Gepubliceerd: 3 oktober 2012
Indiener(s): Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33423-3.html
ID: 33423-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Met dit wetsvoorstel wordt beoogd uitvoering te geven aan de Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PbEU 2011, L 65) (hierna: de Verordening). Het burgerinitiatief houdt in dat – conform artikel 11, vierde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie – burgers de Europese Commissie kunnen verzoeken een voorstel in te dienen. Daarvoor moeten ten minste één miljoen burgers van de Unie, afkomstig uit ten minste een vierde van de lidstaten, een dergelijk initiatief ondersteunen.

De regering heeft ter uitvoering van de Verordening de strikt noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen genomen bij het Tijdelijk uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief, omdat de Verordening al van toepassing is vanaf 1 april 2012. Door deze zelfstandige algemene maatregel van bestuur was het mogelijk om vooruitlopend op de totstandkoming van dit wetsvoorstel al uitvoering te geven aan de Verordening.

2. Voorgeschiedenis

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) maakt het Europees burgerinitiatief mogelijk: «Wanneer ten minste één miljoen burgers van de Unie, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, van oordeel zijn dat inzake een aangelegenheid een rechtshandeling van de Unie nodig is ter uitvoering van de Verdragen, kunnen zij het initiatief nemen de Europese Commissie te verzoeken binnen het kader van de haar toegedeelde bevoegdheden een passend voorstel daartoe in te dienen.» (artikel 11, vierde lid, VEU). Tijdens de Raad Algemene Zaken van 14 juni 2010 nam de Raad een «General Approach» aan, waarin ook de Europese Commissie zich kon vinden. Op basis hiervan werden besprekingen met het Europees Parlement gestart. Uiteindelijk mondden de onderhandelingen uit in de Verordening. Deze is per 1 april 2011 in werking getreden en is per 1 april 2012 van toepassing. De Verordening wordt geëvalueerd per 1 april 2015.

In de Verordening is aangekondigd dat de Commissie technische eisen zou aannemen waaraan de online verzamelsystemen moeten voldoen die organisatoren gebruiken als zij digitaal steunbetuigingen verzamelen. Deze vereisten zijn vastgelegd in de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1179/2011 van de Commissie van 17 november 2011 tot vaststelling van technische specificaties voor systemen voor het online verzamelen van steunbetuigingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad over het burgerinitiatief (PbEU 2011, L 301) (hierna: de Uitvoeringsverordening).

3. De kern van de nieuwe regelgeving

Met dit wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan de Verordening. Hierna volgt eerst een toelichting op hetgeen in de Verordening is geregeld, vervolgens op de uitvoeringsmaatregelen die met dit wetsvoorstel geregeld worden.

3.1 Verordening over het Europees burgerinitiatief

Een Europees burgerinitiatief is een overeenkomstig de Verordening bij de Europese Commissie ingediend initiatief waarin de Commissie wordt verzocht om binnen het kader van haar bevoegdheden een passend voorstel in te dienen. Het gaat dan om een voorstel over een aangelegenheid waarvan burgers vinden dat er een rechtshandeling van de Unie nodig is ter uitvoering van de Verdragen en dat door ten minste één miljoen burgers van de Unie, afkomstig uit ten minste een vierde van de lidstaten, wordt gesteund (artikel 2, eerste lid, van de Verordening).

Burgers die een initiatief willen organiseren, richten een burgercomité op bestaande uit ten minste zeven personen die inwoners zijn van ten minste zeven verschillende lidstaten. De organisatoren moeten burgers van de Unie zijn die de kiesgerechtigde leeftijd voor de verkiezingen voor het Europees Parlement hebben bereikt. Als zij een initiatief willen starten, moeten zij het initiatief eerst laten registreren bij de Europese Commissie en daarbij de in bijlage II bij de Verordening genoemde informatie te verstrekken (artikel 4, eerste lid, van de Verordening). De gevraagde informatie betreft de titel van het initiatief, het onderwerp, een beschrijving van de doelstellingen van het voorgestelde initiatief, de bepalingen in de Verdragen die door de organisatoren relevant worden geacht voor de voorgestelde maatregel, persoonsgegevens van de leden van het burgercomité en alle bronnen waaruit steun en financiering voor het voorgestelde burgerinitiatief afkomstig zijn.

De Europese Commissie registreert het initiatief binnen twee maanden als het voldoet aan de in artikel 4, tweede lid, van de Verordening genoemde voorwaarden. Ten eerste moet het burgercomité zijn gevormd en een contactpersoon zijn aangewezen in overeenstemming met artikel 3, tweede lid, van de Verordening. Ten tweede mag het initiatief niet zichtbaar buiten de bevoegdheden van de Commissie vallen om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling ter uitvoering van de Verdragen. Het voorgestelde initiatief levert bovendien geen misbruik op en is niet lichtzinnig of ergerlijk. Ten slotte druist het initiatief niet zichtbaar in tegen de in artikel 2 VEU vastgelegde waarden van de Unie.

Organisatoren kunnen zowel digitaal als op papier steunbetuigingen verzamelen. Als zij digitaal verzamelen, gebruiken zij hiervoor een online verzamelsysteem. Dit systeem moet aan technische veiligheidseisen voldoen. Hiervoor bestaan meerdere redenen: in dit verzamelsysteem worden privacygevoelige persoonsgegevens opgeslagen, geautomatiseerde indiening moet worden voorkomen en steunbetuigingen moeten niet ongewenst verwijderd kunnen worden. Daarom is in de Verordening en de Uitvoeringsverordening geregeld dat de organisator vóór verzameling eerst een certificaat moet aanvragen bij de hiervoor bevoegde instantie, waaruit blijkt dat het systeem aan de vereisten van de Verordeningen voldoet. De certificering vindt plaats binnen één maand door de daartoe bevoegde instantie(s) in de lidstaat waar de digitale gegevens die door het online verzamelsysteem worden verwerkt, fysiek worden opgeslagen. Het is dus niet toegestaan dat de database in een land staat dat geen lidstaat is van de Europese Unie.

Beschikken organisatoren over de registratie van de Europese Commissie en het certificaat voor het online verzamelsysteem, dan kunnen zij steunbetuigingen verzamelen. Vanaf het moment van registratie hebben zij hiervoor twaalf maanden de tijd.

Burgers die een initiatief willen ondertekenen, moeten burger van de Unie zijn en de kiesgerechtigde leeftijd voor de verkiezingen voor het Europees Parlement hebben bereikt. De organisatoren moeten minimaal één miljoen handtekeningen verzamelen uit ten minste zeven lidstaten, waarbij per lidstaat een minimumaantal ondertekenaars is vereist. Voor Nederland geldt dat ten minste 19 500 burgers het initiatief moeten ondersteunen.1

Hebben organisatoren voldoende steunbetuigingen of zijn de twaalf maanden voorbij, dan kunnen de organisatoren de steunbetuigingen laten verifiëren en krijgen zij van de bevoegde instanties van de betreffende lidstaten een certificaat over het aantal als geldig geverifieerde steunbetuigingen. Vervolgens dienen de organisatoren het initiatief met gecertificeerde steunbetuigingen bij de Europese Commissie in.

De Europese Commissie neemt het initiatief vervolgens in overweging. In ieder geval krijgen de organisatoren de gelegenheid hun initiatief toe te lichten in een hoorzitting bij het Europees Parlement (artikel 11 van de Verordening). De Commissie deelt binnen drie maanden haar juridische en politieke conclusies mee (artikel 10, eerste lid, onder c, van de Verordening). Dit antwoord, in de vorm van een mededeling, zal formeel worden vastgesteld door het college van commissarissen en worden gepubliceerd in alle officiële EU-talen.

Gedurende het hele proces is de bescherming van persoonsgegevens een belangrijk aandachtspunt. Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Verordening zijn ter bescherming van persoonsgegevens Richtlijn 95/46/EG en de nationale bepalingen ter uitvoering daarvan van toepasing. Dit betekent dat in Nederland de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is. Volgens artikel 12, tweede lid, van de Verordening zijn de organisatoren van een burgerinitiatief aangemerkt als verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens. Dit geldt ook voor de bevoegde autoriteit die belast is met de verificatie en certificering van steunbetuigingen. Verder regelt de Verordening (artikel 12, derde lid) dat de organisatoren ervoor zorgen dat de voor een bepaald burgerinitiatief verzamelde persoonsgegevens niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan de ondersteuning van dit initiatief. De bevoegde instantie gebruikt de persoonsgegevens die zij voor een bepaald burgerinitiatief ontvangt alleen voor de verificatie van de steunbetuigingen. Hiernaast regelt de Verordening de termijnen waarbinnen de gegevens moeten worden vernietigd. De organisatoren vernietigen alle steunbetuigingen die zij voor dit initiatief hebben ontvangen, alsmede alle kopieën daarvan, uiterlijk een maand nadat zij het initiatief bij de Commissie hebben ingediend, of uiterlijk 18 maanden na de datum van registratie van een voorgesteld burgerinitiatief, afhankelijk van het feit welke van de twee het eerst valt (artikel 12, derde lid, van de Verordening). De bevoegde instantie vernietigt alle steunbetuigingen en alle kopieën daarvan uiterlijk een maand nadat het certificaat is verstrekt (artikel 12, vierde lid, van de Verordening). Tot slot regelt de Verordening (artikel 12, zesde lid, van de Verordening) dat de organisatoren passende technische en organisatorische maatregelen nemen om persoonsgegevens te beveiligen tegen vernietiging, verlies, vervalsing, niet-toegelaten verspreiding of toegang, dan wel tegen enige andere vorm van onwettige verwerking.

3.2 Uitvoeringsmaatregelen Nederland

3.2.1 Aanwijzen bevoegde instantie

Ter uitvoering van de Verordening is nationale regelgeving nodig voor het aanwijzen van de bevoegde instantie voor certificering van online verzamelsystemen en voor verificatie en certificering van verzamelde steunbetuigingen. Aanwijzing van de bevoegde instantie is ook nodig omdat toegang moet kunnen worden verleend tot de Gemeentelijke Basisadministratie ten behoeve van een representatieve steekproefsgewijze controle voor de voor Nederland verzamelde steunbetuigingen.

De regering heeft ervoor gekozen om de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als de bevoegde instantie aan te wijzen voor de certificering van online verzamelsystemen, het coördineren van de verificatie van steunbetuigingen en het afgeven van een certificaat naar aanleiding van deze verificatie. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft namelijk een bijzondere verantwoordelijkheid voor het functioneren van ons democratisch bestel. Een verantwoordelijkheid voor het functioneren van een Europees democratisch instrument dat mede door Nederlanders kan worden ingezet, sluit daar goed bij aan. Vanuit de beleidsverantwoordelijkheid van de minister kan oog worden gehouden op een objectieve, eerlijke behandeling van burgerinitiatieven. Er zijn meer lidstaten waar een ministerie (een van beide) certificaten afgeeft: in ieder geval in Frankrijk, Denemarken, Polen, Tsjechië, Griekenland, Roemenië en Slovenië. Daarnaast worden (semi-) overheidsorganisaties hiertoe aangewezen.

3.2.2 Certificering online verzamelsystemen

Een organisator van een Europees burgerinitiatief dient een aanvraag tot certificering van zijn online verzamelsysteem in bij de minister. De aanvraag wordt in behandeling genomen wanneer deze volledig is (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Vervolgens wordt binnen een maand op de aanvraag besloten (artikel 6, derde lid, van de Verordening). Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke informatie moet worden verstrekt bij het indienen van de aanvraag. De Uitvoeringsverordening stelt zeer specifieke technische en veiligheidseisen aan het systeem. Daarom is het van belang dat organisatoren bij de aanvraag de relevante informatie en documentatie leveren. Het gaat daarbij om informatie en documentatie waaruit blijkt dat het systeem aan de vereisten voldoet. Er wordt daarbij één op één aangesloten bij de vereisten in de Verordening en de Uitvoeringsverordening. Mede op basis van deze informatie en documentatie kan worden vastgesteld hoeveel aanvullend (fysiek) onderzoek er nodig is om te beoordelen in hoeverre het systeem aan de vereisten voldoet.

Voor de certificering van online verzamelsystemen zal de minister worden ondersteund door de Auditdienst Rijk. De Auditdienst Rijk is in staat het systeem aan de technische eisen conform de Verordening en de Uitvoeringsverordening te toetsen. De Auditdienst Rijk verricht haar werkzaamheden op basis van (internationale) vaktechnische eisen en is flexibel in het inzetten van capaciteit. Dit is van belang omdat onvoorspelbaar is met hoeveel certificeringsaanvragen Nederland te maken zal krijgen. Dat aantal is immers afhankelijk van het aantal initiatieven dat genomen gaat worden waarvan de gegevens die via het online verzamelsysteem worden verzameld, in Nederland worden opgeslagen. Dit is bij voorbaat niet te zeggen.

De Auditdienst Rijk zendt haar bevindingen aan de minister, die vervolgens besluit tot het al dan niet afgeven van het certificaat. Het certificaat verklaart dat het betreffende systeem op het moment van het afgeven van het certificaat in overeenstemming is met de Verordening. Het certificaat laat uiteraard onverlet dat de organisator bij de verwerking van persoonsgegevens artikel 12 van de Verordening dient te eerbiedigen.

De beslissingen die de minister neemt over de certificering van online verzamelsystemen zijn besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht en hiertegen kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar en beroep worden ingesteld.

3.2.3 Verificatie en certificering steunbetuigingen

De geldigheid van de steunbetuigingen wordt steekproefsgewijs gecontroleerd (artikel 8, tweede lid, van de Verordening). Dat gebeurt door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe de representatieve steekproef wordt vormgegeven. De op grond van de steekproef geselecteerde steunbetuigingen zullen met behulp van de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) worden geverifieerd. Op grond van artikel 91 van de Wet Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zal de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid krijgen om de GBA voor deze taak te raadplegen. Deze bevoegdheid wordt bij besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegekend. De minister zal bij de verificatie van de steunbetuigingen worden ondersteund door de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag heeft kennis en ervaring die goed aansluit bij de verificatieactiviteiten. Naast ervaring met democratische processen (petities) heeft de gemeente ruime ervaring met het verifiëren van persoonsgegevens in de GBA. Ook heeft de gemeente ruime expertise in het opschalen van capaciteit met uitzendkrachten die de gemeente zelf heeft opgeleid. Steunbetuigingen van Nederlanders die niet in de GBA zijn opgenomen, zullen door de gemeente Den Haag op een andere manier worden geverifieerd. Bij inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen hiervoor op grond van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES de in die wet bedoelde basisadministraties worden gebruikt (de zogenaamde PIVA-V). Steunbetuigingen van Nederlanders in het buitenland zullen worden gecontroleerd door de steunbetuiger een kopie te vragen van zijn identiteitsbewijs. De ingediende steunbetuigingen dienen binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek te worden geverifieerd (artikel 8, tweede lid, van de Verordening).

Evenals de beslissingen over certificering van online verzamelsystemen, zijn besluiten van de minister over de certificering van de steunbetuigingen besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep op de bestuursrechter tegen een besluit over de certificering van de steunbetuigingen, is in het wetsvoorstel geregeld naar analogie van het beroep inzake Kieswetgeschillen (zie bijvoorbeeld artikel D 9 van de Kieswet). Ook bij geschillen die zich bij de certificering van steunbetuigingen kunnen voordoen, is kenmerkend dat de aangevochten besluiten in hoge mate een gebonden karakter hebben en met het oog op de voortgang van de procedure een snelle afdoening van deze geschillen vereist is.

Bij de behandeling van een beroep tegen een besluit over de certificering van de steunbetuigingen gelden volgens het wetsvoorstel de volgende afwijkingen van de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht inzake beroep op de administratieve rechter:

  • uitsluiting van de bezwaarschriftprocedure;

  • behandeling in één instantie door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

  • uitsluiting van de procedure inzake voorlopige voorziening;

  • verplichte versnelde behandeling;

  • uitsluiting van de mogelijkheid van vereenvoudigde behandeling (wegens de daaraan verbonden mogelijkheid van verzet);

  • verkorting van de termijn waarbinnen het griffierecht moet worden

  • betaald.

3.2.4 Sancties

Lidstaten moeten er conform de Verordening voor zorgen dat organisatoren onderworpen zijn aan passende sancties voor overtredingen van de Verordening, en met name voor valse verklaringen van organisatoren en voor frauduleus gebruik van de gegevens (artikel 14, eerste lid, van de Verordening). Aan artikel 14 van de Verordening wordt uitvoering gegeven door toepassing van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte). Deze bepaling voorziet in strafbaarstelling van de volgende gedragingen van organisatoren, die op grond van de Verordening moeten kunnen worden bestraft:

  • het valselijk verklaren of verstrekken van onjuiste gegevens omtrent steun en financiering. Het gaat om het verstrekken van onware informatie (ook wel aangeduid als intellectuele valsheid), hetgeen strafbaar is op grond van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • het vervalsen van een officieel document (certificaat of steunbetuigingen). Het gaat dan bijvoorbeeld om het (na)maken van een steunbetuiging of het wijzigen van echte steunbetuigingen, hetgeen strafbaar is op grond van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • het gebruik maken van door anderen vervalste documenten (certificaat of steunbetuigingen), hetgeen strafbaar is op grond van artikel 225, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4. Financiële gevolgen

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt de kosten voor certificering van online verzamelsystemen en voor verificatie en certificering van verzamelde steunbetuigingen in Nederland. Het is moeilijk te voorspellen wat de kosten in totaal zullen zijn. Allereerst is niet te voorspellen hoeveel burgerinitiatieven er in de Europese Unie genomen zullen worden. Daarnaast is onzeker in hoeveel gevallen certificering van online systemen in Nederland wordt aangevraagd. Dat is namelijk alleen nodig als de database, waarin de via het online verzamelsysteem verzamelde gegevens worden opgeslagen, in Nederland staat. Voorts is onzeker in hoeveel gevallen er steunbetuigingen in Nederland geverifieerd moeten worden. Vooralsnog wordt rekening gehouden met eenmalige kosten in 2012 a € 200 000 (inclusief ontwikkelkosten certificerings- en verificatietraject). De structurele kosten worden geschat op € 250 000 per jaar.

5. Lasten voor burgers, bedrijven en non-profitinstellingen

Op grond van artikel 2 zal een ministeriële regeling worden vastgesteld waarin wordt bepaald welke gegevens en bescheiden organisatoren moeten overhandigen bij hun aanvraag tot certificering van een online systeem. De organisatoren van een burgerinitiatief zijn op grond van artikel 6 van de Verordening verplicht om er zelf op toe te zien dat het online systeem aan de vereisten van de Verordening voldoet. Het is de verwachting dat de organisatoren al gedurende het opbouwen van het systeem de documentatie verzamelen die bij de aanvraag voor certificering moet worden verstrekt, omdat de organisatoren anders zelf ook niet kunnen nagaan of het systeem aan de eisen voldoet. Ten tijde van het doen van de aanvraag voor het certificeren van het online systeem is de documentatie dus al beschikbaar. Dit betekent dat de administratieve lasten die voortvloeien uit artikel 2 bestaan uit het verzenden van deze documentatie. Uiteraard is het mogelijk om dit elektronisch te doen, hiervoor is een e-mailadres beschikbaar gesteld.

Op grond van het voorgestelde artikel 3 wordt bij het beoordelen van de aanvraag voor het certificeren van een online systeem een controle ter plaatse uitgevoerd. Dit brengt met zich mee dat één van de organisatoren gedurende één of twee werkdagen fysiek beschikbaar moet zijn voor controle ter plaatse van de fysieke opslag van de gegevens.

Een berekening van de administratieve lasten per jaar is afhankelijk van de volgende factoren:

  • hoeveel burgerinitiatieven zullen worden georganiseerd;

  • bij hoeveel van deze initiatieven de gegevens in Nederland zullen worden opgeslagen;

  • bij hoeveel van de initiatieven waarbij de gegevens in Nederland worden opgeslagen er een Nederlander in het comité van burgers zit dat het burgerinitiatief organiseert.

  • Hier zijn helaas geen gegevens over bekend en daarom kan slechts een zeer ruwe schatting van de administratieve lasten worden gemaakt. Per aanvraag voor het certificeren van een online systeem bedragen de administratieve lasten:

  • ongeveer anderhalf uur voor het invullen van een aanvraagformulier en het opsturen van dit formulier en de bijbehorende documentatie;

  • ongeveer anderhalve werkdag voor de controle ter plaatse van de fysieke opslag van de gegevens.

Uitgaande van 5 tot 10 burgerinitiatieven per jaar, waarvan bij 1 de gegevens in Nederland worden opgeslagen en een Nederlander in het organiserende burgercomité plaatsneemt, zijn de totale administratieve lasten die voortvloeien uit dit wetsvoorstel maximaal 2 werkdagen per jaar voor één Nederlandse burger.

Het wetsvoorstel brengt geen administratieve lasten met zich mee voor bedrijven en non-profitinstellingen.

ARTIKELSGEWIJZE DEEL

Artikel 2

In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 15, eerste en tweede lid, van de Verordening.

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Verordening wordt in onderdeel a geregeld dat Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevoegd is voor het afgeven van certificaten voor systemen waarmee online steunbetuigingen worden verzameld.

Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Verordening wordt in de onderdelen b en c geregeld dat Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de verificatie van steunbetuigingen coördineert, alsmede de certificaten afgeeft waarin het aantal geldige steunbetuigingen staat vermeld.

Artikel 4

Om te kunnen beoordelen of het online verzamelsysteem voldoet aan de eisen die daaraan zijn gesteld in de Uitvoeringsverordening is een controle ter plaatse noodzakelijk. Indien deze controle niet kan worden uitgevoerd, kan de aanvraag tot certificering van het online verzamelsysteem om deze reden worden afgewezen. De controle is ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag, er is dus uitdrukkelijk geen sprake van een toezichthoudende bevoegdheid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De door de minister aan te wijzen ambtenaren hebben niet de bevoegdheid om ergens binnen te treden; het is aan de aanvrager om ervoor zorg te dragen dat deze ambtenaren worden toegelaten tot de plaats waar het online verzamelsysteem zich bevindt en dat deze ambtenaren inzage krijgen in dit systeem. Bij de redactie van artikel 4 is enigszins aangesloten bij artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij is niet uit artikel 5:15 overgenomen dat een woning niet kan worden betreden zonder toestemming van de bewoner, aangezien de ambtenaren geen bevoegdheid hebben tot binnentreden en om deze reden geen enkele plaats zonder toestemming van de eigenaar, en, indien van toepassing, de bewoner, zullen kunnen betreden.

Artikel 5

De Verordening biedt ruimte om de wijze waarop de representatieve steekproeven worden uitgevoerd in nationale wetgeving te regelen (artikel 8, tweede lid, Verordening). In artikel 5 wordt voorgesteld om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de wijze waarop de steekproeven in Nederland worden uitgevoerd en over de vaststelling van het totaal aantal geldige steunbetuigingen op basis van de uitkomst van de steekproeven. Met dit laatste wordt gedoeld op het extrapoleren van de uitkomst van de steekproeven naar het totaal van de ingediende steunbetuigingen. Dit betekent dat aan de hand van het aantal geldige steunbetuigingen in de voor de steekproeven geselecteerde steunbetuigingen een inschatting wordt gemaakt van het totale aantal geldige steunbetuigingen.

Artikel 6

De tekst van dit artikel is ontleend aan artikel D 9 van de Kieswet. Zie voor een inhoudelijke omschrijving van de afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht paragraaf 3.2.3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting.

Artikel 7

Dit artikel regelt de samenloop van het onderhavige wetsvoorstel met het wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht, waarin alle bijzondere beroepsprocedures worden opgenomen in een bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8

In het koninklijk besluit waarin de inwerkingtreding wordt geregeld, zal tevens het Tijdelijk uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief worden ingetrokken. In dat besluit is bepaald dat het op 1 januari 2014 vervalt, indien het niet voor die datum is ingetrokken.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

BIJLAGE

Transponeringstabel van Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PbEU 2011, L 65)

Bepaling EU-regeling

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling: toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 1

De omschrijving van het doel van de verordening behoeft geen implementatie.

   

Artikel 2–5

De artikelen zijn rechtstreeks toepasselijk en laten geen beleidsruimte. Ze behoeven daarom geen implementatie.

   

Artikel 6

De artikelen 3 en 4 van het wetsvoorstel.

Lidstaten kunnen zelf bepalen op welke wijze ze controleren of een online verzamelsysteem voldoet aan de eisen in de Verordening.

Zie paragraaf 3.2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 7

Het artikel is rechtstreeks toepasselijk en laat geen beleidsruimte. Het behoeft daarom geen implementatie.

   

Artikel 8

Artikel 5 van het wetsvoorstel.

Artikel 8 van de Verordening biedt ruimte om de wijze waarop de steekproeven worden uitgevoerd in nationale wetgeving te regelen.

Bij algemene maatregel van bestuur zal worden geregeld op welke wijze de steekproeven worden uitgevoerd.

Artikel 9–13

De artikelen zijn rechtstreeks toepasselijk en laten geen beleidsruimte. Ze behoeven daarom geen implementatie.

   

Artikel 14

Artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.

   

Artikel 15

De artikelen 2, 3 en 4 van het wetsvoorstel.

Lidstaten kunnen zelf bepalen op welke wijze ze controleren of een online verzamelsysteem voldoet aan de eisen in de Verordening.

Zie paragraaf 3.2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 16–20

In deze artikelen is de comitologie-procedure geregeld. De artikelen richten zich tot EU-instellingen.

   

Artikel 21

Het artikel bevat een verplichting tot feitelijk handelen.

   

Artikel 22

Het artikel richt zich tot een EU-instelling.

   

Artikel 23

Het artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.