Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de Wet Justitie-subsidies in overeenstemming te brengen met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet Justitie-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In artikel 3 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
C
Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:
D
Artikel 32 komt te luiden:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
activiteiten gericht op:
a. het weerhouden van potentiële plegers van strafbare feiten van het plegen of opnieuw plegen daarvan;
b. het verminderen van de gelegenheid tot het plegen van strafbare feiten, of
c. het voorkomen van slachtofferschap.
activiteiten verricht door vrijwilligers ten behoeve van (ex-)justitieel ingeslotenen, gericht op reïntegratie van de (ex-)justitieel ingeslotenen in de samenleving.
E
Artikel 33, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van rechtspersonen die zich bezighouden met criminaliteitspreventie, het voorkomen van terrorisme, nazorg of vrijwilligersactiviteiten bij de sanctietoepassing.
F
Artikel 34 komt te luiden:
Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten op het gebied van criminaliteitspreventie, het voorkomen van terrorisme, nazorg en vrijwilligersactiviteiten bij de sanctietoepassing, waarbij:
a. de activiteiten worden bevorderd die effectief zijn gebleken;
b. activiteiten op dit gebied worden ontwikkeld of
c. de activiteiten zijn gericht op deskundigheidsbevordering.
G
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de subsidies, bedoeld in artikel 34.
2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden: Deze regels kunnen in ieder geval betreffen:.
H
Artikel 36 komt te luiden:
I
In artikel 44 wordt «zes» vervangen door: dertien.
J
Artikel 47 vervalt.
K
Hoofdstuk 4A vervalt.
M
Artikel 48d wordt gewijzigd als volgt.
1. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.
2. Na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. Indien de subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, is, in afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2 van die wet van toepassing.
N
In artikel 48f vervalt onderdeel d.
O
Artikel 48g wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde en vierde lid komen te luiden:
3. Afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
4. De artikelen 13 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.
2. In het vijfde lid, wordt «16» vervangen door: dertien.
P
In artikel 48h, eerste lid, wordt «categorieën Halt-afdoeningen, of samengevoegde categorieën Halt-afdoeningen» telkens vervangen door: categorieën Halt-afdoeningen, onderdelen daarvan of samengevoegde categorieën Halt-afdoeningen.
Q
Artikel 48i, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «na het einde van ieder trimester» wordt vervangen door: na het eind van ieder boekjaar.
2. Na de zinsnede «onderscheiden categorieën Halt-afdoeningen» wordt toegevoegd: of onderdelen daarvan.
R
Artikel 48q vervalt.
S
Na hoofdstuk 4E wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan subsidie verstrekken aan een rechtspersoon voor:
a. de instandhouding van een expertisecentrum dat gespecialiseerd is in zaken op het gebied van parentale internationale kinderontvoering;
b. overige activiteiten op het gebied van parentale internationale kinderontvoering.
2. Op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3. Onze Minister kan een subsidieplafond vaststellen voor activiteiten als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b. Hij bepaalt daarbij hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het eerste lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,