Ontvangen 27 mei 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel I, onderdeel B komt te luiden:
B
In artikel 77a wordt «de artikelen 9, eerste lid, 10 tot en met 22a, 24c, 37 tot en met 38i, 44 en 57 tot en met 62» vervangen door «de artikelen 9, 10, 12 tot en met 31, 35 tot en met 38u, 43a tot en met 44 en 57 tot en met 62» en wordt «de artikelen 77d tot en met 77gg» vervangen door: de artikelen 77d tot en met 77hh.
B
Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:
C
Artikel 77c wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «degene» vervangen door «de jongvolwassene», wordt «eenentwintig» vervangen door «drieëntwintig», wordt «de artikelen 77g tot en met 77gg» vervangen door «de artikelen 77g tot en met 77hh» en vervalt de laatste volzin.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 77e blijft buiten toepassing.
C
In artikel I, onderdeel J, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
7. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid», vervangen door: zevende lid.
D
Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:
K
Artikel 77t wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 77s, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: als bedoeld in artikel 77s, zevende lid, eerste volzin.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Verlenging van de termijn van de maatregel is slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. In de gevallen waarin de maatregel is verlengd, eindigt de maatregel voorwaardelijk een jaar voordat de maximale duur van de maatregel wordt bereikt. De rechter geeft in de beslissing tot verlenging van de maatregel aan wanneer de maatregel, behoudens verdere verlenging, onvoorwaardelijk eindigt. Artikel 77s, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing. Op de beslissing tot verlenging van de maatregel waarbij de maximale duur van de maatregel zal worden bereikt, is artikel 77s, tweede en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
E
Artikel I, onderdeel L, komt te luiden:
L
Artikel 77ta wordt als volgt gewijzigd.
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de maatregel voorwaardelijk eindigt als bedoeld in artikel 77s, zevende lid, en artikel 77t, tweede lid, geschiedt dit onder de algemene voorwaarde dat:
a. de veroordeelde zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking verleent aan het toezicht door de stichting, bedoeld in artikel 1, van de Wet op de jeugdzorg dan wel van een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid.
2. In het derde lid wordt «artikel 77s, zesde lid» vervangen door: artikel 77s, zevende lid.
F
In artikel I, onderdeel W, wordt de zinsnede «in het geval dat» vervangen door: in het geval.
G
In artikel I, onderdeel Y, wordt «danwel een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid» vervangen door: dan wel, indien het minderjarigen betreft, een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid.
H
In artikel II, onderdeel A, wordt «De artikelen 493 en 495a zijn van overeenkomstige toepassing» vervangen door: «Artikel 493 is van overeenkomstige toepassing» en wordt in het zesde lid een volzin toegevoegd, luidende: De reclassering kan ten behoeve van het advies inlichtingen inwinnen bij de raad voor de kinderbescherming.
I
Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:
B
Aan artikel 257a wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Ten aanzien van de jongvolwassene, die ten tijde van het begaan van de overtreding dan wel het misdrijf als bedoeld in het eerste lid, de leeftijd van achttien wel, maar nog niet die van drieëntwintig jaar heeft bereikt, kan de strafbeschikking naast de in het derde lid genoemde aanwijzingen, de aanwijzing bevatten dat de jongvolwassene zich richt naar de aanwijzingen van een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
J
In artikel II worden tussen onderdeel B en onderdeel C twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ba
Aan artikel 260 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Wanneer de verdachte ten tijde van het plegen van het misdrijf waarvan hij wordt verdacht de leeftijd van achttien wel maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en de officier van justitie voornemens is te vorderen dat recht zal worden gedaan overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, maakt hij dit aan de verdachte kenbaar. In dat geval is de verdachte verplicht in persoon te verschijnen. Bij de dagvaarding wordt hem kennis gegeven dat, indien hij niet aan deze verplichting voldoet, het gerecht zijn medebrenging kan gelasten.
Bb
Aan artikel 278, tweede lid, een volzin toegevoegd, luidende:
In het geval, bedoeld in artikel 260, zesde lid, is artikel 495a, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
K
Na ARTIKEL IV wordt een artikel ingevoegd, luidende als volgt:
ARTIKEL IVa
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) (32 398) tot wet is of wordt verheven, en eerder in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt in artikel I, onderdeel N, de zin «De artikelen 37, tweede en derde lid, en 37a zijn van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Artikel 37a is van overeenkomstige toepassing.
Met de nota van wijziging worden verdere technische wijzigingen in het wetsvoorstel doorgevoerd. Enkele wijzigingsopdrachten zijn omwille van de leesbaarheid geheel opnieuw geformuleerd. De materiële wijzigingen vinden hierna toelichting.
De onderdelen A en B verduidelijken dat de raad voor de kinderbescherming ook bij de toepassing van het jeugdstrafrecht op jongvolwassenen toezicht zal houden op de uitvoering van de jeugdreclassering. De raad houdt daarnaast toezicht op de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden bij minderjarigen, wanneer deze uitvoering bij minderjarigen is opgedragen aan een reclasseringsinstelling voor volwassenen (onderdeel G). Onderdeel H heeft onder meer betrekking op de inlichtingen die de volwassenenreclassering ter uitvoering van de adviestaak bij jongvolwassenen kan inwinnen bij de raad voor de kinderbescherming. Met de uitwisseling tussen de volwassenenreclassering en de raad voor de kinderbescherming wordt gewaarborgd dat het advies voldoende is toegesneden op de ontwikkeling van de jongvolwassene. Ook wordt zo gewaarborgd dat informatie over eerder onderzoek en behandeling – tijdens de minderjarigheid – ter beschikking kan staan aan de reclasseringswerker die het advies opstelt.
De overige wijzingen in onderdeel H en de wijzigingen in onderdeel J hebben betrekking op de verschijningsplicht van jongvolwassenen. Het gaat om jongvolwassenen ten aanzien van wie de officier van justitie kenbaar heeft gemaakt dat hij overweegt een jeugdsanctie te vorderen.
Met onderdeel K is voorzien in nadere technische afstemming tussen het onderhavige wetsvoorstel en het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel voor een Wet forensische zorg. Met dat voorstel wordt de gedragsdeskundige advisering waarnaar in het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht op onderdelen wordt verwezen niet langer geregeld in artikel 37, maar in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Dit onderdeel voorziet in de noodzakelijke wijziging.
De overige onderdelen herstellen redactionele misslagen of onjuiste verwijzingen.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven