheid om via een algemene maatregel van bestuur een eenmalige vergoeding voor initiële inschrijving in het handelsregister te vragen een passende oplossing. Wel vragen deze leden hoe de hoogte van de eenmalige vergoeding beperkt gehouden kan worden? Hoe wordt voorkomen dat die vergoeding ongecontroleerd oploopt en wordt gebruikt ter dekking van allerhande andere activiteiten?

Er wordt voorgesteld de mogelijkheid te bieden een inschrijfvergoeding in te voeren, de leden van de PvdA-fractie vragen of deze vergoeding er komt? Zo ja, hoe en wanneer wordt deze ingevoerd en komen deze inkomsten ten gunste van de Kamer van Koophandel? Zo nee, kan de regering toelichten hoe de financiering en dienstverlening van de Kamer van Koophandel kan worden gegarandeerd? Welke opties heeft de regering hierbij? De leden van de PvdA-fractie zien dat er middelen gereserveerd moeten worden om de transitie naar de nieuwe Kamer van Koophandel mogelijk te maken. Maar als er middelen overblijven, dan is het, zo vinden deze leden, niet onlogisch dat, na de afronding van de operatie, het overblijvende, door het bedrijfsleven opgebrachte, vermogen in het werkgebied van de huidige Kamers van Koophandel wordt ingezet. Is de regering het met deze leden eens? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting over waarom het regeerakkoord en de budgettaire situatie hebben geleid tot het introduceren van een mogelijke inschrijfvergoeding? Waarom is deze mogelijkheid niet voorgelegd voor advies aan de Raad van State? Kan de regering een inschatting geven over de hoogte van een dergelijke vergoeding voor de startende ondernemer, en hoe hoog verwacht de regering de totale opbrengst van deze regeling? Heeft de regering de mogelijke gevolgen van deze lastenverhoging voor startende ondernemers onderzocht? Kan daarnaast een overzicht worden gegeven van de criteria op grond waarvan wordt overgegaan tot het instellen van een vergoeding? Ten slotte zouden deze leden graag vernemen of en hoe de Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het instellen van een inschrijfvergoeding?

Wat betreft de financiering constateren de leden van de D66-fractie dat de paragraaf over de inschrijvingsheffing pas na het advies van de Raad van State en na het sluiten van het Regeerakkoord is ingevoegd. Zij vragen de regering dit te bevestigen. Voorts vragen deze leden waarom na het met veel bombarie afschaffen van de heffing voor de Kamer van Koophandel er nu toch via een achterdeur voor een nieuwe heffing wordt gekozen. Ook vragen deze leden of het niet vreemd is dat er een heffing komt voor een dienst die per definitie moet worden afgenomen. Als laatste willen de leden van de D66-fractie graag weten hoe groot de kosten voor het bijhouden van het handelsregister de afgelopen tien jaar zijn geweest en welk gedeelte dit van het totale budget van de Kamer van Koophandel heeft uitgemaakt.

De leden van de SGP-fractie zijn kritisch over het opnemen van de mogelijkheid om een eenmalige inschrijfvergoeding op te leggen aan nieuwe ondernemers. Deze leden willen voorkomen dat deze inschrijfvergoeding gebruikt wordt om bezuinigingsgaten te dekken. Ook willen deze leden voorkomen dat nieuwe ondernemers afgeremd worden om zich in te schrijven. Zij ontvangen graag een nadere toelichting en afbakening, inclusief een reactie op de hiervoor genoemde punten.

2. Taken

Algemeen

De Kamer van Koophandel krijgt meer taken toegewezen, maar zal niet meer activiteiten ontplooien. De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden over het uitgangspunt dat bij de keuze van de activiteiten het belang en de wensen van de ondernemers voorop staan. Deze leden willen daaraan toevoegen dat de kwaliteit van de dienstverlening eveneens leidraad moet zijn. Kan de regering zich hierin vinden? Hoe wordt voorkómen dat overlap van taken plaatsvindt door de nieuwe structuur, of dubbele taken worden uitgevoerd? Ontstaat hierdoor geen verwarring bij ondernemers? Hoe wordt de taakverdeling tussen de KvK en het Agentschap NL georganiseerd?

Moet in het algemeen het uitgangspunt «alleen taken toevoegen aan het pakket als de markt het niet oppakt» volgens de regering een strikt principe zijn? Zo nee, waarom niet? Welke taken vallen niet onder een dergelijk principe? Past in de ogen van de regering het doorverkopen van data (adressen) nog in het dienstverleningspakket? Welke rol kan de Kamer van Koophandel spelen in de aanpak van faillissementsfraude? Hoe effectief is de controle op rechtspersonen?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de regering verstaat onder «regionaal maatwerk». Hoe «vrij» is het dienstverleningspakket per regio in te vullen? Welk tijdpad wordt gehanteerd om de voorstellen te realiseren? Is het beoogde tijdpad reëel en haalbaar?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Kamer van Koophandel twee nieuwe taken krijgt, te weten innovatiestimulering en het beheer van de ondernemerspleinen. Dit betekent volgens de memorie van toelichting (bladzijde 5) niet dat de organisatie meer activiteiten gaat doen. Op welke wijze komt dit nu in het wetsvoorstel tot uitdrukking? Hoe wordt het gevaar van het meer activiteiten uitvoeren beperkt, bijvoorbeeld doordat ondernemers uiteindelijk toch meer wensen blijken te hebben? Aan wat voor algemene maatregelen van bestuur wordt hierbij gedacht, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de fractie van D66 zien als eerste zin in hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting staan: «De huidige wettelijke taken van de Kamers van Koophandel, te weten de registertaak, voorlichting en de regiotaak, blijven nodig vanuit het publieke belang en blijven in de nieuwe opzet bestaan.» Deze leden vinden dit veel te kort door de bocht. Wanneer de overheid moet bezuinigen en kijkt naar haar takenpakket om te zien wat echt nodig is, moet er ook bereidheid zijn om scherpe keuzes te maken en taken af te stoten. Het lijkt deze leden onwaarschijnlijk dat er sprake kan zijn van «terug naar de basis» zonder dat er tegelijkertijd wordt gekeken naar de wettelijke taken. Dat lijkt de leden van de D66-fractie onrechtvaardig richting de uitvoerende organisatie die dergelijke taken nooit op hetzelfde niveau kan doen met een stuk lager budget. Daarom vragen deze leden een veel uitgebreidere argumentatie van de regering waarom alle drie deze taken noodzakelijk blijven en welke legitimiteit voor overheidsingrijpen hieraan ten grondslag ligt. De leden van de D66-fractie vragen dit ook te bezien in het licht dat er met het wetsvoorstel ook nog eens twee nieuwe taken worden toegevoegd aan het takenpakket van de Kamers.

Beheer fysieke ondernemerspleinen

De VVD-fractieleden lezen dat de Kamer van Koophandel voorwaarden zal formuleren om het ondernemersplein neutraal en onafhankelijk te houden. Aansluiting van andere (private) organisaties is daarbij mogelijk, zolang het objectieve karakter van het ondernemersplein blijft gewaarborgd. Deze leden vragen hoe de Kamer van Koophandel die beoordeling gaat maken? Is daarvoor een toetsingskader? En wat is de procedure als er geschillen ontstaan tussen de Kamer van Koophandel en andere organisaties over aansluiting? Verder vragen deze leden wie er toezicht gaat houden op de inhoudelijke kwaliteit, overzichtelijkheid en leesbaarheid van de informatie van die andere organisaties?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat op termijn private partijen aansluiting kunnen zoeken bij de ondernemerspleinen. Welke organisaties hebben al belangstelling getoond? Zijn ook (onderdelen van) organisaties met collectief ondernemersbelang zoals product- en bedrijfschappen in beeld? Hoe zouden taken dan kunnen worden ingepast?

In de memorie van toelichting lezen de leden van de SP-fractie dat het fysieke netwerk van ondernemerspleinen van aanvang van de nieuwe organisatie al beperkter zal zijn dan de bestaande Kamer van Koophandel locaties. Hoeveel fysieke locaties worden gesloten en kan de regering een inschatting geven hoe dit, gezien de ontwikkeling van digitale dienstverlening, in de komende 5 à 10 jaar zich verder zal ontwikkelen?

Zijn er reeds private organisaties die zich bij dit nieuwe dienstverleningsconcept wensen aan te sluiten? Zijn hier reeds toezeggingen gedaan en zo ja, om hoeveel partijen gaat dit? Kan de regering de voorwaarden, waaronder deelname aan het Ondernemersplein openstaat voor andere organisaties, nader toelichten?

De Kamer krijgt de verantwoordelijkheid om het ondernemersplein neutraal en onafhankelijk te houden, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Zo wordt vermeld dat er geen exclusiviteit aan bepaalde partijen zal worden gegeven, kan de regering aangeven hoe dit in de praktijk werkt en welke risico’s de regering ziet en of deze risico’s zich in de huidige praktijk ook al voordoen?

De leden van de fractie van D66 lezen dat aan de totstandkoming van de ondernemerspleinen «systeemfalen» ten grondslag ligt. Graag ontvangen deze leden van de regering een nadere duiding van het woord «systeemfalen» en hoe een term als «systeemfalen» zich verhoudt tot overheidsingrijpen.

Ook zetten de leden van de fractie van D66 grote vraagtekens bij de geopperde mogelijkheid om private partijen aan te laten sluiten bij de ondernemerspleinen. Deze leden waren in de veronderstelling dat de regering van plan was overheidsdiensten beter beschikbaar te maken voor ondernemers en een «one-stop-shop» voor ondernemers te creëren. Begrijpen deze leden nu goed dat de regering met de ondernemerspleinen eigenlijk een winkelcentrum wil exploiteren?

Beheer digitale ondernemersplein

Gemeenten en andere individuele overheidsorganisaties kunnen hun eigen digitale ondernemersplein inrichten, de leden van de PvdA-fractie vragen of dit niet in strijd is met het streven naar één digitaal loket van de overheid voor ondernemers? Hoe wordt voorkómen dat de ondernemer «de weg kwijtraakt»? Wie nemen zitting in de partnerraad?

Het digitale ondernemersplein biedt ook toegang tot de informatie en dienstverlening van de Kamer van Koophandel. Is dit niet verwarrend voor de ondernemers die gewend zijn aan het «begrip» Kamer van Koophandel? Welke activiteiten en maatregelen neemt de regering om de (potentiele) ondernemers hierover voor te lichten? Waarom wordt het algemeen bekende begrip Kamer van Koophandel niet gehandhaafd voor de regio? Dan komen de door de regering gewenste en bedoelde verschillen tussen de fysieke ondernemerspleinen en het digitale ondernemersplein immers voor de klanten beter in beeld, vinden de leden van de PvdA-fractie. Wat is hierop de reactie van de regering?

Uit artikel 5 van de dienstenwet vloeit reeds een verplichting voort om informatie te verstrekken aan ondernemers, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Nu blijkt uit de memorie van toelichting dat de Minister bij wet wordt opgedragen in algemenere zin zorg te dragen voor elektronische ontsluiting van voor ondernemers belangrijke informatie. Hoe verhouden deze twee wettelijke verplichtingen zich nu precies tot elkaar? En waarom wordt deze verantwoordelijkheid aan de Minister opgedragen en niet aan de Kamer van Koophandel zelf? Wat zijn daarbij de overwegingen geweest?

De ondernemingspleinen en de digitale overheidsverlening zullen naast elkaar blijven bestaan. Zo zijn er voor de topsectoren aparte loketten voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Ook op het gebied van de internationale handel zijn er meerdere kanalen. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre is overwogen om alle communicatie tussen rijksoverheid en ondernemers via de ondernemerspleinen te laten verlopen om versnippering en daarmee geldverspilling te voorkomen? In hoeverre worden decentrale overheden gestimuleerd om aan te haken bij de ondernemerspleinen?

De Kamer van Koophandel biedt diensten aan toeleverende organisaties. Voor basisdiensten zullen aan partnerorganisaties in beginsel geen kosten worden gerekend. Voor aanvullende dienstverlening echter wel. Hoe wordt dit onderscheid precies gemaakt?

De leden van de CDA-fractie vragen voorts wat precies de bedoeling is van de partnerraad? Wie neemt daarin zitting?

Er zal op het digitale ondernemersplein kunnen worden samengewerkt met publieke en private organisaties. Hoe werkt deze vorm van samenwerking, zo vragen de leden van de CDA-fractie? De Raad van State heeft in dit verband op het risico gewezen van verwarring. Hoe reëel is dit risico?

De leden van de fractie van D66 lezen in de memorie van toelichting dat naast de dienstverlening op de (digitale) ondernemerspleinen, de gemeentes dezelfde dienstverlening ook zullen blijven aanbieden. Deze leden vragen of dit niet efficiënter en effectiever kan, zij roepen hiertoe in herinnering «je gaat erover, of niet».

Voorts willen de leden van de fractie van D66 graag een stand van zaken van het ICT-project dat de Digitale Ondernemerspleinen zijn. Graag krijgen deze leden enig inzicht in de kosten, de functionaliteiten en de planning.

Ook willen de leden van de D66-fractie weten wat volgens de regering de toegevoegde waarde is van het ook betrekken van private partijen op het genoemde platform. Deze leden zijn hier niet van overtuigd.

Registertaak

De leden van de VVD-fractie ontvangen geluiden dat het handelsregister nu vaak niet actueel is. Bedrijven krijgen bijvoorbeeld veel tijd om hun jaarrekeningen te deponeren. Biedt de huidige ontwikkeling de mogelijkheid om het handelsregister actueler te maken en vindt de regering dit ook wenselijk? Kunnen gezien de verdergaande digitalisering de kosten van bijvoorbeeld het aanvragen van een uittreksel uit het handelsregister omlaag? Zou het opvragen van een digitaal uittreksel, bijvoorbeeld in pfd-formaat, gratis kunnen?

Het aanleveren van mutaties voor het handelsregister moet momenteel schriftelijk, via papier en post. Dit kost veel tijd en geld. Zou dit ook digitaal kunnen, bijvoorbeeld via de DigiD?

Er wordt gesteld dat voor de registertaak in de komende jaren besparingen kunnen worden gerealiseerd. Dit zal plaatsvinden door digitalisering en centrale aansturing. Kan de regering deze voordelen concretiseren, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Voorlichting

De leden van de PvdA-fractie juichen het toe dat de dienstverlening uitsluitend wordt aangeboden als daar substantiële vraag naar is vanuit de ondernemers. Maar wordt ook proactief aan (groepen) ondernemers gerichte dienstverlening aangeboden? Is de regering het met de leden van de PvdA-factie eens dat ook actief samenwerking zou moeten worden gezocht met dienstverleners die werkzoekenden begeleiden, zodat de optie om ondernemer te worden beter in beeld komt? De leden van de PvdA-fractie vinden dat ook gerichte dienstverlening op groepen als stoppers (ondernemers die hun bedrijf willen verkopen), starters vanuit een uitkering, met etnische achtergrond, of oudere starters «kern» van het takenpakket horen te zijn. Bij het inrichten van het dienstverleningspakket dient de focus te liggen op de kleinere mkb’ers, benadrukken deze leden. Is de regering het hiermee eens? Het koppelen van starters aan stoppers is voor de leden van de PvdA-fractie als deeltaak belangrijk, gezien het grote aantal stoppers dat hun bedrijf zonder opvolger moet opheffen. Dit brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee. Gaat deze taak tot het dienstverleningspakket horen?

De leden van de CDA-fractie erkennen het belang van een deugdelijke voorlichtingstaak door de Kamer van Koophandel. Deze leden zijn dan ook verheugd dat dit wordt erkend. De eerstelijns ondersteuning bestaat uit een algemene informatie- en doorverwijsfunctie en een eerstelijns advies en ondersteuningstaak. Deze dienstverlening wordt vraag gestuurd vormgegeven. Op welke wijze zal een kleinere Kamer van Koophandel daartoe in staat zijn? In hoeverre is het mogelijk om zowel algemene ondersteuning te bieden als meer maatwerk voor elk bedrijf? In hoeverre is er ruimte voor de regio’s om dit zelf optimaal in te vullen op de behoeften van ondernemers in de desbetreffende regio?

In bepaalde gevallen zal ook tweedelijnsondersteuning worden geboden door de Kamer van Koophandel. Welke bedrijven/ondernemingen komen daarvoor in aanmerking, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Hoe wordt dit gefinancierd? Om hoeveel gevallen gaat dit naar verwachting?

De leden van de D66-fractie willen graag weten hoe de beschreven voorlichtingstaak zich verhoudt tot zaken die commerciële partijen aanbieden. Deze leden denken hierbij bijvoorbeeld aan startersdagen. Zij hebben veel klachten ontvangen van partijen die dergelijke activiteiten met succes organiseren, maar vervolgens beconcurreerd worden door de Kamer die dit dan goedkoper of zelfs gratis aanbiedt.

De regering schrijft in de memorie van toelichting over de «nog altijd bestaande marktimperfectie» op de gebieden voorlichting en advies voor de kleinere mkb-ondernemingen. De leden van de fractie van D66 horen graag wat aan deze aannames ten grondslag ligt. En ook willen zij weten van de regering welke waarborgen zijn ingebouwd die concurrentie met de markt voorkomen. Tevens vragen zij hoe de nadruk op kleine en startende ondernemingen zich verhoudt tot de conclusie van de evaluatie uit 2010 dat kleinere ondernemingen juist kritischer zijn op de Kamer.

Innovatiestimuleringstaak

De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel dat innovatiestimulering wordt toegevoegd aan de wettelijke taken van de Kamer en dat de taken die Syntens had op dit gebied worden geïntegreerd in de nieuwe organisatie. Betekent dit dat er ook nieuwe taken bij komen ten opzichte van de taken die Syntens had? Het innovatiebeleid van de overheid vindt in belangrijke mate plaats via financiële faciliteiten voor innovatieve bedrijven, zowel fiscaal als via subsidies. Gaat de nieuwe Kamer van Koophandel zich ook bezig houden met informatieverstrekking hierover? Hoe verhoudt zich dat tot de taken van Agentschap NL? Waarin komt de meerwaarde te zitten ten opzichte van de taken van Agentschap NL?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de nieuwe Kamer van Koophandel «regiospecifieke economische stimuleringsactiviteiten» kan ontplooien, bijvoorbeeld gericht op het oplossen van knelpunten in de regio. Aan wat voor een soort activiteiten kan dan worden gedacht? De Kamer van Koophandel kan hierbij subsidies van beperkte omvang verstrekken, uit welke geldstroom worden die bekostigd? In hoeverre is het nodig dat dit nieuwe landelijke zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) dergelijke kleinschalige projecten uitvoert? Is dat niet iets om aan decentrale overheden te laten?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom sociale innovatie als «bijbehorend aspect» wordt gezien? Deze leden vragen of de regering het belang van sociale innovatie onderkent? Zij vinden dat sociale innovatie juist extra aandacht behoeft gezien de bewezen resultaten voor ondernemingen. Wat gaat de regering doen om sociale innovatie de plaats te geven in de innovatiestimuleringstaak die het toekomt? De innovativiteit van het mkb dient volgens de leden van de PvdA-fractie een speerpunt te zijn in de innovatiestimuleringstaak. Is ondersteuning en begeleiding op het gebied van innovatie, gezien het grote belang van innovaties voor de economie, niet erg mager, zo vragen deze leden? Waarop is dit quotum gebaseerd? Wat wordt gedaan voor mkb’ers met specifieke kenmerken, zoals bijvoorbeeld een etnische achtergrond?

Tevens vragen deze leden welke rol regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) kunnen spelen?

De leden van de CDA-fractie delen de constatering dat innovatie cruciaal is voor de welvaartsgroei van Nederland. Het is dan ook goed dat de Kamer van Koophandel ondernemers voor zal lichten en aan zal zetten tot innovatiestimulering. Deze leden vragen echter nog wel op welke wijze dat zal gebeuren. In hoeverre is maatwerk echt mogelijk bij voorlichting over innovatie? Op welke wijze zijn de in de memorie van toelichting genoemde maxima van 16 uur per jaar en maximaal 48 uur in drie jaar vastgesteld? Wat valt hieronder? In hoeverre is dit voldoende? Aangezien onze economie drijft op export zouden de leden van de CDA-fractie graag zien dat er ook nadrukkelijk aandacht is voor internationale handel/export vanuit de Kamer van Koophandel, in hoeverre is hier ruimte voor?

De leden van de fractie van D66 hebben vernomen dat er op dit moment een evaluatie van Syntens gaande is. Het lijkt hen vroegtijdig om voordat de leden de conclusies van deze evaluatie hebben ontvangen, in te gaan op de functie van Syntens en de positie van innovatiestimulering in dit wetsvoorstel. De leden van de D66-fractie vragen dan ook begrip dat zij dit op een later moment nog schriftelijk zullen willen doen.

Regiospecifieke activiteiten

Wat betreft de regionale activiteiten van Kamers van Koophandel bereiken de leden van de VVD-fractie geluiden dat de huidige taken op het gebied van de ruimtelijke ordening en omgeving goed gewaardeerd worden. Op dit thema kan de Kamer van Koophandel een toegevoegde waarde zijn, in hoeverre blijven de activiteiten gericht op het leveren van kennis en ondersteuning op dit gebied gehandhaafd?

De verlening van verschillende vergunningen behoort tot het takenpakket van de gemeente. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het nieuwe ondernemersplein ook het loket wordt waar de ondernemer voor lokale vergunningen terecht kan?

De Tweede Kamer is eind 2011 door de regering geïnformeerd dat de transitiekosten van de Kamers van Koophandel en Syntens zoveel mogelijk uit de eigen vermogens van betreffende organisaties zouden moeten worden bekostigd. De toenmalig Minister heeft in een brief aangegeven dat eventuele resterende middelen in de regio zouden kunnen worden benut waar deze werden opgebracht. Heeft de regering al inzicht in hoeverre er regionale middelen overblijven, en in de regio’s waar deze zijn opgebracht kunnen worden benut?

De Kamer van Koophandel stelt regio’s in op basis van objectieve criteria, de leden van de PvdA-fractie vragen welke dit precies zijn en waarom deze criteria gekozen zijn? Kan de regering een overzicht verschaffen?

Er worden vijf regio’s gecreëerd. Is hierbij meegewogen dat de klanten altijd op geringe afstand fysieke KvK-dienstverlening vinden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Kan de regering een overzicht geven van de criteria bij het bepalen van het aantal en de ligging van de regio’s? Hoe wordt voorkómen dat de kennis en expertise van het regionale bedrijfsleven van medewerkers van de Kamer van Koophandel verloren gaat?

De Limburgse regio kan andere behoeften en (ondernemers)cultuur hebben dan bijvoorbeeld Amsterdam. Hoe wordt in de «kleuring» en identiteit van de (oorspronkelijke) regio’s voorzien, vragen de leden van de PvdA-fractie? Hoe wordt invulling gegeven aan specifieke regionale behoeften?

Zes van de huidige Kamers van Koophandel maken onderdeel uit van de zogenoemde «grensregio’s». Deze Kamers hebben een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van grensoverschrijdende samenwerking. De leden van de PvdA-fractie willen weten of er voldoende capaciteit beschikbaar blijft om euregionale ontwikkelingen en samenwerking te stimuleren? Welke rol ziet de regering hierbij voor de nieuwe Kamer van Koophandel? En op welke manier wordt de Kamer van Koophandel hierin gefaciliteerd?

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de regionale raden worden «bemensd»? Hoe ligt de verhouding grootbedrijf/mkb/zelfstandigen zonder personeel en werkgevers/werknemers? Hoe wordt gegarandeerd dat ook vrouwelijke en etnische ondernemers voldoende in beeld zijn en worden vertegenwoordigd? Hoe gaan de raden de regio’s betrekken bij hun taken? Welke taken vallen precies onder «regiospecifieke economische stimuleringsactiviteiten» en welke niet? De leden van de PvdA-fractie menen dat (kennis en ondersteuning op het gebied van) ruimtelijke ordening en omgeving moet vallen onder de regiotaak, omdat het mkb veelal regionaal actief is. Wat is de reactie van de regering op voorgaande?

De leden van de SP-fractie constateren dat binnen de nieuwe landelijk vastgestelde kaders er ruimte blijft voor specifieke regionale activiteiten. Het voorstel geeft duidelijk aan dat dit wel met minder geld, minder mensen en nadrukkelijker vraag gestuurd vanuit ondernemers dient plaats te vinden. Deze leden vragen wat de gevolgen van deze ingeslagen weg zijn voor de krimpregio’s? Is er voor deze regio’s specifieke aandacht en is de regering voornemens om voor deze gebieden meer mogelijkheden te creëren?

Er wordt een regionale raad ingesteld met maximaal 12 leden, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Wat wordt precies de relatie van deze raad tot de Kamer van Koophandel? Wie benoemt en betaalt deze leden? Hoeveel regio’s zijn er initieel (ervan uitgaande dat er op termijn inderdaad nog maar vijf regio’s zouden zijn zoals in het regeerakkoord staat vermeld)?

Wat betreft de regiospecifieke activiteiten merken de leden van de fractie van D66 op dat de beschreven taken heel dicht liggen bij lokale lobby of andere taken die lokale verenigingen en lokale brancheverenigingen kunnen oppakken. Deze leden vragen de regering op welke manier zij waarborgt dat dit complementair zal zijn aan activiteiten die al door bijvoorbeeld brancheverenigingen worden gedaan.

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de regionale functie van de regioafdelingen van de Kamer van Koophandel. Deze wordt afgeslankt in verband met overlap met de activiteiten van onder meer brancheorganisaties. Ondernemersorganisaties hebben gevraagd of de Kamer van Koophandel wel een rol kan blijven spelen bij het leveren van kennis en ondersteuning op het gebied van de ruimtelijke ordening, zoals het in kaart brengen van de betekenis van ruimtelijke ordeningsbesluiten op de regionale economie. Steunt de regering deze lijn?

De Kamer en de Wet markt en overheid

De Kamer van Koophandel krijgt ook de mogelijkheid om tegen integrale tarieven facultatieve taken uit te voeren, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Deze taken zullen aanvullend zijn op het aanbod in de markt en zullen daarom niet als concurrerend worden beschouwd. In hoeverre beschikt de nieuwe Kamer van Koophandel over voldoende capaciteit om deze taken uit te voeren? Door wie en aan de hand van welke criteria wordt bepaald of dergelijke facultatieve taken nuttig zijn? Er kunnen voorschriften voor worden opgesteld, zo staat in de memorie van toelichting. Wie bepaalt dat? De leden van de CDA-fractie pleiten voor een nadrukkelijke rol van de regio in dezen. Dicht bij ondernemers op basis van behoeften vanuit ondernemers in de regio.

De leden van de fractie van D66 kijken altijd met een kritische blik naar het uitvoeren van taken door de Kamer die de markt ook op zich zou kunnen nemen. Deze leden zijn echter van mening dat dit probleem eenvoudiger opgelost kan worden door in het onderhavig wetsvoorstel kritischer te kijken naar het takenpakket en de wettelijke taken.

Tevens stellen deze leden vragen bij de voorgestelde uitfaseringstermijn van een jaar voor het geval er taken zowel door de markt als de Kamer worden gedaan. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de concurrentiepositie van ondernemers belangrijker zijn dan desinvesteringskosten van een publiek orgaan. Zij denken dat het afschaffen van deze uitfaseringstermijn de Kamer kritischer zal maken naar welke taken zij meent te moeten oppakken. Graag ontvangen deze leden van de regering een reactie op deze redenatie.

3. Bestuurlijke positionering en visie stakeholders

De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel dat de Kamer van Koophandel in staat wordt gesteld binnen redelijke kaders eigen inkomsten te genereren. Wat zijn die redelijke kaders precies? Hoe wordt voorkomen dat het van het Rijk gekregen budget voor de wettelijke taken en de eigen inkomsten door elkaar heen gaan lopen en er het een voor het ander wordt aangewend?

De regering schrijft dat het, gelet op de ICT-component die samenhangt met diverse taken van de Kamer van Koophandel, van belang is dat er binnen de Raad van Bestuur op dit vlak voldoende expertise aanwezig is. De leden van de VVD-fractie onderschrijven die zienswijze. ICT vergt veel specifieke kennis en niet zelden lopen ICT-projecten (bij het Rijk) uit op stevige debacles. Hoe wil de regering de ICT-expertise precies borgen? Komt er een aparte functie (een Chief IT Officer) binnen de Raad van Bestuur hiervoor? Hoe wordt de kennis van ICT verder binnen de organisatie verankerd?

Het voorstel om het aantal ZBO’s drastisch te beperken tot één apart ZBO vinden de leden van de PvdA-fractie een logische stap, mits de herkenbaarheid en dienstverlening voor de klanten in de regio er niet de dupe van worden. Hoe wordt in het algemeen de regionale inbedding, zoals bij het «oude» stelsel van Kamers van Koophandel, gegarandeerd?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Kamer van Koophandel een ZBO blijft. In hoeverre is overwogen om een andere vormgeving te kiezen?

De leden van de fractie van D66 willen graag weten waarom ervoor is gekozen om de voordracht van de leden van de Centrale en Regionale Raden door centrale en regionale werkgevers- en werknemersorganisaties te laten doen. Deze leden vragen zich vooral af hoezeer de werknemersorganisaties nog een vertegenwoordigende rol vervullen. Deze leden vragen of het mogelijk is om in dit gedeelte van de wet op te laten nemen dat deze organisaties voor dit voorrecht wel een significant gedeelte van de ingeschrevenen dienen te vertegenwoordigen, bijvoorbeeld minstens 75%.

Wat betreft de visie van de stakeholders ontvangen de leden van de D66-fractie graag puntsgewijs de input die door de betrokkenen is geleverd en per punt aangegeven of het wel of niet is meegenomen en waarom deze keuze als volgt is gemaakt.

Voorts lezen deze leden in de toelichting op het voorstel «De organisatie moet qua activiteiten ondernemend kunnen opereren om zijn waarde richting ondernemers te kunnen bewijzen. Daartoe moet de Kamer in staat worden gesteld binnen redelijke kaders eigen inkomsten te genereren.» De leden van de D66-fractie kunnen deze redenatie niet volgen, zij zien niet in waarom de Kamer eigen inkomsten zou moeten kunnen genereren en zien niet welk belang daarmee is gediend. Deze leden ontvangen graag een toelichting op dit gedeelte.

De Raad van State bekritiseert het doorsnijden van de rechtstreekse banden tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en het bestuur van de Kamer van Koophandel. De leden van de SGP-fractie vragen naar aanleiding van deze kritiek en de reactie van de regering daarop waarom een beperkte vertegenwoordiging van werkgevers- en werknemersorganisaties afbreuk zou doen aan de slagkracht van het bestuur van de Kamer van Koophandel.

4. Wijzigingen met betrekking tot het bestuur van de Kamer van Koophandel

De regionale raden worden van beperkte omvang, omdat een goede regionale verankering van belang blijft. Kan de regering deze redenering toelichten, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Hoe kan volgens de regering een regionale raad van beperkte omvang effectief bijdragen aan het (behouden van) regionale verankering, vragen de leden van de PvdA-fractie? Wie horen in de ogen van de regering de regionale raden te consulteren over het ontwerp voor een regionaal meerjarenprogramma?

Naar verwachting zullen kwaliteitscriteria worden opgenomen in het profiel voor leden van de Centrale Raad en regionale raden. De leden van de PvdA-fractie vinden dat representativiteitscriteria verplicht onderdeel van het profiel horen te zijn. Is de regering het met deze leden eens?

Kan de regering toelichten waarom niet is gekozen voor het instellen van een Raad van Toezicht, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Zowel de leden van de PvdA als de SP-fractie vragen de regering toe te lichten hoe de opmerkingen op pagina 15 van de memorie van toelichting over de organisatiestructuur (De governance van de nieuwe organisatie zal bestaan uit de leden van de KvK die binnen de organisatie gezamenlijk de raad van bestuur en de Centrale Raad vormen) zich verhouden tot de bepaling bij artikel 9 derde lid (een lid van de Centrale Raad kan niet tevens lid zijn van de Kamer of in dienst zijn van de Kamer)?

De huidige bestuurders worden direct gekozen door werkgevers en werknemers, zo stellen de leden van de CDA-fractie vast. Op dit moment zijn er nog 288 bestuursleden. In de toekomst zullen er nog maar vijf professionele bestuurders zijn. Hoeveel parttime bestuurders zullen er dan bijkomen? Kan de regering een organogram van het nieuwe organisatiemodel laten zien, inclusief een overzicht van de positie van de regionale en centrale raad?

Er is gekozen voor een duidelijke betrokkenheid van de werkgevers en werknemersorganisaties. Zij participeren op allerlei manieren bij de benoemingen. Is de Minister nog betrokken bij de benoemingen? In hoeverre verschilt dat met de huidige situatie? In hoeverre is er ruimte voor benoemingen vanuit de regio’s?

De leden van de CDA-fractie vinden het niet wenselijk dat er in de huidige structuur geen ruimte is voor een Raad van Commissarissen dan wel een Raad van Toezicht. Waarom heeft de regering daar niet voor gekozen. Deze leden betreuren deze keuze en overwegen op dit punt een amendement in te dienen.

De Centrale Raad krijgt een zware programmerende rol en adviesrol zo wordt vermeld in de memorie van toelichting op pagina 16. Ook staat hier te lezen dat de adviezen van de Centrale in beginsel leidend zijn voor de wijze waarop de taken worden ingevoerd. Wat wordt in dezen dan de precieze taakverdeling met de raad van bestuur?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de regering de eerder voorgestelde Raad van Toezicht wil schrappen uit de governance structuur voor de Kamer van Koophandel. Waarom wil zij deze Raad van Toezicht schrappen?

5. Toezicht door de minister

De leden van de fractie van D66 lezen dat de Minister toezicht houdt op de Kamer van Koophandel. Aangezien de Tweede Kamer weer toezicht houdt op de regering, vragen deze leden hoe zij geïnformeerd zullen worden over het reilen en zeilen van de Kamer.

6. Wijzigingen met betrekking tot het personeel

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe geborgd wordt dat de kennis en expertise van de medewerkers van «oude» organisaties in de nieuwe structuur behouden blijft?

De leden van de SP-fractie zouden graag meer informatie ontvangen over de gevolgen voor het personeel van de bestaande organisaties. Gaat deze wijziging gepaard met gedwongen ontslag? Met welk percentage dient het personeelsbestand te krimpen en is hierdoor de kwaliteit van de dienstverlening wel te waarborgen?

Voor al het personeel van de Kamers van Koophandel en de Stichting Syntens is de cao van het Rijk van toepassing. De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot de beoogde reorganisatie is, uitgedrukt in aantallen fte? Wat zijn de gevolgen van het feit dat alle medewerkers onder de cao van het Rijk vallen voor de reorganisatie?

Ondernemers in de regio’s hebben via de solidariteitsheffing jarenlang geld opgebracht voor de regio, in hoeverre hebben de regio’s straks nog zeggenschap over het geld dat in een bepaalde regio is opgebracht ten gunste van de desbetreffende regio? In hoeverre wordt hier rekening gehouden met de maatregelen die in de desbetreffende regio’s op het personele vlak reeds genomen zijn de afgelopen jaren en wordt goed gedrag daarmee beloond?

7. Europeesrechtelijke aspecten en staatssteun

Regionale ondernemerspleinen

De regering geeft aan dat er fysieke loketten en ontmoetingsplaatsen moeten zijn voor alle ondernemers op een aantal goed bereikbare locaties in het land. De leden van de PvdA-fractie ondersteunen dit uitgangspunt, maar vindt dat nabijheid van de dienstverlening ook van belang is. Worden de ontmoetingsplaatsen daartoe ingericht? Welke dienstverlening kunnen ondernemers op deze ontmoetingsplaatsen verwachten? Wie beslist daarover?

Informatie, voorlichting, innovatiestimulering en regiostimulering

De DAEB-taken worden voor het grootste deel rechtstreeks uit de begroting van het Ministerie van Economische Zaken gefinancierd. De leden van de PvdA-fractie constateren dat jaarlijks via de goedkeuring van de begroting door de Minister wordt bepaald hoe het beschikbare budget over de taken wordt verdeeld. Hoe wordt de continuïteit van de taken gewaarborgd? Kan het takenpakket jaarlijks verschillen?

Facultatieve taken

De leden van de D66-fractie vragen zich af wat de toegevoegde waarde is van dergelijke facultatieve taken. Zij willen weten waarom de regering deze taken nodig acht en wat dit voor toegevoegde waarde oplevert voor de ondernemer. Voorts vragen ze de regering op de redenatie te reageren dat als een taak nodig is, deze wettelijk verplicht voor alle regio’s zou moeten zijn en als deze niet voor alle regio’s nodig is, hij gewoon niet nodig is.

8. Financiële effecten

De financiering van de nieuwe Kamer van Koophandel zal gaan lopen via de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, in plaats van via wettelijke heffingen voor ondernemers. Tegenover het afschaffen van deze heffing voor ondernemers staan gestegen lasten voor het bedrijfsleven elders. Deze compenseren elkaar dus. Hoe zorgt de regering ervoor dat dit voldoende aan bedrijven wordt uitgelegd? Dus dat tegenover de lastenverzwaringen elders een lastenverlichting staat in de vorm van het afschaffen van deze heffing? De heffing voor de Kamer van Koophandel werd niet alleen betaald door ondernemers, maar ook door bijvoorbeeld Verenigingen van Eigenaren (VvE’s), waarvan er heel wat zijn in het land. Ook zij zijn nu verschoond van de verplichte heffing voor de Kamer van Koophandel, in hoeverre betalen zij nog steeds mee in de nieuwe structuur? Of betekent het dat een VvE, die al is ingeschreven in het handelsregister, voortaan niet meer bijdraagt aan de nieuwe Kamer van Koophandel?

De leden van de PvdA-fractie hebben steeds benadrukt dat het afschaffen van de wettelijke heffingen niet mag worden afgewenteld op burgers. Hoe wordt, gegeven de onderhandelingen over de bezuinigingen, gegarandeerd dat het principe «de ondernemer blijft betalen» altijd in stand blijft?

Kan de regering nader toelichten wat de totale financiële taakstelling op de activiteiten van de Kamer van Koophandel in 2015 bedraagt? Hoe deze wordt ingevuld de komende jaren, bijvoorbeeld door in te gaan op verschillende onderdelen, zoals het deel dat neerslaat bij de Syntens-taken? Is hierover met de betrokken organisaties overleg gevoerd en wat was daarvan de uitkomst?

De financieringssystematiek van de nieuwe Kamer van Koophandel zal veranderen van de huidige situatie door invoering van begrotingsfinanciering. Wat zijn hiervan de gevolgen voor het financieel toezicht door het Ministerie, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De Kamer van Koophandel werd in het verleden gefinancierd door wettelijke heffingen van inschrijfplichtigen en door inkomsten uit producten en diensten. Syntens wordt gefinancierd door subsidies van het Ministerie van Economische Zaken en andere overheidsorganisaties. Vanaf 2013 is er sprake van begrotingsfinanciering voor 148 miljoen euro. Hoeveel dragen de ondernemers concreet nog bij aan de nieuwe Kamer van Koophandel per 1 januari 2015? Hoe omvangrijk is naar verwachting de cofinanciering en subsidies van derde partijen? De Kamer van Koophandel zal ook overgaan op schatkistbankieren, om hoeveel middelen gaat het hier?

9. Bedrijfseffecten

Dienstverlening

De leden van de VVD-fractie vinden het een zeer goede zaak dat alle informatie voor ondernemers wordt gebundeld via het ondernemersplein. Wel zien zij het risico dat de hoeveelheid informatie zodanig groot wordt dat, ondanks het centrale punt van aanbieden, het gewenste overzicht voor de ondernemer niet wordt bereikt. Deze leden vragen zich daarom af hoe dit kan worden voorkomen? Wordt er een maximum gesteld aan de hoeveelheid informatie?

De leden van de PvdA-fractie willen benadrukken dat alleen de klanten van de toekomstige ondernemerspleinen kunnen bepalen of de dienstverlening (aanzienlijk) verbetert. Periodiek is een klantentevredenheidonderzoek daartoe het middel. Worden hiervoor ook middelen gereserveerd? Bij het beoordelen van de kwaliteit van de dienstverlening hoort, volgens deze leden, ook nabijheid, kennis en expertise, en regionale inbedding meegewogen te worden. Is de regering het met deze leden eens?

Administratieve lasten

De leden van de PvdA-fractie achten het noodzakelijk dat de administratieve lasten voor ondernemers worden beperkt. Kan de regering aangeven wat de doelstelling is ten aanzien van de vermindering van de administratieve lasten voor ondernemers van de voorstellen? Welke overige doelstellingen hanteert de regering ten behoeve van de evaluatie, zoals door werkgevers- en werknemersorganisaties gewenst? Hoe en door wie worden de doelstellingen gemonitord en geëvalueerd? Kan de regering een overzicht geven van de indicatoren die daarbij worden gehanteerd? Wanneer vindt een evaluatie van de wet plaats?

10. Evaluatie

Bij verandertrajecten is het nuttig om goed te bekijken of gewenste doelen zijn of worden behaald. Wat betreft de leden van de VVD-fractie is het daarom nuttig om de nieuwe structuur op enige termijn na invoering te gaan evalueren. Is er al in een dergelijke evaluatie voorzien? Zo ja, op wat voor een termijn is die evaluatie?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om, zoals werknemersorganisaties verzoeken, de wet na 3 jaar te evalueren? Zo ja, kan de regering een overzicht geven van doelstellingen, indicatoren en/of streefcijfers zodat een dergelijke evaluatie op een effectieve wijze kan plaatsvinden?

11. Artikelsgewijs

Artikel 3, Vierde lid

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de Minister wettelijke voorschriften zal vaststellen om voldoende regionale spreiding te garanderen? Wat wordt dan verstaan onder «voldoende»?

Artikel 51, Onderdeel P

Kan de regering een nader overzicht geven van de criteria op grond waarvan wordt overgegaan tot het instellen van een inschrijfvergoeding, zoals opgenomen in artikel 51, onderdeel P, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Kan de regering nader toelichten waarom het regeerakkoord en de budgettaire situatie hebben geleid tot het introduceren van een mogelijke inschrijfvergoeding?

De voorzitter van de vaste commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de vaste commissie, Van de Wiel