Mede namens mijn ambtgenoot van Economische Zaken informeer ik uw Kamer over de gevolgen van de buiten werking stelling van de Wet Bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Wbt), zoals toegezegd tijdens het debat over dataretentie op 25 maart jongstleden (Kamerstuk 33 870, nr. 4).
Op 11 maart 2015 heeft de rechter in een kort geding-procedure de Wbt buiten werking gesteld. Tijdens het debat over dataretentie op 25 maart heeft mijn ambtgenoot van Economische zaken toegezegd dat Agentschap Telecom (AT) binnen een maand bij de grote aanbieders een toezichtbezoek zal afleggen. Bij dit bezoek wordt erop toegezien of alle gegevens die niet voor bedrijfsdoeleinden worden bewaard tijdig worden vernietigd. Bij deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over de bevindingen van het AT.
Daarnaast heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de gevolgen van de buitenwerking stelling van de Wbt voor de opsporing en vervolging van ernstige criminaliteit.
Bevindingen Agentschap Telecom
Zoals toegezegd aan uw Kamer heeft AT naar aanleiding van de buitenwerkingstelling van de Wbt de vijf grote aanbieders bezocht voor een inspectieonderzoek.1
Uit inspectie van de bij de grote aanbieders aanwezige systemen – waarmee locatie- en verkeersgegevens worden verwerkt – blijkt dat alle grote aanbieders de gegevens die alleen op basis van de Wbt werden bewaard hebben vernietigd en dat alle grote aanbieders vanaf 11 maart 2015 uitsluitend verkeers- en/of locatiegegevens aan behoeftestellers hebben geleverd die alleen op basis van een bedrijfsdoel worden verwerkt.2
Geconstateerd is dat alle grote aanbieders voldoen aan de eisen die in de Telecommunicatiewet worden gesteld aan het verwerken van verkeers- en locatiegegevens. Voor nadere informatie verwijs ik u naar bijgaande factsheet3.
Momenteel voert Agentschap Telecom het aangekondigde onderzoek bij de overige aanbieders uit. Dit onderzoek is gestart met het vorderen van de informatie van de aanbieders waaruit blijkt of zij voldoen aan het huidige wettelijke kader. Indien nodig worden aanbieders bezocht om dit ter plaatse te verifiëren. Voor de beantwoording van de vragen is een termijn gesteld, het is daarom niet mogelijk op dit moment al
uitspraken te doen over de naleving binnen deze groep.
Gevolgen opsporing en vervolging
Bij brief van 24 maart jongstleden (Kamerstuk 33 542, nr. 17) bent u geïnformeerd over de juridische gevolgen van de buiten werking stelling van de Wbt voor opsporing het vervolging.
Kort gezegd, het is voor aanbieders van telecommunicatiediensten niet langer toegestaan om gegevens zonder bedrijfsdoeleinden te bewaren. De Wbt bevat geen afzonderlijke regels over de toegang tot de bewaarde gegevens omdat hierin reeds is voorzien met de bestaande regels in het Wetboek van Strafvordering. Op grond van die regels kan de officier van justitie tot iedere aanbieder van een communicatiedienst in het belang van het onderzoek een vordering richten gegevens te verstrekken over een gebruiker en het telecommunicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker (artikelen 126n/u Sv). De aanbieder is verplicht aan een dergelijke vordering te voldoen.
Op dit moment worden dan ook nog steeds telecomgegevens bij de aanbieders gevorderd. Dit zijn telecom gegevens die de aanbieders uit hoofde van hun bedrijfsvoering in hun administratie aanwezig hebben. Andere telecom gegevens kunnen niet meer worden aangeleverd. Zoals gesteld heeft het AT ook vastgesteld dat de gegevens die aanbieders alleen in het kader van de dataretentie dienden te bewaren, inmiddels door de aanbieders zijn verwijderd.
Het vonnis van de rechter is nog van recente datum. Het ontbreken van een bewaarplicht zal zich in de loop van de tijd steeds sterker doen gelden. In opsporingsonderzoeken naar ernstige strafbare feiten zoals high impact crimes waarin vaak meteen het onderzoek start, worden telecom gegevens van recente datum het eerst opgevraagd. Pas gaandeweg het opsporingsonderzoek kan uit de verzamelde informatie blijken dat ook gegevens over een langere of eerdere periode gewenst zijn. De effecten van het ontbreken van historische gegevens over een langere periode zullen zich dan ook in de loop van de tijd meer manifesteren.
Dit neemt niet weg dat het ontbreken van telecom gegevens ook nu invloed heeft op opsporingsonderzoeken. Zoals u zult begrijpen is het niet mogelijk concrete informatie over lopende onderzoeken met uw Kamer te delen. Zonder op concrete zaken in te gaan kan ik melden dat het ontbreken van telecommunicatiegegevens met name in zaken betreffende levensdelicten, woningovervallen met (zeer veel) geweld, ernstige vormen van bedreigingen, (omvangrijke) fraude/oplichting en kinderporno tot ernstige belemmeringen leidt in de opsporing.
Het is niet concreet aan te geven wat uiteindelijk de consequentie is van het ontbreken van telecom gegevens voor onderzoeken. Enerzijds omdat het hier lopende strafrechtelijke onderzoeken betreft, anderzijds omdat uiteraard al het mogelijke wordt gedaan om op andere wijze de toedracht te achterhalen en een verdachte te identificeren. Dat vergt in een aantal gevallen de toepassing van opsporingsmethoden en bevoegdheden die kunnen leiden tot grotere inbreuken op de privacy van personen. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de interceptie van telefoongespreken en het stelstelmatig observeren van verdachten en personen die met verdachten in contact staan. Het kan tevens betekenen dat onderzoeken een langere periode in beslag nemen.
Ik wil u ook nogmaals wijzen op het stuk dat Politie en OM hebben opgesteld waarin onder meer 130 zaken worden beschreven waarin telecomgegevens een belangrijk, in sommige gevallen zelfs het belangrijkste, opsporingsmiddel waren (Kamerstuk 31 145, AC).
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur