Kamerstuk 33540-8

Amendement van het lid Klein over het laten vervallen van de inperking op het lenen aan openbare lichamen in een toezichtsrelatie

Dossier: Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in 's Rijks schatkist (verplicht schatkistbankieren)


Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID KLEIN

Ontvangen 2 juli 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel C, artikel 2, derde lid, vervalt «, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast».

Toelichting

In het wetsvoorstel verplicht schatkistbankieren wordt de grondwettelijke autonomie van decentrale overheden op onderdelen ingeperkt. Indiener is van mening, dat de grondwettelijke autonomie van medeoverheden óók onder bijzondere omstandigheden zoveel mogelijk gerespecteerd dient te worden,

De reeds bestaande mogelijkheid voor medeoverheden voor onderling uitlenen wordt door het wetsvoorstel beperkt in die zin, dat uitlenen tussen medeoverheden die in een toezichtrelatie tot elkaar staan niet meer wordt toegestaan;

Indiener is van mening, dat een toezichtrelatie tussen medeoverheden niet in de weg hoeft te staan aan het onderling uitlenen, temeer daar leningen verstrekt worden door intermediairs, waardoor de provincie op enige afstand staat van de lenende partij. Door het amendement wordt de beperking voor onderling lenen tussen medeoverheden ongedaan gemaakt, zodat leningen van provincies aan «eigen» gemeenten en waterschappen mogelijk blijven.

Klein