Ontvangen 9 april 2013
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PVV en de SP. Het verheugt ons dat de leden van de VVD zich tevreden tonen met het toepassingsbereik van het wetsvoorstel, namelijk een beperking van het nationaliteitsvereiste tot het vereiste van Unieburgerschap dan wel burgerschap van de Europese Economische Ruimte (EER). De leden van de fracties die in het verslag aan het woord zijn hebben nog enkele vragen die ik hierna zal beantwoorden. Voor een zo inzichtelijk mogelijke beantwoording is deze thematisch geordend.
Openbaar gezag
De leden van de fractie van de PVV stellen dat het notarisambt nog steeds verband houdt met de uitoefening van het openbaar gezag, en dat eraan voorbij wordt gegaan dat om die reden het beginsel van de vrijheid van vestiging niet van toepassing behoort te zijn.
Ik neem aan dat de leden doelen op de uitspraak van Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 1 december 2011, C-157/09. In deze uitspraak komt het Hof tot het oordeel dat een nationaliteitsvereiste in strijd is met het beginsel van de vrijheid van vestiging, zoals neergelegd in artikel 43 EG (thans art. 49 VWEU). Die uitspraak van het Hof doet niet af aan het gegeven dat naar Nederlands recht de notaris een openbaar ambt bekleedt. Het kabinet heeft geen intentie om in deze publieke status van het notarisambt verandering aan te brengen. De uitspraak van het Hof dwingt daar ook niet toe. Het Hof benadrukt in zijn uitspraak dat de inbreukprocedure alleen betrekking had op het nationaliteitsvereiste en niet zag op de positie en organisatie van het notariaat in de Nederlandse rechtsorde, noch op de overige vereisten die voor de toegang tot het notarisambt worden gesteld. Evenmin zag de procedure op het vrije verkeer van diensten of het vrij verkeer van werknemers. Het wetsvoorstel schaft de nationaliteitseis niet verder af dan nodig in verband met de uitspraak van het Hof.
Taalbeheersing
Het verheugt mij dat de leden van de fractie van VVD uitdrukkelijk onderschrijven dat hoge eisen worden gesteld aan het niveau van taalbeheersing. Met deze leden is het kabinet van oordeel dat het stellen van een goed taalniveau van belang is. De notaris vervult immers een belangrijke functie in het rechtsverkeer waarbij een goede beheersing van de Nederlandse taal onmisbaar is. Als criterium voor deze toetsing is gekozen «de goede uitoefening van het ambt». Hiermee wordt uiting gegeven aan het feit dat betrokkene de Nederlandse taal op een zodanig niveau moet beheersen dat hij alle facetten van het ambt kan uitoefenen. Bij de beoordeling van het verzoek tot benoeming zal worden gekeken naar de informatie die de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en het Bureau Financieel Toezicht daarover verstrekken.
Voor het geval de beheersing van de Nederlandse taal toch onvoldoende blijkt, voorziet dit wetsvoorstel in de mogelijkheid het verzoek om benoeming om die reden af te wijzen. Op deze wijze acht het kabinet het belang van een beheersing van de Nederlandse taal geborgd. Hiermee zijn tevens vragen van de leden van de fracties van de VVD, PVV en de SP dienaangaande beantwoord.
Het stellen van een taalvereiste verdraagt zich met artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dit in reactie op een vraag van de leden van de fractie van de VVD hoe de regering het taalvereiste ziet in verhouding tot die bepaling. Volgens de rechtspraak van het Hof kunnen nationale maatregelen die de uitoefening van de in het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden beperken, (slechts) gerechtvaardigd zijn wanneer zij aan vier voorwaarden voldoen: 1. zij moeten zonder discriminatie worden toegepast, 2. beantwoorden aan dwingende redenen van algemeen belang, 3. de verwezenlijking van het nagestreefde doel waarborgen en 4. niet verder gaan dan ter bereiking van dat doel noodzakelijk is. Aan deze vereisten wordt voldaan. De handelsbelemmering die het gevolg kan zijn van de taalvereiste, is volstrekt gerechtvaardigd vanuit het EU-Verdrag en de jurisprudentie van het Hof (zie HvJEG Zaak 379/87, Groener, Jurispr. 1989, blz. 3967).
In reactie op vragen dienaangaande van de leden van de fractie van de VVD, merk ik op dat het taalvereiste geen belemmering hoeft te vormen voor het vrije verkeer wanneer de persoon in kwestie als notaris werkzaam wenst te zijn in een meer internationaal georiënteerde rechtspraktijk. Allereerst staat het vereiste er geenszins aan in de weg dat de betrokken notaris in een andere taal dan het Nederlands correspondeert met cliënten indien die daar prijs op stellen. In voorkomende gevallen kan – uiteraard – ook altijd een tolk of vertaler worden ingeschakeld. Het vereiste dat de notaris een zodanige beheersing van de Nederlandse taal heeft dat een goede uitoefening van het notarisambt mogelijk is, waarborgt dat hij akten en andere officiële stukken in correct Nederlands kan opstellen, en dat hij kennis heeft of kan nemen van de actuele Nederlandse wet- en regelgeving. Een goede beheersing van de Nederlandse taal is mitsdien ook relevant wanneer betrokkene werkzaam is bij een kantoor met internationale oriëntatie.
Benoemingseisen
De leden van de PVV-fractie stellen verschillende vragen over de benoemingsvereisten aan buitenlandse notarissen die zich in Nederland willen vestigen. Ook de leden van de SP-fractie stellen vragen over de benoemingsvereisten, onder meer over de duur van de verplichte stage. In reactie op deze vragen merk ik het volgende op. Een persoon met de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat, kan in Nederland tot notaris benoemd worden wanneer wordt voldaan aan de volgende gebruikelijke criteria.
• Betrokkene dient te beschikken over een Nederlands getuigschrift waaruit blijkt dat hij master in het recht is of gerechtigd is om de titel meester in de rechten te voeren. Indien hij bezit over een vergelijkbaar getuigschrift uit een andere EU-lidstaat kan dit worden omgezet via de Algemene wet erkenning EG-hoger onderwijsdiploma’s.
• Betrokkene dient stage te lopen als kandidaat-notaris bij een Nederlands notariskantoor gedurende een periode van zes jaar.
• Deze stage moet worden afgesloten met een afsluitend examen.
• Als kandidaat-notaris dient hij de drie jaren voorafgaande aan het verzoek tot benoeming twee jaren in Nederland onder verantwoordelijkheid van een notaris gewerkt te hebben.
• Hij dient een ondernemingsplan te overleggen dat goedgekeurd moet worden.
• Hij dient een verklaring omtrent het gedrag te overleggen.
• Hij dient de Nederlandse taal op zodanige wijze beheersen dat een goede uitoefening van het notarisambt mogelijk is.
Voldoet een kandidaat-notaris aan alle benoemingsvereisten, dan kan deze worden benoemd tot notaris in Nederland, ook wanneer deze de nationaliteit heeft van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat, dit laatste in reactie op een vraag van de leden van de fractie van de VVD ter zake. Na te zijn benoemd tot notaris, is betrokkene onderworpen aan een streng stelsel van toezicht en tuchtrecht op grond van de Wet op het notarisambt en aan de verordeningen van de KNB. Hiermee is tevens de vraag van de leden van de fractie van de PVV beantwoord naar de eisen die gesteld worden aan buitenlandse notarissen die zich in Nederland willen vestigen.
De leden van de fractie van de VVD merken op dat toelating tot het beroep van notaris is gelimiteerd, en vragen of dat een schending van de Europese regelgeving vormt. Het antwoord hierop luidt ontkennend. De voornaamste limitering van de toegang tot het beroep vindt zijn oorsprong in de hoge kwaliteitseisen (opleiding, kennis en beroepservaring) die gerechtvaardigd zijn op grond van het bijzondere karakter van het beroep en de wettelijke bevoegdheden van de notaris. Dit beperkt de toegang op een inhoudelijke wijze. Daarnaast is er een meer formele beperking op grond van het hebben van een Europese nationaliteit. De groep personen die kan worden benoemd tot notaris wordt inderdaad beperkt tot personen met de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat. Nu de toegang tot het beroep voor deze nationaliteiten voldoet aan de uitspraak van het Hof, is geen sprake van schending van Europese regelgeving.
De waarborging van de juiste uitoefening van het beroep van notaris is gelegen in de vereisten, verplichtingen en voorzieningen die in de wet staan: de opleidings- en ervaringseisen, het toezicht en tuchtrecht, alsmede het door het wetsvoorstel toe te voegen vereiste van een goede beheersing van de Nederlandse taal. In de onlangs gewijzigde Wet op het notarisambt is veel aandacht besteed aan het vergroten van de kwaliteit en de integriteit van de notariële dienstverlening. Zowel in preventieve zin door de invoering van een persoonstoets op de geschiktheid voor het notarisambt als door de versterking van het wettelijke toezicht en het tuchtrecht acht ik, dit in reactie op vragen van de leden van de fractie van de PVV, voldoende waarborgen aanwezig om de kwaliteit en integriteit van het notariaat te verzekeren. De waarborgen voor ondernemerschap – de leden van de PVV-fractie vragen daar naar – zijn niet anders dan voor notarissen met de Nederlandse nationaliteit en die waarborgen wijzigen niet.
Bovenstaande houdt eveneens de waarborg in dat de kwaliteit van de kandidaat-notaris in kwestie leidend is, dit in reactie op een vraag van de leden van de fractie van de VVD. Per verzoek tot benoeming tot notaris zal bezien worden of wordt voldaan aan de benoemingsvereisten. Dat houdt in dat geen voorkeurspositie wordt ingenomen door kandidaat-notarissen met de Nederlandse of juist niet de Nederlandse nationaliteit. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 18 VWEU, dat inhoudt dat elke discriminatie naar nationaliteit verboden is. In reactie op een vraag daarover van de leden van de VVD-fractie kan worden aangegeven dat artikel 18 VWEU er niet toe zal leiden dat vaker ten onrechte de voorkeur wordt gegeven aan een kandidaat-notaris met de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat.
Gevolgen
De leden van de fractie van de SP wensen te vernemen of notariskantoren in de praktijk aantoonbaar hinder ondervinden van de huidige nationaliteitseis en op welke manier deze door de uitbreiding van die eis wordt weggenomen. De leden van de PVV-fractie vragen naar een uiteenzetting van de economische gevolgen voor Nederlandse notarissen van het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste.
De huidige nationaliteitseis verhindert dat kandidaat-notarissen die niet in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit benoemd kunnen worden tot notaris. Tevens verhindert de huidige nationaliteitseis dat deze kandidaat-notarissen tot waarnemer of toegevoegd notaris benoemd worden. De uitbreiding van de nationaliteitseis maakt deze benoemingen mogelijk.
De KNB heeft desgevraagd aangegeven dat de nationaliteit van kandidaat-notarissen niet wordt geregistreerd, zodat geen exacte uitspraken kunnen worden gedaan over aantallen. Gegeven de hierboven geschetste benoemingsvereisten valt te verwachten dat het bij eventuele toekomstige verzoeken om benoeming tot notaris van een persoon die de nationaliteit heeft van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat, vooral zal gaan om kandidaat-notarissen die in Nederland hun opleiding hebben genoten. Mede gezien de vereiste stage van ten minste zes jaar in het Nederlandse notariaat zal het in de praktijk, ongeacht de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, op het moment van het verzoek om benoeming in vrijwel alle gevallen gaan om personen die langdurig ingezetene van Nederland zijn. Naar schatting gaat het om slechts enkele kandidaten die tot notaris benoemd willen en kunnen worden. De economische gevolgen van het laten vervallen van de nationaliteitsvereiste worden dan ook zeer laag ingeschat. Deze maatregel zal in de praktijk naar verwachting nauwelijks gevolgen hebben voor de positie van notarissen met de Nederlandse nationaliteit. Desgevraagd deelde de KNB mij mede dat haar ook thans geen aanwijzingen bekend zijn die op het tegendeel zouden duiden.
EU-lidstaten
De leden van de fractie van de SP vernemen graag in welke lidstaten er een Latijns notariaat is, en welke lidstaten eenzelfde nationaliteitseis kennen als wordt voorgesteld. Ik heb mij hierover door de KNB laten informeren. In het onderstaande overzicht treft u per lidstaat de stand van zaken aan.
Lidstaten met Latijns notariaat |
Geen nationaliteitseis |
EU/EER/Zwitserland |
EU/EER |
EU |
Nationaliteitseis |
---|---|---|---|---|---|
België |
X |
||||
Bulgarije |
X |
||||
Duitsland |
X |
||||
Estland |
X |
||||
Frankrijk |
X |
||||
Griekenland |
X |
||||
Hongarije |
X |
||||
Italië |
X |
||||
Letland |
X |
||||
Litouwen |
X |
||||
Luxenburg |
X |
||||
Malta |
X |
||||
Oostenrijk |
X |
||||
Polen |
X |
||||
Portugal |
X |
||||
Roemenië |
X |
||||
Slovenië |
X |
||||
Slowakije |
X |
||||
Spanje |
X |
||||
Tsjechië |
X |
De KNB heeft daarbij aangegeven dat in Polen op dit moment wordt gewerkt aan ingrijpende wijzigingen van de wetgeving op het notariaat, en dat de nationaliteitseis wellicht in de toekomst niet wordt gehandhaafd. In Portugal is een wetswijziging in voorbereiding met betrekking tot de toelatingseisen en daarbij wordt voorgesteld om EU-onderdanen tot het ambt van notaris toe te laten.
De leden van de SP-fractie vragen of problemen te verwachten zijn met kandidaat-notarissen uit landen waar het notariaat anders is ingericht. De eigenheid van het Nederlandse notariaat, door zijn verbondenheid met de nationale rechtsorde, maakt dat er voor een aanvrager die niet beschikt over een Nederlandse universitaire graad er een wezenlijke drempel zal zijn, doordat deze aanvrager zich alsnog de tijdrovende inspanning zal moeten getroosten om de vereiste specifieke kennis van het Nederlandse recht eigen te maken. Dat kan voor de betrokkene problematisch zijn, maar is geen reden om lagere of andere vereisten te stellen die zouden kunnen leiden tot kwaliteitsvermindering.