Ontvangen 27 mei 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I, onderdeel D, wordt aan artikel 230v, zesde lid, een zin toegevoegd, luidende:
Van deze eis van schriftelijkheid is uitgezonderd de overeenkomst waarin een tussen partijen bestaande overeenkomst wordt verlengd of vernieuwd.
Deze nota van wijziging, die ik mede namens de Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën aanbied, wijzigt artikel 230v lid 6 van het wetsvoorstel. Voor de toelichting op de gemaakte keuzes bij het schriftelijkheidsvereiste verwijs ik naar paragraaf 2 van de nota naar aanleiding van het verslag.
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangekondigd, verduidelijkt de nieuwe slotzin van artikel 230v lid 6 dat enige overeenkomst op afstand tot het geregeld verrichten van diensten of tot het geregeld leveren van gas, elektriciteit, water of van stadsverwarming waarin sprake is van de verlenging of vernieuwing van een tussen partijen bestaande overeenkomst, is uitgezonderd van de eis van schriftelijkheid.
Het begrip «verlenging» ziet op de verandering van de termijn van de overeenkomst. Van verlenging is bijvoorbeeld sprake wanneer een abonnement voor mobiele telefonie is aangegaan met een looptijd tot 1 januari 2016 en wanneer telefonisch wordt overeengekomen om de einddatum te veranderen in 1 januari 2017. Bij een overeengekomen «vernieuwing» wijzigen ook de overige voorwaarden van de te vervangen overeenkomst. Uitgaande van het hiervoor beschreven voorbeeld van een telefoonabonnement, zou bijvoorbeeld ook een internetbundel aan het abonnement voor mobiele telefonie kunnen worden toegevoegd of kunnen partijen een nieuwe prijs voor de bestaande telefoondienst overeenkomen. In deze gevallen volstaat de wilsovereenstemming per telefoon om de overeenkomst tot stand te laten komen. De gemaakte uitzondering laat uiteraard onverlet dat de overige bepalingen voor het sluiten van overeenkomsten, zoals afdeling 2B en de afdeling inzake oneerlijke handelspraktijken van toepassing zijn. Dit betekent onder meer dat de consument het recht heeft om de gesloten overeenkomst overeenkomstig artikel 230o binnen veertien dagen na het sluiten van de overeenkomst te ontbinden.
Wordt – los van de al bestaande overeenkomst – een nieuwe overeenkomst gesloten, dan geldt het schriftelijkheidsvereiste wel. Of er sprake is van een vernieuwing van een bestaande overeenkomst dan wel het sluiten van een geheel nieuwe overeenkomst hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de bedoeling van partijen en hetgeen de consument op grond van de verklaringen en gedragingen van de handelaar mag aannemen (artikel 3:35 BW). Hiermee wordt aangesloten bij de rechtspraak van de Hoge Raad inzake voortzetting van verzekeringsovereenkomsten (Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX* 2012, nr. 206 en HR 8 januari 1993, NJ 1994/151). In het gegeven voorbeeld van mobiele telefonie is het toevoegen van een internetbundel normaal gesproken een, ten opzichte van de oorspronkelijke dienst, ondergeschikte wijziging van de overeenkomst. Het schriftelijkheidsvereiste is in deze situatie niet van toepassing. Bij een overeenkomst betreffende vaste telefonie die wordt vervangen door een «alles in één-pakket», waarbij ook televisie en een internetaansluiting wordt aangeboden, is daarentegen sprake van een niet-ondergeschikte uitbreiding van de overeenkomst naar andere diensten, waardoor in feite een nieuwe overeenkomst wordt aangegaan. Het schriftelijkheidsvereiste is dan wel van toepassing.
Ook wanneer een andere contractspartij dan de partij met wie de consument een overeenkomst heeft gesloten een overeenkomst aanbiedt ter vervanging van de bestaande overeenkomst, is het schriftelijkheidsvereiste van toepassing. Men kan hierbij denken aan een concurrerende telefoonprovider die contact opneemt met de consument, met als doel de consument naar hem te laten overstappen. Ter verduidelijking is hiertoe de zinsnede «een tussen partijen bestaande overeenkomst» opgenomen. Eventuele rechtsopvolgers die krachtens overdracht of overgang in de rechten van de oorspronkelijke contractspartijen zijn getreden, kunnen onder de term «partijen» worden gerekend. Met andere woorden, wordt in het gegeven voorbeeld de oorspronkelijke telefoonprovider met wie de consument een overeenkomst heeft, overgenomen door een concurrent en treedt die concurrent in de rechten van de oorspronkelijke telefoonprovider, dan kan deze concurrent per telefoon consumenten een verlenging of vernieuwing van de bestaande overeenkomst aanbieden zonder dat de overeenkomst schriftelijk tot stand hoeft te komen.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten