Ontvangen 22 april 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I (Algemene wet bestuursrecht) wordt gewijzigd als volgt:
A
Na onderdeel A worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
a. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, 7:10, tweede, derde of vierde lid, of 7:24, derde tot en met zesde lid,
b. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:
Onverminderd hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit:
Ab
Artikel 8:45 wordt gewijzigd als volgt:
a. In het eerste lid wordt «haar» vervangen door: hem.
b. In het zesde lid, tweede volzin, wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
Ac
De tweede volzin van artikel 8:55c en van artikel 8:55d, tweede lid, komt te luiden: De artikelen 611c en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Ad
In artikel 8:89, eerste lid, vervalt «de belastingkamer van» en wordt «hoogste instantie» vervangen door: hoogste aanleg.
Ae
Aan het slot van artikel 8:110, vierde lid, wordt ingevoegd: of, indien hij het hoger beroep behandelt met overeenkomstige toepassing van afdeling 8.2.3, verkorten.
B
Onderdeel C komt te luiden:
C
Bijlage 1 wordt gewijzigd als volgt:
a. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Ambtenarenwet:
a. artikel 126, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet
b. artikel 126, tweede lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVIII van de Provinciewet
Archiefwet 1995: artikel 38, betreffende de toepassing van de artikelen 124, 124a en hoofdstuk XVII van de Gemeentewet
b. In de zinsnede met betrekking tot de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt «artikel 2.3, tweede lid, onderdelen b en c» vervangen door: artikel 2.3, tweede lid, onderdelen a en b
c. De zinsnede met betrekking tot de Dienstenwet vervalt.
d. De zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet komt te luiden:
Gemeentewet:
a. de artikelen 85, tweede lid, 87a, eerste lid, 124, 124a, 155d en 268, eerste lid
b. een beschikking tot ophouding als bedoeld in artikel 154a
c. de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, betreffende de toepassing van de artikelen 124 en 124a
e. De zinsnede met betrekking tot de Provinciewet komt te luiden:
Provinciewet:
a. de artikelen 83, tweede lid, 121, 151d en 261, eerste lid
b. de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121
f. De zinsnede met betrekking tot de Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:
1°. onderdeel d wordt geletterd f;
2°. er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
d. een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a, eerste of tweede lid, dat door middel van een zelfstandige beschikking is uitgevaardigd
e. de opheffing of tijdelijke opheffing van een inreisverbod
g. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Waterwet: artikel 3.13, derde lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet
h. Aan de zinsnede met betrekking tot de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
c. artikel 5.2a, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet
d. artikel 5.2a, tweede lid, betreffende de toepassing van de artikelen 124 en 124a van de Gemeentewet
e. artikel 5.2a, derde lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVIII van de Provinciewet
f. artikel 5.2a, vierde lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVII van de Gemeentewet
i. De zinsnede met betrekking tot de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gewijzigd als volgt:
1°. in onderdeel b wordt «hoofdstuk IX» vervangen door: hoofdstuk XI
2°. er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. artikel 116, eerste lid, betreffende de toepassing van de artikelen 124 en 124a van de Gemeentewet
j. De zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer komt te luiden:
Wet milieubeheer:
a. artikel 16.31, tweede lid
b. artikel 17.15, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet
k. De zinsnede met betrekking tot de Wet ruimtelijke ordening wordt gewijzigd als volgt:
1°. onderdeel b komt te luiden:
b. een besluit omtrent herziening van een exploitatieplan, dat niet is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, een besluit omtrent de afrekening en herberekende exploitatiebijdragen van een exploitatieplan alsmede een besluit om geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid
2°. er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a of 4.3a
C
Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 1 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef wordt na «een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift» ingevoegd: of anderszins in dit artikel omschreven.
b. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Ambtenarenwet:
a. artikel 126, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
b. artikel 126, tweede lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVIII van de Provinciewet, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging en voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
Archiefwet 1995:
a. artikel 38, betreffende de toepassing van artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap, en betreffende de toepassing van artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten
b. artikel 38, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVII van de Gemeentewet, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging en voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
c. Onderdeel e in de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet wordt vervangen door drie onderdelen, luidende:
e. artikel 268, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
f. artikel 278, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
g. de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, en betreffende de toepassing van artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
d. De zinsnede met betrekking tot de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën komt te luiden:
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën: de artikelen 20, 21, 22, 72, eerste lid, 75, en 101, derde lid
e. Onderdeel e in de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet wordt vervangen door drie onderdelen, luidende:
e. artikel 261, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
f. artikel 271, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
g. de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door provinciale staten, gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
f. De zinsnede met betrekking tot de Reconstructiewet Midden-Delfland komt te luiden:
Reconstructiewet Midden-Delfland: de artikelen 36, eerste lid, 37, 44, eerste lid, 45 en 70
g. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152): een kennisgeving als bedoeld in artikel 22, vierde lid
Waterwet: artikel 3.13, derde lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
h. De zinsnede met betrekking tot de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt gewijzigd als volgt:
1°. onderdeel b wordt geletterd f
2°. na onderdeel a worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:
b. artikel 5.2a, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
c. artikel 5.2a, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 124 van de Gemeentewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap, en betreffende de toepassing van artikel 124a van de Gemeentewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten
d. artikel 5.2a, derde lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVIII van de Provinciewet, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging en voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
e. artikel 5.2a, vierde lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVII van de Gemeentewet, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging en voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
i. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet gemeenschappelijke regelingen: artikel 116, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het bestuur van de plusregio, en betreffende de toepassing van artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten
j. De zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
1°. in onderdeel a vervalt «5.23, eerste lid,» en wordt toegevoegd: en 15.51, derde lid
2°. onderdeel c komt te luiden:
c. artikel 17.15, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
D
Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
In het opschrift van hoofdstuk 2 van bijlage 2 wordt «artikel 8:6» vervangen door: artikelen 8:4, tweede lid, en 8:6.
E
Onderdeel E (artikel 2 van bijlage 2) komt te luiden:
E
Artikel 2 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
a. «Algemene wet bijzondere ziektekosten» wordt vervangen door: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
b. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Ambtenarenwet:
a. artikel 126, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
b. artikel 126, tweede lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVIII van de Provinciewet
Archiefwet 1995: artikel 38, betreffende de toepassing van:
a. artikel 124 van de Gemeentewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap;
b. artikel 124a van de Gemeentewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, en
c. hoofdstuk XVII van de Gemeentewet
c. In de zinsnede met betrekking tot de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt «artikel 2.3, tweede lid, onderdelen b en c» vervangen door: artikel 2.3, tweede lid, onderdelen a en b
d. In de zinsnede met betrekking tot de Crisis- en herstelwet wordt «gebiedsontwikkelingsplan» vervangen door: bestemmingsplan
e. De zinsnede met betrekking tot de Dienstenwet vervalt.
f. Aan de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, en betreffende de toepassing van artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
g. De zinsnede met betrekking tot de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën komt te luiden:
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën: de artikelen 13, eerste lid, en 74, eerste, tweede, derde en vijfde lid
h. Aan de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door provinciale staten, gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
i. De zinsnede met betrekking tot de Reconstructiewet Midden-Delfland komt te luiden:
Reconstructiewet Midden-Delfland: artikel 72, eerste tot en met derde lid
j. De zinsnede met betrekking tot de Waterschapswet wordt gewijzigd als volgt:
1°. de onderdelen b en c worden geletterd c en d;
2°. er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. artikel 21, eerste lid
k. De zinsnede met betrekking tot de Waterwet wordt gewijzigd als volgt:
1°. de onderdelen a en b worden geletterd b en c;
2°. er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. artikel 3.13, derde lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
l. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
a. artikel 5.2a, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
b. artikel 5.2a, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap, en betreffende de toepassing van artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten
c. artikel 5.2a, derde lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVIII van de Provinciewet
d. artikel 5.2a, vierde lid, betreffende de toepassing van hoofdstuk XVII van de Gemeentewet
m. De zinsnede met betrekking tot de Wet gemeenschappelijke regelingen komt te luiden:
Wet gemeenschappelijke regelingen:
a. de artikelen 99, eerste lid, 100, eerste lid, 103b, 103c, eerste lid, en 114
b. artikel 116, eerste lid, betreffende de toepassing van artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep wordt ingesteld door het bestuur van de plusregio, en betreffende de toepassing van artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten
n. In de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart wordt na «8a.50a,» ingevoegd: 8a.54,
o. In de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. artikel 17.15, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
p. In de zinsnede met betrekking tot de Wet ruimtelijke ordening wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a of 4.3a, voor zover die ontheffing betrekking heeft op een bestemmingsplan of een provinciaal inpassingsplan
F
Onderdeel F (artikel 4 van bijlage 2) wordt vervangen door vier onderdelen, luidende:
F
Artikel 4 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
a. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Bankwet 1998: artikel 12, vierde lid, voor zover het een schorsing of ontheffing van een directeur betreft
b. De zinsnede met betrekking tot de Sanctiewet 1977 vervalt.
c. In de zinsnede met betrekking tot de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken.
d. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht wordt aan het begin van onderdeel a ingevoegd: artikel 1:26, eerste en tweede lid,
e. Aan het slot van de zinsnede met betrekking tot de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt toegevoegd:, tenzij toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26
Fa
In het opschrift van hoofdstuk 3 van bijlage 2 wordt «8:7, vierde lid» vervangen door: 8:7, derde lid.
Fb
In artikel 6 van bijlage 2 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Vreemdelingenwet 2000 «beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 71 van die wet» vervangen door: het beroep.
Fc
Artikel 7 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
a. De zinsnede «Wet van... tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb....,...): artikel XX» wordt vervangen door: Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334): artikel XX
b. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, waarin toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26
G
Onderdeel G (artikel 9 van bijlage 2) wordt gewijzigd als volgt:
a. De onderdelen a en b worden geletterd b en c.
b. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. wordt in de zinsneden met betrekking tot het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs en het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel «Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken
c. Onderdeel b (nieuw) komt te luiden:
b. wordt in de zinsnede met betrekking tot het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs «besluiten» vervangen door «betreft een besluit» en wordt «Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken
H
Onderdeel H vervalt.
I
Onderdeel I komt te luiden:
I
Artikel 11 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
a. in de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie: hoofdstuk 3
Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies, voor zover de boete is opgelegd ter zake van het niet voldoen aan een bijzondere meldingsplicht die is verbonden aan een krachtens de Kaderwet EZ-subsidies verstrekte subsidie
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, waarin toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26
b. de zinsnede «Wet van... tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb....,...): artikel XX» wordt vervangen door: Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334): artikel XX
J
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
J
In artikel 2 van bijlage 3 wordt in de zinsneden met betrekking tot het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs, het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs «Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken
2
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL Ia
De Wet aanpassing bestuursprocesrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
In deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, artikel 10, vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet inburgering.
B
In deel B, artikel XLIX, vervalt onderdeel 1.
3
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gewijzigd als volgt:
A
Afdeling 3 van hoofdstuk V wordt vernummerd tot afdeling 4.
B
In artikel 28, tweede lid, wordt «artikel 8:55, zevende lid» vervangen door: artikel 8:55, zevende lid, onderdelen a en b.
4
Artikel IV (Vreemdelingenwet 2000) komt te luiden:
ARTIKEL IV
De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 71 wordt een artikel ingevoegde, luidende:
Artikel 71a
1. In afwijking van artikel 8:89, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd tot behandeling van een verzoek als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van die wet tot vergoeding van schade die een vreemdeling lijdt als gevolg van een onrechtmatig besluit ten aanzien van deze vreemdeling als zodanig.
2. In afwijking van artikel 8:94, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is artikel 8:10a, eerste tot en met derde lid, van die wet niet van overeenkomstige toepassing indien het verzoek wordt behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
B
Artikel 72a komt te luiden:
Artikel 72a
Artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op een verzoek tot vergoeding van schade die een vreemdeling lijdt als gevolg van een onrechtmatige handeling van dit bestuursorgaan ten aanzien van deze vreemdeling als zodanig. Artikel 71a is van overeenkomstige toepassing.
C
Artikel 83a komt te luiden:
Artikel 83a
1. Op het hoger beroep zijn de titels 8.1 tot en met 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8:1 tot en met 8:5, 8:6, eerste lid, 8:7 tot en met 8:9, 8:10a, eerste tot en met derde lid, 8:13, 8:41, tweede lid, 8:54, tweede lid, 8:55, en 8:74, voor zover in deze wet niet anders is bepaald.
2. Artikel 8:108, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3. Deze afdeling, met uitzondering van artikel 86, is van overeenkomstige toepassing op het incidenteel hoger beroep. Voor zover nodig in afwijking van artikel 8:110 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de termijnen voor het instellen van incidenteel hoger beroep als bedoeld in het tweede lid van dat artikel en voor het naar voren brengen van de zienswijze, bedoeld in het derde lid van dat artikel, gelijk aan de termijn voor het instellen van hoger beroep.
4. De artikelen 8:110 tot en met 8:112 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op een hoger beroep:
a. als bedoeld in artikel 95, eerste lid;
b. inzake een terugkeerbesluit of een inreisverbod, tenzij dat besluit of verbod deel uitmaakt van of wordt opgelegd tegelijk met het besluit op een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, 20, 28 of 33, dan wel ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht wordt betrokken bij het hoger beroep tegen een dergelijk besluit.
D
Artikel 87 vervalt.
5
Artikel VII (Wet milieubeheer) komt te luiden:
ARTIKEL VII
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 16.31, tweede lid, vervalt de tweede volzin.
B
In artikel 17.15, tweede lid, wordt «De artikelen 121 tot en met 121g van de Provinciewet» vervangen door: De artikelen 121 tot en met 121f van de Provinciewet.
C
Artikel 20.2 vervalt.
D
In artikel 20.3, eerste lid, wordt «artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d of e, van de Algemene wet bestuursrecht.
E
Artikel 20.5a wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voegt de behandeling van bij haar aanhangige zaken over een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.24, eerste lid, die op dezelfde handelsperiode betrekking hebben.
2. In het tweede lid wordt «aan artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en aan artikel 36, zesde lid, van de Wet op de Raad van State» vervangen door «aan artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht» en wordt «de tussenuitspraak, als bedoeld in artikel 8:80a» vervangen door: de tussenuitspraak, bedoeld in artikel 8:80a.
3. Het vierde lid vervalt.
6
Artikel IX (Wet herziening gerechtelijke kaart) vervalt.
7
Artikel X (Crisis- en herstelwet) komt te luiden:
ARTIKEL X
Artikel 2.3, twaalfde lid, van de Crisis- en herstelwet komt te luiden:
12. Indien voor de uitvoering van werken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht noodzakelijk is, geldt in plaats van artikel 4 van die wet dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van die wet wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken.
8
Na artikel X wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL Xa
In artikel 3.1, derde lid, van de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht wordt «artikel 2.2.1, onderdelen A en E» vervangen door: artikel 2.2.1, onderdelen F en J.
9
Na artikel XI worden vijfentwintig artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XIa
In artikel 126, eerste lid, van de Ambtenarenwet wordt «de artikelen 121 tot en met 121g van de Provinciewet» vervangen door: de artikelen 121 tot en met 121f van de Provinciewet.
ARTIKEL XIb
In artikel 38 van de Archiefwet 1995 wordt «de artikelen 124, 124a, 124c tot en met 124i» vervangen door: de artikelen 124, 124a, 124c tot en met 124h.
ARTIKEL XIc
De tweede volzin van artikel 12, vijfde lid, van de Bankwet 1998 vervalt.
ARTIKEL XId
In de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, van de Gemeentewet wordt «De artikelen 124 tot en met 124i» telkens vervangen door: De artikelen 124 tot en met 124h.
ARTIKEL XIe
In artikel 1, eerste lid, van de Noodwet voedselvoorziening wordt de puntkomma aan het slot van de omschrijving van «bedrijfslichaam» vervangen door een punt en vervalt «College: College van Beroep voor het bedrijfsleven.»
ARTIKEL XIf
In artikel 16 van de Ontgrondingenwet wordt «artikel 7:1, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 7:1, eerste lid, onder d of e, van de Algemene wet bestuursrecht.
ARTIKEL XIg
In artikel 1, eerste lid, van de Prijzennoodwet wordt de puntkomma aan het slot van de omschrijving van «Onze Minister» vervangen door een punt en vervalt «College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven.»
ARTIKEL XIh
In de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, van de Provinciewet wordt «De artikelen 121 tot en met 121g» telkens vervangen door: De artikelen 121 tot en met 121f.
ARTIKEL XIi
In afdeling 7 van de Sanctiewet 1977 wordt voor artikel 14a een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 14
1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen 4, 10, tweede en derde lid , en 10a tot en met 11, is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in deze afdeling bepaalde.
2. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
ARTIKEL XIj
In artikel 1 van de Wedervergeldingswet zeescheepvaart vervalt «College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;»
ARTIKEL XIk
In artikel 3.13, derde lid, van de Waterwet vervalt «en 121g».
ARTIKEL XIl
Artikel 5.2a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 121 tot en met 121g van de Provinciewet» vervangen door: de artikelen 121 tot en met 121f van de Provinciewet.
2. In het tweede lid wordt «de artikelen 124, 124a en 124c tot en met 124i van de Gemeentewet» vervangen door: de artikelen 124, 124a en 124c tot en met 124h van de Gemeentewet.
ARTIKEL XIm
In artikel 7 van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies vervalt het tweede lid.
ARTIKEL XIn
Het vierde lid van artikel 2a van de Wet ammoniak en veehouderij komt te luiden:
4. Indien de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur of van een beschermd gebied als bedoeld in artikel 10, eerste lid, of artikel 10a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt gewijzigd, wijzigen provinciale staten het in artikel 2, eerste lid, bedoelde besluit, voor zover dat noodzakelijk is om te voldoen aan artikel 2. Op de wijziging van het besluit zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL XIo
In artikel 68 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
ARTIKEL XIp
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 103f vervallen het eerste en tweede lid, alsmede de aanduiding «3.»
B
In artikel 116, eerste lid, wordt «124c tot en met 124i» vervangen door: 124c tot en met 124h.
C
Artikel 126, onderdeel d, komt te luiden:
d. artikel 7, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES niet van toepassing is op een ontslagbesluit als bedoeld in artikel 16, vijfde lid;
ARTIKEL XIq
In artikel 60 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
ARTIKEL XIr
In artikel 60 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
ARTIKEL XIs
In artikel 88f, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
ARTIKEL XIt
De tweede volzin van artikel 1:26, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht vervalt.
ARTIKEL XIu
In artikel 1 van de Wet vervoer over zee vervalt «College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;»
ARTIKEL XIv
In artikel 79 van de Wet werk en bijstand wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
ARTIKEL XIw
In artikel 109, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
ARTIKEL XIx
In artikel 75f, eerste lid, van de Ziektewet wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
ARTIKEL XIy
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2011 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels (Kamerstukken 33 125) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel G, onder 1, van die wet in werking is getreden of treedt, wordt in de alfabetische rangschikking van artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht ingevoegd:
Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels: artikel 8, eerste lid, voor zover het een vergunning betreft voor een tunnel die deel uitmaakt van een tracébesluit als bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet
Deze nota van wijziging, uitgebracht mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bevat aanvullende juridisch-technische reparaties, waarvan de noodzaak aan het licht is gekomen door de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) op 1 januari 2013.
Onderdeel 1 (Algemene wet bestuursrecht, Awb)
Onderdeel Aa (artikel 8:4 Awb)
Door de inwerkingtreding van de Wab is per abuis een verschil ontstaan tussen het voorheen geldende artikel 8:4, onderdeel j, en het huidige eerste lid, onderdeel c. Deze wijziging corrigeert dat.
Uit artikel 8:4, tweede lid, onderdeel a, lijkt te volgen dat geen beroep bij de bestuursrechter openstaat tegen een besluit «op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen». In werkelijkheid staat tegen de hier bedoelde besluiten in diverse gevallen beroep in eerste en enige aanleg open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Dat blijkt uit artikel 4 van hoofdstuk 2 van bijlage 2 (de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) bij de Awb. Het gaat om besluiten op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Noodwet voedselvoorziening, de Prijzennoodwet, de Hamsterwet en de Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding. Deze tegenstrijdigheid is ontstaan doordat artikel 8:4 voorheen alleen gold voor het beroep in eerste aanleg bij de rechtbank. De voorgestelde wijziging van de aanhef van artikel 8:4, tweede lid, neemt deze tegenstrijdigheid weg. Omdat de hier besproken situatie zich ook zou kunnen voordoen in andere gevallen waarin hoofdstuk 2 van bijlage 2 van toepassing is (dus gevallen waarin een andere bestuursrechter dan de rechtbank of het CBB in eerste en enige aanleg bevoegd is), verwijst de aanhef naar het gehele hoofdstuk 2 en niet alleen naar artikel 4.
Onderdeel Ab (artikel 8:45 Awb)
Per abuis is in de Wab niet ook in het zesde lid van artikel 8:45 «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter». De wijziging onder b corrigeert dat.
Onderdeel Ac (artikel 8:55c en 8:55d Awb)
Bij nadere beschouwing is door de Wab ten onrechte in artikel 8:55c en in artikel 8:55d, tweede lid, Awb dezelfde verwijzing naar bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opgenomen als in artikel 8:72, zesde lid, Awb. Voor de dwangsom bij niet tijdig beslissen hebben de artikelen 611a, vierde lid, 611b en 611d Rv geen relevantie.
Onderdeel Ad (artikel 8:89 Awb)
In artikel 8:89 (zoals dat artikel luidt na inwerkingtreding van artikel I, onder G, van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten) wordt verwezen naar «de belastingkamer van de Hoge Raad». Volstaan kan worden met «de Hoge Raad», zoals in de artikelen 8:61 en 8:79. Ook de vervanging van «instantie» door «aanleg» houdt verband met de woordkeuze elders in de Awb (bijvoorbeeld in artikel 8:51d).
Onderdeel Ae (artikel 8:110 Awb)
Als de zaak spoedeisend is, dan kan de bestuursrechter bepalen dat de zaak versneld wordt behandeld (artikel 8:52 in afdeling 8.2.3). In dat geval kan hij diverse termijnen verkorten, zoals de termijn voor het indienen van een verweerschrift (vier weken, artikel 8:42). Deze regeling geldt ook in hoger beroep (artikel 8:108, eerste lid). Indien hoger beroep is ingesteld, kan degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen (artikel 8:110, eerste lid). Het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft verzonden. Nadat de hogerberoepsrechter aan partijen de gronden van het incidenteel hoger beroep heeft verzonden, hebben zij vier weken om daarop te reageren. De hogerberoepsrechter kan beide termijnen verlengen, zo bepaalt artikel 8:110, vierde lid. De onderhavige wijziging regelt dat als hij het hoger beroep versneld behandelt, hij deze termijnen ook kan verkorten. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak kan dat nodig zijn.
Onderdelen B, C en E (onderdelen C, D en E van artikel I van het wetsvoorstel; bijlage 1 Awb en artikelen 1 en 2 van bijlage 2 Awb, interbestuurlijk toezicht)
In een aantal wetten zijn de bepalingen over generiek interbestuurlijk toezicht uit de Gemeentewet en de Provinciewet van toepassing verklaard op het interbestuurlijk toezicht op andere bestuursorganen. Het betreft dan met name het waterschapsbestuur (in de Archiefwet 1995, de Ambtenarenwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Waterwet en de Wet milieubeheer) en het bestuur van een plusregio (Wet gemeenschappelijke regelingen). Voor zover regels over bezwaar en beroep in de Gemeentewet en de Provinciewet zijn verplaatst naar de bijlagen bij de Awb, is daarmee de overeenkomstige toepassing van die regels over bezwaar en beroep verloren gegaan. Deze toepassing wordt met deze nota hersteld. Met de Wab zijn de artikelen 124i Gemeentewet en 121g Provinciewet vervallen. In deze bepalingen werd beroep in eerste en enige aanleg opengesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak tegen een besluit tot indeplaatsstelling voor het orgaan waartegen dat besluit was gericht. Andere belanghebbenden waren uitgesloten van beroep, omdat voor hen rechtsbescherming openstaat tegen het besluit dat na indeplaatsstelling door het indeplaatsstellend bestuursorgaan wordt genomen. De wetten waarin deze artikelen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, moeten derhalve worden toegevoegd aan bijlage 1 Awb (overslaan bezwaarfase), artikel 1 van bijlage 2 Awb (uitsluiten van beroep voor derden) en artikel 2 van bijlage 2 Awb (beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak in eerste en enige aanleg).
Hetzelfde geldt voor de gewijzigde artikelen 274a Provinciewet en 281a Gemeentewet. Daarin was voor belanghebbenden rechtstreeks beroep opengesteld tegen een vernietigingsbesluit, maar niet tegen de weigering om een besluit te vernietigen. Wijziging van deze bepalingen brengt met zich dat voor de handhaving van de overeenkomstige toepassing van de hoofdstukken over vernietiging uit de Gemeentewet en de Provinciewet de artikelen van de wetten waarin dit gebeurt, moeten worden toegevoegd aan bijlage 1 Awb en aan de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 Awb.
Onderdeel B (artikel I, onderdeel C, van het wetsvoorstel; bijlage 1 Awb)
• De wijzigingen in dit onderdeel die gaan over de Ambtenarenwet, de Archiefwet 1995, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Waterwet, de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr, onderdeel c) en de Wet milieubeheer zijn toegevoegd wegens het vervallen van de artikelen 121g Provinciewet en 124i Gemeentewet en de wijziging van de artikelen 274a Provinciewet en 281a Gemeentewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013.
• Belemmeringenwet Privaatrecht: Deze wijziging vervangt een onderdeel van artikel X van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Zie de toelichting bij onderdeel 7 van deze nota van wijziging.
• Dienstenwet: Bijlage 1 bij de Awb verwijst naar de artikelen 59a en 59c van de Dienstenwet. Deze artikelen zijn vervallen door de inwerkingtreding op 13 juni 2012 van de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten.
• Vreemdelingenwet 2000: Dit onderdeel is ongewijzigd. Zie voor een toelichting Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nr. 3, blz. 2.
• Wet gemeenschappelijke regelingen: De wijziging van onderdeel b in de opsomming van Wgr-besluiten corrigeert een verwijzing.
• Wet ruimtelijke ordening (Wro): Tot de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 regelde artikel 8.1 Wro in welke gevallen in afwijking van artikel 7:1 Awb, dus met overslaan van de bezwaarfase, tegen een Wro-besluit rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter openstond. Per abuis wijkt de opsomming van Wro-besluiten in bijlage 1 bij de Awb op enkele punten af van artikel 8.1 Wro zoals dat eind 2012 luidde. Deze wijziging corrigeert dat, met dien verstande dat wat betreft de ontheffing, bedoeld in de artikelen 4.1a en 4.3a Wro, alleen de ontheffing zelf wordt genoemd, en niet ook de weigering om zo’n ontheffing te verlenen. Uit artikel 6:2, onder a, Awb volgt al dat tegen de schriftelijke weigering om een ontheffing te verlenen, dezelfde rechtsbescherming openstaat als tegen een ontheffing.
Onderdeel C (artikel I, onderdeel D, van het wetsvoorstel; artikel 1 van bijlage 2 Awb)
• Aanhef: Deze wijziging zorgt ervoor dat de formulering gelijk is aan de formulering elders in de bijlagen bij de Awb.
• Gemeentewet en Provinciewet: Deze wijzigingen herstellen een onjuistheid die is ontstaan bij de «omzetting» naar de Awb van de oude artikelen 281a, tweede lid, Gemeentewet en 274a, tweede lid, Provinciewet. Onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds het besluit van de Kroon in de artikelen 268 Gemeentewet en 261 Provinciewet, waarvan beroep tegen de weigering wordt uitgezonderd, alsmede het beroep tegen niet tijdig beslissen, maar waarbij wel beroep openstaat tegen een vernietigingsbesluit, en anderzijds de weigering om bij de Kroon een voordracht te doen voor vernietiging van een besluit door de betrokken minister en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als bedoeld in de artikelen 278 Gemeentewet en 271 Provinciewet. Deze voordracht is een voorbereidingshandeling, waartegen in beginsel geen beroep openstaat op grond van artikel 6:3 Awb. De weigering een dergelijke voordracht te doen, zou echter onder omstandigheden een belanghebbende rechtstreeks in zijn belang kunnen raken, zodat de uitzondering van artikel 6:3 Awb aan de orde is. Aangezien de vernietiging niet de functie heeft van een extra rechtsbeschermingsinstantie, dient de weigering om een voordracht te doen eveneens van beroep te worden uitgezonderd.
• In verband met het vervallen van de artikelen 121g Provinciewet en 124i Gemeentewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 zijn verwijzingen toegevoegd naar de Ambtenarenwet, de Archiefwet 1995, de Waterwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet milieubeheer (artikel 17.15).
• Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën en Reconstructiewet Midden-Delfland: deze onderdelen zijn overgenomen uit het oorspronkelijke wetsvoorstel. Zie de toelichting in Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nr. 3, blz. 3.
• Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152): deze toevoeging vervangt artikel 20.2, eerste lid, onder g, Wet milieubeheer.
• Wet milieubeheer (Wm): Artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb verwijst naar de artikelen 5.23 en 17.5 Wm. Deze artikelen zijn vervallen door de inwerkingtreding op 1 oktober 2012 van de Wet revitalisering generiek toezicht. De toevoeging van artikel 15.51, derde lid, Wm is overgenomen uit het oorspronkelijke wetsvoorstel. Zie de toelichting in Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nr. 3, blz. 3.
Onderdeel Da (opschrift van hoofdstuk 2 van bijlage 2 Awb)
Deze wijziging hangt samen met de voorgestelde wijziging van de aanhef van artikel 8:4, tweede lid («Onverminderd hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak»).
Onderdeel E (artikel I, onderdeel E, van het wetsvoorstel; artikel 2 van bijlage 2 Awb)
• De toevoeging van verwijzingen naar de Ambtenarenwet, de Archiefwet 1995 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is noodzakelijk wegens het vervallen van de artikelen 121g Provinciewet en 124i Gemeentewet en de wijziging van de artikelen 274a Provinciewet en 281a Gemeentewet door de inwerkingtreding van de Wab. Hetzelfde geldt voor de wijziging van de verwijzing naar de Waterwet en de Wet milieubeheer.
• Belemmeringenwet Privaatrecht: Deze wijziging vervangt een onderdeel van artikel X van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Zie de toelichting bij onderdeel 7 van deze nota van wijziging.
• Crisis- en herstelwet en Wet luchtvaart: Deze wijzigingen zijn nodig vanwege de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht.
• Dienstenwet: Artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb verwijst naar de artikelen 59a en 59c van de Dienstenwet. Deze artikelen zijn vervallen door de inwerkingtreding op 13 juni 2012 van de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten.
• Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr): In de opsomming van Wgr-besluiten in artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb staan enkele bepalingen die zijn vervallen door de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht op 1 oktober 2012. Daarnaast is deze wijziging nodig wegens het vervallen van de artikelen 121g Provinciewet en 124i Gemeentewet en de wijziging van de artikelen 274a Provinciewet en 281a Gemeentewet door de inwerkingtreding van de Wab.
• Wet ruimtelijke ordening (Wro): Tot de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 regelde artikel 8.2, eerste lid, Wro in welke gevallen tegen een Wro-besluit rechtstreeks beroep in eerste en enige aanleg openstond bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Per abuis wijkt de opsomming van Wro-besluiten in artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb op één punt af van artikel 8.2, eerste lid, Wro zoals dat eind 2012 luidde. Deze wijziging corrigeert dat, met dien verstande dat wat betreft de ontheffing, bedoeld in de artikelen 4.1a en 4.3a Wro, alleen de ontheffing zelf wordt genoemd, en niet ook de weigering om zo’n ontheffing te verlenen. Uit artikel 6:2, onder a, Awb volgt al dat tegen de schriftelijke weigering om een ontheffing te verlenen, dezelfde rechtsbescherming openstaat als tegen een ontheffing.
Onderdeel F (artikel 4 van bijlage 2 Awb)
• In- en uitvoerwet: Het oorspronkelijke onderdeel F bevatte een wijziging die nog uitging van vermelding van de op 1 augustus 2008 ingetrokken In- en uitvoerwet in artikel 4 van bijlage 2 bij de Awb, vanwege het overgangsrecht bij die intrekking (artikel XLIX van de Aanpassingswet Algemene douanewet). Met de inwerkingtreding van artikel 33 van de Wet strategische diensten op 1 januari 2012 heeft dat overgangsrecht zijn gelding verloren. Dat betekent dat vermelding van de In- en uitvoerwet in bijlage 2 Awb niet zinvol meer is.
• Bankwet 1998 en Wet op het financieel toezicht: In deze wetten wordt tegen enkele besluiten beroep opengesteld bij het CBB. Per abuis zijn deze bepalingen nog niet «omgezet» naar de Awb. Zie ook de artikelen XIc en XIt in onderdeel 9 van deze nota van wijziging.
• Sanctiewet 1977: Artikel 4 van bijlage 2 bij de Awb verwijst naar artikel 9 van de Sanctiewet 1977. Dat artikel is vervallen door de inwerkingtreding op 3 maart 2008 van de Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen.
• Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva): Gelet op artikel 14, vijfde lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dient tegen een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete beroep in twee instanties open te staan. Met het oog daarop worden besluiten waarin (mede) een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 26 Wva is vervat, uitgezonderd van de opsomming van besluiten waartegen beroep in eerste en enige aanleg openstaat bij het CBB. Zie ook de op die wet betrekking hebbende wijziging van de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 Awb.
Onderdeel Fa (opschrift hoofdstuk 3 van bijlage 2 Awb)
Het vierde lid van artikel 8:7 Awb is ingevolge artikel CXLIVa van de Wet herziening gerechtelijke kaart per 1 januari 2013 vernummerd tot derde lid. Deze wijziging past het opschrift van hoofdstuk 3 van bijlage 2 bij de Awb dienovereenkomstig aan.
Onderdeel Fb (artikel 6 van bijlage 2 Awb, Vreemdelingenwet 2000)
Dit onderdeel vervangt artikel IX van het wetsvoorstel, waarin een bepaling was opgenomen die de samenloop regelde tussen de Wab en de Wet herziening gerechtelijke kaart. Nu beide wetten in werking zijn getreden, volstaat een eenvoudige wijziging van artikel 6 van bijlage 2 Awb. Zie ook onderdeel 6 van deze nota van wijziging en de toelichting bij het oorspronkelijke artikel IX, Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nr. 3, blz. 7.
Onderdeel Fc (artikel 7 van bijlage 2 Awb)
De wijziging in onderdeel a corrigeert een omissie in een samenloopbepaling in de Wab (deel Ba, artikel XIX).
Gelet op artikel 14, vijfde lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dient tegen een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete beroep in twee instanties open te staan. Met het oog daarop voegt onderdeel b besluiten waarin (mede) een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 26 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) is vervat, toe aan de opsomming van besluiten waartegen beroep in eerste aanleg openstaat bij de rechtbank Rotterdam. Zie ook de op de Wva betrekking hebbende wijziging van de artikelen 4 en 11 van bijlage 2 bij de Awb.
Onderdeel G (artikel 9 van bijlage 2 Awb)
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om op enkele plaatsen een departementale aanduiding te actualiseren.
Onderdeel H (artikel 10 van bijlage 2 Awb, Wet inburgering)
De rechtsmacht voor het hoger beroep tegen besluiten op grond van de Wet inburgering is met ingang van 1 januari 2013 verschoven van de Centrale Raad van Beroep naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie artikel II van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige, Stb. 2012, 430 en 519). Met het oog daarop is de zinsnede met betrekking tot de Wet inburgering die de Wab beoogde op te nemen in artikel 10 van bijlage 2 bij de Awb, niet in werking getreden (zie Stb. 2012, 684). Daarmee heeft artikel I, onderdeel H, van dit wetsvoorstel zijn functie verloren. Ter vervanging dient het nieuwe artikel Ia, onderdeel A (zie onderdeel 2 van deze nota van wijziging).
Onderdeel I (artikel 11 van bijlage 2 Awb)
De toevoeging van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies voorziet erin dat hoger beroep openstaat bij het CBB tegen een uitspraak van de rechtbank op een beroep tegen een besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete, voor zover die boete is opgelegd ter zake van het niet voldoen aan een bijzondere meldingsplicht die is verbonden aan een krachtens de Kaderwet EZ-subsidies verstrekte subsidie. De wijziging dient ter vervanging van artikel 7, tweede lid, van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies. Zie de toelichting bij het Besluit van 25 oktober 2012 tot inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies (Stb. 2012, 528). Het nieuwe artikel XIm (zie onderdeel 9 van deze nota van wijziging) regelt het vervallen van dat tweede lid zelf.
Gelet op artikel 14, vijfde lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dient tegen een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete beroep in twee instanties open te staan. Met het oog daarop wordt een besluit waarin (mede) een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 26 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen is vervat, toegevoegd aan de opsomming van besluiten waartegen hoger beroep openstaat bij het CBB. Zie ook de op die wet betrekking hebbende wijziging van de artikelen 4 en 7 van bijlage 2 bij de Awb.
De wijziging in onderdeel b corrigeert een omissie in een samenloopbepaling in de Wab (deel Ba, artikel XIX).
Onderdeel 2 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht, Wab)
Onderdeel A (Wet inburgering): zie de toelichting bij onderdeel 1, onder H, van deze nota van wijziging.
Onderdeel B: deel B, artikel XLIX, onderdeel 1, van de Wab heeft betrekking op artikel 1:3a van de Wet op het financieel toezicht. Dat onderdeel 1 is niet in werking getreden (zie Stb. 2012, 684). In de benodigde wijziging van artikel 1:3a in verband met de Wab is inmiddels voorzien door artikel VIID van de Wijzigingswet financiële markten 2013.
Onderdeel 3 (Algemene wet inzake rijksbelastingen)
De onder A opgenomen wijziging is toegelicht in de memorie van toelichting, Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nr. 3, blz. 4.
De onder B opgenomen wijziging voorkomt dat in belastingzaken, als de rechtbank gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van «kortsluiting in verzet» (artikel 8:55, tiende lid, Awb zoals dat luidt sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013), tegelijkertijd zowel beroep in cassatie bij de Hoge Raad openstaat tegen de uitspraak van de rechtbank op het verzet, als hoger beroep bij het gerechtshof tegen de uitspraak van de rechtbank in de hoofdzaak. De wijziging leidt ertoe dat tegen een uitspraak van de rechtbank op het verzet alleen beroep in cassatie openstaat als de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond heeft verklaard.
Onderdeel 4 (Vreemdelingenwet 2000, Vw)
Onderdeel A (artikel 71a)
Eerste lid: In de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten is ervoor gekozen om de bestuursrechter, in afwijking van artikel 8:89, tweede lid, Awb, bij uitsluiting bevoegd te maken tot behandeling van een verzoek als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, Awb tot vergoeding van schade die een vreemdeling lijdt als gevolg van een onrechtmatig besluit ten aanzien van deze vreemdeling als zodanig, ook als de gevraagde vergoeding hoger is dan € 25 000. Per abuis is dit echter geregeld in artikel 72a Vw, in afdeling 2 (Regulier) van hoofdstuk 7 Vw. Die afdeling geldt ingevolge artikel 72, eerste lid, alleen als de afdelingen 3 (Asiel) en 5 (Bijzondere rechtsmiddelen) van hoofdstuk 7 niet van toepassing zijn. Het is wenselijk dat de exclusieve bevoegdheid van de bestuursrechter ook geldt voor schade door onrechtmatige besluiten in asiel- en bewaringszaken. Dit wordt gecorrigeerd door het tweede lid van artikel 72a te verplaatsen naar een nieuw artikel 71a, eerste lid (in afdeling 1, Algemene bepalingen, van hoofdstuk 7).
Tweede lid: Na inwerkingtreding van titel 8.4 Awb (zoals opgenomen in de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten) kan een vreemdeling de bestuursrechter verzoeken om een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die een vreemdeling lijdt als gevolg van een onrechtmatig besluit van dit bestuursorgaan ten aanzien van deze vreemdeling als zodanig. Het is mogelijk om een dergelijk verzoek in te dienen gedurende het hoger beroep tegen het schadeveroorzakende besluit (artikel 8:91 Awb). Dat hoger beroep wordt in beginsel behandeld in een enkelvoudige kamer (artikel 83a, eerste lid, Vw). Het voorgestelde tweede lid van artikel 71a Vw regelt hetzelfde voor de behandeling van het verzoek.
Onderdeel B (artikel 72a)
Ingevolge het eerste lid van artikel 72a Vw (zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel III, onder A, van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten) is de bestuursrechter ook bevoegd om op verzoek een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die een vreemdeling lijdt als de schade niet het gevolg is van een onrechtmatig besluit, maar van een andere onrechtmatige handeling van dit bestuursorgaan ten aanzien van deze vreemdeling als zodanig. Dit onderdeel stelt een herformulering van artikel 72a voor. De eerste volzin verduidelijkt dat de verzoekschriftprocedure van artikel 8:88 Awb van overeenkomstige toepassing is als de schade wordt veroorzaakt door een onrechtmatige handeling. De tweede volzin regelt dat de bestuursrechter ook dan exclusief bevoegd is, ook als de gevraagde vergoeding hoger is dan € 25 000 (artikel 71a, eerste lid), en dat, als het verzoek wordt ingediend gedurende het hoger beroep tegen de schadeveroorzakende handeling, het verzoek in beginsel wordt behandeld in een enkelvoudige kamer (artikel 71a, tweede lid). Zie ook de toelichting bij het voorgestelde artikel 71a.
Onderdeel C (artikel 83a)
In het eerste lid van artikel 83a Vw zijn enkele onjuiste verwijzingen gecorrigeerd.
De Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten voegt aan artikel 8:108 Awb met het oog op titel 8.4 Awb (Schadevergoeding) een nieuw tweede lid toe. Dat lid dient ook van toepassing te zijn op het hoger beroep in vreemdelingenzaken. Daartoe strekt de voorgestelde formulering van het tweede lid van artikel 83a Vw.
De tekst van het voorgestelde derde lid van artikel 83a Vw is gelijk aan de tekst in het oorspronkelijke wetsvoorstel.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel leidt ertoe dat in vreemdelingenzaken over vrijheidsontneming de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep wordt uitgesloten (zie artikel 95, vierde lid, Vw in artikel IV, onderdeel C (oud)). Aangezien vrijheidsontneming veelal gepaard gaat met een terugkeerbesluit (artikel 62a Vw) of een inreisverbod (artikel 66a Vw), dienen ook dergelijke zaken te worden uitgesloten van de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep. Het komt echter ook voor dat het terugkeerbesluit deel uitmaakt van de afwijzende beslissing op een aanvraag om een verblijfsvergunning (artikelen 27, eerste en vierde lid, en 45, eerste en achtste lid) of dat tegelijk met die beslissing een inreisverbod wordt opgelegd. In die gevallen is het juist wenselijk dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod kunnen «meelopen» in de procedure tegen de weigering van de verblijfsvergunning, dus inclusief de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep. De hier besproken uitsluitingen zijn bij elkaar gebracht in een nieuw vierde lid van artikel 83a Vw. Door deze bundeling kan het aanvankelijk in artikel IV, onderdeel C, voorgestelde artikel 95, vierde lid, Vw, vervallen.
Onderdeel D (artikel 87)
Sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 bepaalt artikel 8:107, tweede lid, Awb dat de griffier van de rechtbank de gedingstukken met de aantekeningen van de zitting en een afschrift van de uitspraak aan de hogerberoepsrechter zendt. Alleen op verzoek van de hogerberoepsrechter zendt de griffier het proces-verbaal van de zitting aan de hogerberoepsrechter (derde lid). In artikel 87 Vw is per abuis nog de oude regeling blijven staan, waarbij de griffier van de rechtbank bij elk hoger beroep het proces-verbaal van de zitting aan de hogerberoepsrechter zendt. Artikel 8:107 Awb kan onverkort gelden voor het hoger beroep in vreemdelingenzaken. Het nieuwe onderdeel D voorziet daarin, door artikel 87 Vw te laten vervallen.
Onderdeel 5 (Wet milieubeheer, Wm)
Onderdeel A (artikel 16.31)
De tweede volzin van artikel 16.31, tweede lid, Wm regelt het overslaan van de bezwaarfase voor een besluit tot toewijzing van broeikasgasemissierechten. De volzin is overbodig geworden nu artikel 16.31, tweede lid, Wm sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 genoemd wordt in bijlage 1 bij de Awb.
Onderdeel B (artikel 17.5)
Deze wijziging is nodig door het vervallen van artikel 121g Provinciewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Wab.
Onderdeel C (artikel 20.2)
De functie van artikel 20.2 Wm is overgenomen door artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb. Per abuis is de bepaling in de Wm blijven staan. Dit onderdeel corrigeert dat.
Onderdeel D (artikel 20.3)
Artikel 20.3, eerste lid, Wm koppelt de inwerkingtreding van de daarbedoelde besluiten aan het einde van de bezwaartermijn. Als de bezwaarfase wordt overgeslagen omdat de beschikking is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure), dan treedt de beschikking in werking na afloop van de beroepstermijn. Dat laatste is uiteraard ook het geval als de bezwaarfase om een andere reden wordt overgeslagen, namelijk als de rechter in een tussen- of einduitspraak bepaalt dat op de voorbereiding van het nieuwe besluit afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft (zie artikel 7:1, eerste lid, onder e, in samenhang met de artikelen 8:80a, derde lid, en 8:72, vierde lid, tweede volzin, onder a, Awb, zoals deze artikelen luiden sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013). Deze wijziging stelt dat buiten twijfel.
Onderdeel E (artikel 20.5a)
Dit onderdeel is overgenomen uit het oorspronkelijke wetsvoorstel. Zie de toelichting bij artikel VII in Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nr. 3, blz. 6.
Onderdeel 6 (Wet herziening gerechtelijke kaart / Vreemdelingenwet 2000, Vw)
In artikel IX van het wetsvoorstel was een bepaling opgenomen om de samenloop te regelen tussen de Wab en de Wet herziening gerechtelijke kaart. Nu beide wetten in werking zijn getreden, volstaat een eenvoudige wijziging van de zinsnede met betrekking tot de Vw in artikel 6 van bijlage 2 Awb. Zie ook onderdeel 1, onder F, sub Fb, van deze nota van wijziging.
Onderdeel 7 (Crisis- en herstelwet)
Artikel X van het wetsvoorstel regelde de samenloop tussen de Wab en het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht. Nu laatstgenoemd wetsvoorstel inmiddels tot wet is verheven, kan de bepaling eenvoudiger geformuleerd worden, in combinatie met een aanvulling van de voorgestelde wijziging van de bijlagen 1 en 2 bij de Awb (onderdeel 1 van deze nota van wijziging).
Onderdeel 8 (Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten)
Artikel Xa corrigeert twee onjuiste verwijzingen in een overgangsrechtelijke bepaling uit de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht. Artikel 3.1, derde lid, van die wet verwijst naar de wijziging van de artikelen 1.1 en 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in artikel 2.2.1, onderdelen A en E, van genoemde wijzigingswet. Bedoeld zijn echter de wijzigingen van de artikelen 2.12 en 3.10 Wabo in de onderdelen F en J van dat artikel.
Onderdeel 9 (artikelen XIa tot en met XIy)
De artikelen XIa, XIb, XId, XIh, XIk en XIl (Ambtenarenwet, Archiefwet 1995, Gemeentewet, Provinciewet, Waterwet en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)
Deze wijzigingen zijn nodig door het vervallen van de artikelen 121g Provinciewet en 124i Gemeentewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Wab. Zie verder de toelichting hierboven.
Artikel XIc (Bankwet 1998)
Deze wijziging correspondeert met de toevoeging van artikel 12, vierde lid, van de Bankwet 1998 aan artikel 4 van bijlage 2 Awb (zie onderdeel 1, onder F, van deze nota van wijziging).
Artikelen XIe, XIg, XIj en XIu (Noodwet voedselvoorziening, Prijzennoodwet, Wedervergeldingswet zeescheepvaart en Wet vervoer over zee)
In enkele wetten is in artikel 1 een verkorte aanduiding blijven staan van «College van Beroep voor het bedrijfsleven», terwijl de desbetreffende bepalingen in die wetten door de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 zijn «omgezet» naar de Awb.
Artikel XIf (Ontgrondingenwet)
Artikel 16 Ontgrondingenwet koppelt de inwerkingtreding van een beschikking tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning aan het einde van de bezwaartermijn. Als de bezwaarfase wordt overgeslagen omdat de beschikking is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure), treedt de beschikking in werking na afloop van de beroepstermijn. Dat laatste is uiteraard ook het geval als de bezwaarfase om een andere reden wordt overgeslagen, namelijk als de rechter in een tussen- of einduitspraak bepaalt dat op de voorbereiding van het nieuwe besluit afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft (zie artikel 7:1, eerste lid, onder e, in samenhang met de artikelen 8:80a, derde lid, en 8:72, vierde lid, tweede volzin, onder a, Awb, zoals deze artikelen luiden sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013). Deze wijziging stelt dat buiten twijfel.
Artikel XIi (Sanctiewet 1977)
Door de inwerkingtreding van de Wab is per abuis artikel 14 van de Sanctiewet 1977 vervallen. Voorheen stelde dat artikel beroep bij het CBB open tegen een bepaald soort besluit, maar later is aan het artikel een andere functie gegeven. Deze wijziging voegt het artikel weer in.
Artikel XIm (Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies)
Zie de toelichting bij onderdeel 1, onder I.
Artikel XIn (Wet ammoniak en veehouderij)
Met ingang van 1 oktober 2012 is artikel 2a van de Wet ammoniak en veehouderij gewijzigd door de Wet revitalisering generiek toezicht. Als gevolg daarvan is in de Wab een ander artikellid geschrapt dan de bedoeling was. Deze wijziging corrigeert dit.
Artikelen XIo, XIq tot en met XIs en XIv tot en met XIx
In enkele wetten wordt verwezen naar artikel 8:1 Awb. Sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 kent dat artikel geen leden meer. Verder moet in enkele wetten, in navolging van de Wab, «rechtbank» nog worden vervangen door «bestuursrechter».
Artikel XIp (Wet gemeenschappelijke regelingen, Wgr)
Per abuis zijn in het eerste en tweede lid van artikel 103f Wgr bepalingen over rechtsbescherming blijven staan. De in die leden bedoelde besluiten staan sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 opgesomd in artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb.
Artikel 126, onder d, Wgr verwijst naar een zinsnede in artikel 16, vijfde lid, die door de inwerkingtreding van de Wab is vervallen. Deze wijziging corrigeert dat. Daarbij vervalt de verwijzing naar artikel 4:8 Awb, nu dat artikel op de BES-eilanden niet van toepassing is.
Artikel XIt (Wet op het financieel toezicht)
Deze wijziging correspondeert met de toevoeging van artikel 1:26, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht aan artikel 4 van bijlage 2 Awb (zie onderdeel 1, onder F, van deze nota van wijziging).
Artikel XIy (Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, Warvw)
Artikel 8, zesde lid, Warvw zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van de wijzigingen, voorgesteld in wetsvoorstel 33 125, beoogt (onder meer) om tegen een vergunning tot openstelling van een wegtunnel in beheer bij het Rijk, beroep open te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De inwerkingtreding van de Wab maakt een aanvullende voorziening nodig. Deze wijziging voorziet daarin.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelsten