Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 1 augustus 2012 en het nader rapport d.d. 29 oktober 2012, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2012, no. 12.001545, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Peru; 's-Gravenhage, 12 mei 2011 (Trb. 2011, 109), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 juli 2012, no. 12 001545, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 1 augustus 2012, nr. W03.12.0230/II/K, bied ik U hierbij aan.
Het verdrag ziet op de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Peru. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar acht verduidelijking noodzakelijk ter zake van de eventuele mogelijkheid van overbrenging van gevonniste personen die gebruik maken dan wel hebben gemaakt van de semi libertad-regeling.1
De toelichtende nota2 gaat in op de werking van het verdrag ten aanzien van veroordeelden die in Peru verblijven en gebruik maken van de semi libertad- regeling. Vermeld wordt dat het verdrag ziet op personen die gedetineerd zijn en hun straf ondergaan en dat personen die hebben gekozen voor de semi libertad als zodanig niet onder de werking van het verdrag vallen. Na de inwerkingtreding van het verdrag heeft een Nederlandse veroordeelde dus de keuze om ofwel te verzoeken om overbrenging naar het land van het Koninkrijk waar hij vandaan kwam, ofwel een verzoek in te dienen tot semi libertad, aldus de toelichting.3
De Afdeling wijst erop dat de Ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken bij eerdere gelegenheid in antwoord op Kamervragen inzake de overbrenging van in Peru gedetineerde Nederlanders die gebruik maken van de semi libertad regeling, hebben aangegeven dat, aangezien gedetineerden die met semi libertad zijn, nog steeds de status van gedetineerden hebben, vooralsnog wordt aangenomen dat ook deze groep gebruik kan maken van overbrenging indien zij aan de Nederlandse voorwaarden voldoet.4 Ook zetten de Ministers uiteen dat veroordeelden met een semi libertad regeling uit Peru naar Nederland zijn overgebracht.5
De Afdeling kan uit de tekst van het verdrag niet opmaken of het verdrag al dan niet ziet op de veroordeelden met semi libertad. Enerzijds bepaalt artikel 3, onder c, dat de gevonniste persoon6 kan worden overgebracht, indien op het tijdstip van ontvangst van het verzoek om overbrenging, nog ten minste zes maanden van de veroordeling moet worden ondergaan,behoudens bijzondere gevallen. Anderzijds voorziet artikel 9 erin dat de ontvangende staat rekening kan houden met de bepalingen inzake voorwaardelijke invrijheidstelling van de overbrengende staat.7
De Afdeling adviseert de passage in de toelichtende nota dat personen die hebben gekozen voor de semi libertad, niet onder de werking van het verdrag vallen, nader toe te lichten met inachtneming van het vorenstaande.
Het advies geeft aanleiding tot aanpassing van de toelichtende nota omtrent de werking van de Peruaanse semi-libertad en tot verheldering van de verhouding van deze maatregel tot de toepasselijkheid van het onderhavige verdrag. In dit rapport wordt het volgende opgemerkt.
De Kamervragen uit 2008/2009 waarnaar in het advies worden verwezen zijn beantwoord vóórdat de onderhandelingen over het voorliggende verdrag zijn gevoerd (Aanhangsel Handelingen II, nr. 9).
Tijdens de verdragsonderhandelingen is de semi-libertad besproken en is komen vast te staan dat personen die gekozen hebben voor de semi-libertad niet meer in aanmerking komen voor de overbrenging naar een van de landen van het Koninkrijk. De reden daarvoor is de volgende. Overbrenging van gevonniste personen als voorzien in het voorliggende verdrag beoogt de resocialisatie van tot vrijheidsstraf veroordeelde personen te bevorderen. Die resocialisatie is gericht op terugkeer in de samenleving van het land waar betrokkene zijn bestendige verblijf zal hebben. Overbrenging van gevonniste personen wordt dan ook toegepast ten aanzien van personen die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel in een land waarvan zij niet de nationaliteit hebben en waar zij na ommekomst van de straf ook niet kunnen en willen verblijven. Dat laatste blijkt uit het feit dat voor een overbrenging de uitdrukkelijke instemming van betrokkene nodig is. Een overbrenging naar het land van herkomst gebeurt vanuit detentie en voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf is voltooid, opdat de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving zal gebeuren in het land waar betrokkene na zijn vrijlating zal verblijven.
De maatregel van semi-libertad is gericht op resocialisatie in de Peruaanse samenleving en stelt veroordeelden in staat voordat de gehele vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd, terug te keren in die samenleving. Zoals in de toelichtende nota is beschreven moet een gedetineerde zelf verzoeken om voor semi-libertad in aanmerking te komen en aan een aantal voorwaarden voldoen. Ook Nederlanders kunnen voor deze regeling in aanmerking komen.
Hoewel het verdrag en de semi-libertad dus gemeen hebben dat zij de resocialisatie van de veroordeelde beogen, loopt het uiteindelijke doel ervan uiteen, doordat de plaats van de resocialisatie verschilt. Een verdrag tot overbrenging dient ertoe de resocialisatie van buitenlandse gedetineerden in hun eigen land te bevorderen, terwijl de semi-libertad ziet op resocialisatie in Peru en met het oog op voortgezet verblijf in Peru. Het is aan de Nederlandse gedetineerden zelf te bepalen of zij voor semi-libertad in Peru of voor overbrenging naar Nederland in aanmerking willen komen. Uit een verzoek tot semi-libertad mag worden afgeleid dat betrokkene in Peru wil blijven. Een verzoek tot overbrenging, nadat betrokkene zich al in semi-libertad bevindt, naar een van de landen van het Koninkrijk valt daarmee niet te rijmen. De conclusie tijdens de onderhandelingen was dan ook dat personen ten aanzien van wie het verzoek om semi-libertad is ingewilligd, niet in aanmerking komen voor toepassing van het verdrag.
Nadat het onderhavige verdrag in werking is getreden, hebben Nederlanders dus voortaan twee opties om voor ommekomst van de hen opgelegde vrijheidsstraf de Peruaanse gevangenis te verlaten, namelijk een verzoek tot overbrenging naar een van de landen van het Koninkrijk om daar de rest van zijn straf te ondergaan of een verzoek tot semi-libertad in Peru. Kiest men voor de semi-libertad dan kiest men voor resocialisatie in Peru en daarmee dus niet voor terugkeer naar het Koninkrijk. Nederlandse gedetineerden zullen door de consulaire vertegenwoordiging van het Koninkrijk over de inhoud van het verdrag worden geïnformeerd alsmede over de verhouding tot de Peruaanse semi-libertad.
Voor de goede orde wordt nog opgemerkt dat in de in het advies aangehaalde Kamervragen uit 2007/2008 wordt gesproken over overbrenging buiten een WOTS-verdrag om wegens humanitaire redenen (Aanhangsel Handelingen II, 2007/2008, nr. 1286), zodat die casus voor de toepasselijkheid van het onderhavige verdrag minder relevant lijkt.
In de toelichtende nota is aan het eind van de «Inleiding» het aantal Nederlandse gedetineerden geactualiseerd.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De waarnemend vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
P. van Dijk
Ik moge U, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.
De minister van Buitenlandse Zaken, F. C. G. M. Timmermans