Vastgesteld 14 februari 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij vragen op welke termijn de Kamer een wetswijziging kan verwachten die het juridisch ouderschap van de vrouwelijke geregistreerde partner van de moeder op basis van het afstammingsrecht regelt. Daarnaast vragen deze leden of een dergelijke wetswijziging ook een aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) vereist. De voorgestelde wijzigingen zijn immers neutraal geformuleerd, terwijl in de memorie van toelichting enkel wordt vermeldt dat de duomoeder het ouderschap van rechtswege door huwelijk, door erkenning of door gerechtelijke vaststelling verkrijgt.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn verheugd dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie (Kamerstuk 33 032) heeft aangenomen. Deze leden achten dit een doorbraak in de gelijkberechtiging van lesbische ouderparen en hun kinderen. Voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is de voorliggende wijziging van de RWN noodzakelijk. Voornoemde leden roepen de regering daarom op de behandeling van dit wetsvoorstel voortvarend op te pakken.
De aan het woord zijnde leden merken op dat de regering tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie de toezegging heeft gedaan nader onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een betere juridische bescherming voor kinderen die opgroeien in zogenaamde meeroudergezinnen. In de brief over deze toezegging aan de Kamer (Kamerstuk 33 032, nr. 17) wordt de onderzoeksopdracht verengt. Anders dan de Kamer vroeg, wordt het onderzoek beperkt tot gezag door meer dan twee ouders. Deze leden vragen of de regering bereid is dit onderzoek niet uitsluitend te richten op de gezagskwestie, maar uit te breiden naar alle familierechtelijke aspecten die aan het ouderschap verbonden zijn. Zij denken daarbij ten minste aan erfrechtelijke, fiscaalrechtelijke, afstammingsrechtelijke en naamrechtelijke aspecten. Wanneer verwacht de regering dit onderzoek te kunnen afronden? Ook vragen deze leden welke partijen in het kader van dit onderzoek gehoord worden. Behoort daartoe ook de belangenvereniging van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (COC Nederland)?
De leden van de SGP-fractie hebben uit overtuiging geen steun gegeven aan het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie. Zij vinden het belangrijk dat een kind zoveel mogelijk een vader en een moeder heeft.
Het voorliggende wetsvoorstel is een afgeleide van dat wetsvoorstel. Deze leden vragen in hoeverre het onderhavige wetsvoorstel daadwerkelijk een noodzakelijk gevolg is van het eerder genoemde wetsvoorstel. Zij vinden het ongewenst dat de biologische vader van een kind volledig buiten beeld raakt. Graag vernemen zij welke problemen er ontstaan als het voorliggende wetsvoorstel niet wordt aangenomen. Bestaat dan het risico dat het betrokken kind eventueel geen enkele nationaliteit krijgt?
Verder vragen voornoemde leden wat de consequenties zijn als dit wetsvoorstel wel wordt aangenomen. Betekent dat dat een kind eventueel drie of meer nationaliteiten verkrijgt: die van de moeder, de vader en de partner van de moeder – indien het om een verschillende nationaliteiten gaat? Wat betekent dit voorstel concreet als een of meer van de betrokken ouders zelf een dubbele nationaliteit heeft? Vindt de regering dit een gewenste ontwikkeling?
De leden van de SGP-fractie constateren dat er als gevolg van dit wetsvoorstel in de RWN gesproken zal worden over vaderschap, moederschap en ouderschap. Zij vragen zich af of dit niet erg verwarrend werkt. In de huidige wet is de moeder degene die het kind ter wereld heeft gebracht. Voornoemde leden vinden dit een duidelijke keuze. Zij vragen waarom de regering dit uitgangspunt verlaat. Is het niet logischer om te kiezen voor een variant waarbij de moeder degene is die het kind ter wereld heeft gebracht en waarbij tevens als moeder geldt degene tot wie het kind op een andere manier in familierechtelijke betrekking staat? Sluit dit niet het meest aan bij het gebruikelijke uitgangspunt dat een kind een moeder en een vader heeft?
De aan het woord zijnde leden vragen waarom wordt voorgesteld om ook in artikel 4, vierde lid, in plaats van biologisch vaderschap van biologisch ouderschap te spreken? Is dit ook een noodzakelijke wijziging die voortvloeit uit het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie?
Het is deze leden niet duidelijk hoe binnen de andere landen van het Koninkrijk tegen het onderhavige wetsvoorstel wordt aangekeken. Zijn deze landen hierover geconsulteerd? Wat is hun visie hierop?
Ten slotte vragen deze leden aandacht voor de internationale consequenties van het onderhavige wetsvoorstel. Wat betekent dit wetsvoorstel voor de duidelijkheid over de nationaliteit van een persoon, wanneer hij of zij zich later wil vestigen in een land waar geen sprake is van de mogelijkheid dat iemand twee ouders van gelijk geslacht heeft?
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
Adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts