Gepubliceerd: 12 juli 2012
Indiener(s): Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33335-3.html
ID: 33335-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

In het in 2010 tot stand gekomen regeerakkoord «Vrijheid en verantwoordelijkheid»1 is een taalwet aangekondigd waarin de gelijke rechten van de Nederlandse en de Friese taal binnen de provincie Fryslân worden gewaarborgd. Het onderhavige wetsvoorstel geeft daar uitvoering aan. Met dit wetsvoorstel worden de mogelijkheden voor het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer en het bestuurlijk verkeer versterkt. Het doel van deze wet is om in de provincie Fryslân het recht van een ieder te garanderen om gebruik te maken van zijn eigen taal, hetzij Nederlands of Fries, in de rechtszaal en in het contact met bestuursorganen en daarmee de gelijke positie van het Fries en het Nederlands in de provincie Fryslân te waarborgen. Het wetsvoorstel bevat een algemene bepaling waarin het Nederlands en het Fries worden gemarkeerd als de twee officiële talen van de provincie Fryslân. De instelling van een Orgaan voor de Friese taal is tevens een onderdeel van dit wetsvoorstel. Het Orgaan voor de Friese taal kan door middel van taken en bevoegdheden neergelegd in deze wet bijdragen aan een gelijkstelling van de Friese taal aan de Nederlandse taal in de provincie Fryslân. De invulling van deze taken wordt in paragraaf 6 nader toegelicht. Voorts bevat dit wetsvoorstel aanvullende bepalingen inzake de eed en belofte in de Friese taal, met name in het rechtsverkeer. Tot slot wordt in deze memorie van toelichting ook kort ingegaan op Friestalige modellen voor onder meer kandidaatstelling bij verkiezingen.

2. Achtergrond

De verantwoordelijkheid van de rijksoverheid om zorg te dragen voor de Friese taal is voor het eerst erkend in de jaren vijftig* van de vorige eeuw en werd herbevestigd naar aanleiding van het rapport van de interdepartementale Commissie Friese Taalpolitiek (beter bekend als Commissie-Van Ommen) in 1970*. Naar aanleiding van dat rapport oordeelde het kabinet dat met inachtneming van de eenheid van het culturele beleid en rekening houdend met de belangen van de Friese bevolking het rijksbeleid beleid erop gericht moet zijn, in samenspel met de provincie Fryslân en de gemeentelijke overheden in Fryslân, de eigenheid van de Friese taal en taalcultuur te waarborgen.

Ook in internationale verdragen is de positie van de Friezen en het Fries als officiële taal erkend. Op 2 mei 1996 heeft de regering van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Raad van Europa officieel te kennen gegeven dat door Nederland het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden is aanvaard, nadat de Tweede Kamer op 19 oktober 1995 en de Eerste Kamer op 23 januari 1996 een daartoe strekkend wetsvoorstel hadden aangenomen4. Met dit handvest heeft de Nederlandse regering zich verplicht het Fries als tweede officiële taal in de provincie Fryslân te bevorderen en in stand te houden. Het Handvest is voor Nederland op 1 maart 1998 in werking getreden. De andere talen die in Nederland onder de werking van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden vallen, zoals het Limburgs, het Nedersaksisch, het Jiddisj en de talen van Sinti en Roma, zijn door Nederland niet aangemerkt als officiële talen. Het belang van hun bescherming ligt met name op het culturele vlak, als onderdeel van het Europees cultureel erfgoed.

Ook met het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden,5 dat als verdrag van de Raad van Europa in werking is getreden op 1 februari 1998, verbindt Nederland zich aan afspraken die de positie van de Friezen als nationale minderheid beschermen. Onder het Kaderverdrag zijn de Friezen in Nederland als enige nationale minderheid in de zin van het Kaderverdrag erkend. De lidstaten die dit verdrag ondertekenen en ratificeren, verplichten zich tot het bevorderen van de volledige en daadwerkelijke gelijkheid van tot nationale minderheden behorende personen op alle economische, maatschappelijke en culturele terreinen. Ook moeten de omstandigheden waaronder zij hun cultuur en identiteit tot uitdrukking kunnen brengen en deze kunnen behouden en ontwikkelen, gewaarborgd worden. Het Nederlandse parlement heeft in 2004 ingestemd met het voorstel van de regering dat het Kaderverdrag een expliciet beschermende werking voor het Fries zal inhouden6. Nederland heeft het verdrag op 16 januari 20057 geratificeerd, waarna het op 1 juni 2005 voor ons land in werking is getreden.

Met de inwerkingtreding van bovengenoemde verdragen ligt er een grote uitdaging voor Nederland om ervoor te zorgen dat niet alleen in contacten met bestuursorganen, maar ook in rechtspraak en rechtsverkeer het gebruik van de Friese taal wordt verwelkomd als een vanzelfsprekend recht dat inwoners in Fryslân toekomt. Vergelijking met andere tweetalige regio’s in Europa, bijvoorbeeld Wales, leert dat bestaande wetgeving inzake de Friese taal een belangrijk aanvulling behoeft. In Wales bestaat een zogenaamd Welsh Language Board, die verankerd is in de Welsh Language Act. Het orgaan heeft taken richting overheids- en rechtsprekende instanties. Een dergelijk orgaan ontbreekt in de Nederlandse wetgeving voor het Fries en wordt door de regering gezien als een goede aanvulling. Daarom wordt daar met dit wetsvoorstel in voorzien. In onderdeel 6 van deze toelichting wordt daar nader op ingegaan.

3. Bestuursafspraak Friese taal en cultuur

Het Rijk en de provincie Fryslân maken periodiek bestuursafspraken ter uitwerking van de gezamenlijke verantwoordelijkheid inzake de Friese taal en cultuur en de bekostiging daarvan.

In 1981 werd door de toenmalige ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie de Commissie Friese taal ingesteld met als taak advies uit te brengen over de plaats van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer. Het advies verscheen in 1985. Op basis hiervan kwam uiteindelijk in 1989 de eerste bestuursafspraak Friese taal en cultuur tot stand, in 1995 gevolgd door een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij een wettelijke regeling voor het Fries als bestuurstaal is geïntroduceerd (zie onderdeel 4).

In de considerans van de eerste bestuursafspraak werd expliciet de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de provinciale en de rijksoverheid voor het waarborgen van de Friese taal en cultuur vastgelegd. Op 4 juli 1989 is de eerste bestuursafspraak Friese taal en cultuur ondertekend8. Door middel hiervan hebben Rijk en provincie Fryslân gezamenlijk hun ambities ten aanzien van de Friese taal en cultuur vastgelegd. Zowel Rijk als provincie is van oordeel dat het wenselijk is om de Friese taal en cultuur in stand te houden en te bevorderen, alsmede burgers de mogelijkheid te bieden zich binnen de provincie Fryslân vrij te kunnen uiten in de Friese dan wel de Nederlandse taal. De bestuursafspraak Friese taal en cultuur werd in 1993 en 2001 vernieuwd. Gelet op het tienjarig karakter van de laatste bestuursafspraak zijn ter fasering van de afspraken een aantal uitvoeringsconvenanten gesloten.

Het behoud en de verdere ontwikkeling van een levend erfdeel van taal en cultuur is niet mogelijk zonder daarvoor – in samenhang met andere beleidsterreinen – toepasselijke en noodzakelijke voorwaarden te scheppen en te handhaven.

In de huidige bestuursafspraak zijn afspraken vastgelegd op het gebied van onderwijs, media, rechterlijke autoriteiten, bestuurlijke autoriteiten, cultuur, het sociale en economische leven en grensoverschrijdende uitwisselingen. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt geen verandering aan te brengen in de inhoud van en het belang van deze afspraken.

4. Fries in het bestuurlijk verkeer

In 1995 is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gewijzigd9. De regering achtte het uiteindelijk toch wenselijk wetgeving tot stand te brengen om de positie van de Friese taal als tweede bestuurstaal in de provincie Fryslân wettelijk te verankeren. Het verlangen vanuit Fryslân om de Friese taal een plaats te geven in het bestuurlijk verkeer speelt al vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw. Naar aanleiding van een advies van de Commissie-Kingma Boltjes nam het toenmalige kabinet in 1953 weliswaar een inhoudelijk standpunt in over de plaats van het Fries zowel in het bestuurlijk verkeer als in het rechtsverkeer10, zo werd het gebruik van het Fries in het mondelinge verkeer tussen burger en overheid over en weer in beginsel toegestaan maar een wettelijke regeling voor het Fries in het bestuurlijk verkeer werd destijds niet nodig geacht.

Nederland voldoet met de bepalingen in de Awb in formele zin aan de verdragsverplichtingen betreffende de regels die in de internationale verdragen gesteld zijn voor het Fries in het bestuurlijk verkeer, maar die regels gaan niet uit van het principe van gelijke rechten van de beide talen in Fryslân. Bijgevolg heeft het Fries nog steeds een bescheiden positie in het bestuurlijk verkeer in de provincie Fryslân. De Awb bevat namelijk verschillende uitzonderingsbepalingen waardoor het recht van een burger die zich van het Fries wil bedienen vrij eenvoudig kan worden aangetast of beperkt. Daarom worden in het voorliggend wetsvoorstel verschillende bepalingen afkomstig uit de Awb aangescherpt om aldus een betere waarborg te kunnen bieden voor de gelijke positie van het Fries ten opzichte van het Nederlands in de provincie Fryslân.

5. Fries in het rechtsverkeer

De gebeurtenissen die naderhand bekend zouden staan als Kneppelfreed (Knuppelvrijdag) vormen een ijkpunt voor de emancipatie van de Friese taal in het onderwijs en in het rechtsverkeer. We beperken ons in deze memorie van toelichting tot het rechtsverkeer.

Op vrijdag 16 november 1951 moest de Friese journalist en politicus Fedde Schurer voor de rechter verschijnen. Hij had in een krantenartikel de rechterlijke macht beledigd omdat een kantonrechter eerder dat jaar tijdens een strafzitting net gedaan had alsof hij geen Fries verstond. In Leeuwarden, voor het Paleis van Justitie, liep de strafzaak uit op vechtpartijen met de politie waarbij drie gewonden vielen. Fedde Schurer had niet de schermutselingen, maar wel de rechtszaak bewust uitgelokt: hij wilde de rechter een uitspraak over de positie van het Fries in de rechtspraak ontlokken. In 1956 kwam wetgeving tot stand die het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer regelde.

Daartoe werd in 1953 een wetsvoorstel houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer11 ingediend. De wet zou in 1956 in werking treden. Sindsdien is in de provincie Fryslân het Fries tijdens rechtszittingen toegestaan. Overigens kon een rechter het recht op het gebruik van het Fries tijdens een rechtszaak nog wel ongedaan maken, als dit naar zijn oordeel een behoorlijke rechtsgang in de weg zou staan.

In 1995 zijn naar aanleiding van het advies12 van de Commissie Friese taal in het rechtsverkeer (1992) een aantal wijzigingen doorgevoerd, die hebben geleid tot de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Deze wet, die met ingang van 1997 in werking is getreden, heeft de gebruiksmogelijkheden voor het Fries in de rechtszaal verruimd.

Vanaf 1997 heeft de rechterlijke macht dan ook ervaring kunnen opdoen met de nieuwe regeling inzake het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer. De wettelijke regeling levert als zodanig weinig complicaties op. Om die reden is er voor het kabinet, gelet op het in 2010 tot stand gekomen regeerakkoord, waarin een taalwet inzake de gelijke rechten van het Nederlands en het Fries in de provincie Fryslân wordt aangekondigd, aanleiding om de huidige beperkingen inzake het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer zoveel mogelijk ongedaan te maken. De wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel beogen hieraan uitvoering te geven. Voorgesteld wordt om de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer in te trekken. De artikelen van genoemde wet zullen grotendeels in gewijzigde vorm terug te vinden zijn in de nieuwe Wet gebruik Friese taal. Door middel van aanpassing van bestaande bepalingen wordt het mogelijk gemaakt om de regels in overeenstemming te brengen met het standpunt van het kabinet dat de Friese taal binnen de provincie Fryslân een gelijkwaardige positie naast het Nederlands verdient.

6. Orgaan voor de Friese taal

Het Consultatief Orgaan Fries is in 1998 ingesteld als adviesorgaan van de Minister van Binnenlandse Zaken op grond van artikel 7, vierde lid, van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Conform het Instellingsbesluit Consultatief Orgaan Fries 201013 heeft dit adviesorgaan de taak om de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te adviseren over de uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur tussen Rijk en provincie Fryslân. Daarnaast kan het Consultatief Orgaan Fries ook rapporteren over alle zaken die het Fries betreffen. Het voorstel is om die taken uit te breiden tot advisering over de totstandkoming en uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur aan gedeputeerde staten van de provincie Fryslân. Het voorstel behelst ook dat het adviesorgaan kan rapporteren over de behoeften en de wensen ten aanzien van de Friese taal en cultuur aan alle bestuursorganen en rechterlijke instanties, voor zover die in de provincie Fryslân gevestigd zijn dan wel de provincie Fryslân als werkgebied hebben. Een andere uitbreiding betreft de taak van Het Orgaan om ondersteuning te bieden bij het opstellen van regels en beleidsplannen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van deze wet, bv. door het opstellen van richtsnoeren over de vormgeving daarvan.

Het nieuwe Orgaan voor de Friese taal met uitgebreidere taken dan het huidige Consultatief Orgaan Fries zal eraan bijdragen dat het Fries in de praktijk een gelijkwaardige positie krijgt naast het Nederlands, zo leert mutatis mutandis de vergelijking met taalwetgeving uit andere landen, zoals de Welsh Language Act van 1993. Onder de Welsh Language Act 1993 is formeel besloten tot oprichting van een Welsh Language Board, die bevoegd is overheidsorganen te adviseren om het beleid van het Welsh op een meer gelijke voet met het Engels te brengen. Dankzij die bevoegdheid is de gelijkstelling van beide talen in de praktijk daadwerkelijk van de grond gekomen.

7. Eedbepalingen in het Fries

Overeenkomstig het advies van de Commissie-Kingma Boltjes uit 1953 werd in 1956 de mogelijkheid geopend de eed, belofte of bevestiging in de Friese taal af te leggen. Daarbij werd geen territoriale begrenzing toegepast: ook buiten de provincie Fryslân werd het toegestaan de eed, belofte of bevestiging in het Fries af te leggen.

Het afleggen van de eed of belofte in het Fries door leden van provinciale staten en gemeenteraden, als ook door leden van het algemeen bestuur van waterschappen is derhalve reeds mogelijk sinds 1956. Ook gedeputeerden, wethouders en leden van het dagelijks bestuur van waterschappen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid die de wet biedt. Blijkens de derde rapportage ten aanzien van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden dat Nederland in 2008 heeft ingediend bij de Raad van Europa, wordt in Fryslân van deze mogelijkheid veelvuldig gebruik gemaakt. Ook verschillende Friese leden van de Eerste en Tweede Kamer kiezen ervoor de eed of belofte in het Fries af te leggen. Ook bij de beëdiging van ambtenaren van de burgerlijke stand in Fryslân wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de eed of belofte in het Fries af te leggen. Over het gebruik van het Fries bij de beëdiging van notarissen, advocaten en leden van de rechterlijke macht zijn geen gegevens beschikbaar.

Hoewel veelvuldig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om de eed of belofte in het Fries af te leggen, bleken er toch nog een aantal knelpunten te bestaan. Zo werd in 2002 door de toenmalige burgemeester van de Friese gemeente Opsterland de bestaande praktijk rond het gebruik van de Friese taal bij beëdiging van nieuwe gemeenteraadsleden in twijfel getrokken. In de Gemeentewet had de wetgever immers niet uitdrukkelijk voorzien in een Friese tekst van de zuiveringseed zoals die wordt voorgelezen door de voorzitter van de raad. Kennelijk had de wetgever de bedoeling dat uitsluitend degene die de eed of belofte aflegt, gebruik mocht maken van de Friese taal, zo was zijn redenering. Naar het oordeel van de regering was dit effect niet beoogd. Tussen 2004 en 2007 zijn de eedbepalingen in Gemeentewet, Provinciewet en Waterschapswet aangepast en is ook de Friese formulering van de zuiveringseed integraal in de wet opgenomen. Daarmee zijn voor het bestuurlijk verkeer zowel de wettelijk vastgestelde bewoordingen van degene die de eed afneemt als degene die de eed aflegt in de Friese taal vastgelegd.

Voor de eedbepalingen in het rechtsverkeer zijn vergelijkbare aanpassingen nog niet doorgevoerd. Dit laatste gebeurt in het onderhavig wetsvoorstel alsnog, zodat ook de tekst van degene die de eed of belofte afneemt bij de beëdiging van bijvoorbeeld ambtenaren van de burgerlijke stand, notarissen, advocaten en leden van de rechterlijke macht in het Fries een wettelijke grondslag krijgt.

8. Friestalige modellen voor kandidaatstelling bij verkiezingen

Op 7 december 2010 is tijdens de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer toegezegd dat de modelformulieren voor de verkiezingen mede in de Friese taal zullen worden vastgesteld. Daarbij zegde het kabinet toe om de Friese versie van deze formulieren nog voor de Statenverkiezingen gereed te hebben, zo deelde de minister-president mee. De modellen voor de kandidaatstelling zijn voor de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2011 vertaald en gepubliceerd in een ministeriële regeling. De tekst is verschenen in de Staatscourant van 24 december 2010 (nr. 20760). Het bleek evenwel te kort dag om de gewijzigde modellen op te kunnen nemen in de geautomatiseerde software die de Kiesraad aan partijen beschikbaar stelt in het kader van de kandidaatstelling.

Overigens is het sinds 1989 al mogelijk om op grond van artikel H2, vijfde lid, van het Kiesbesluit Friestalige aanduidingen op de kandidatenlijst voor provinciale staten van Fryslân en gemeenteraden in Fryslân te gebruiken. Een soortgelijke regeling geldt voor de verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur van een waterschap geheel of gedeeltelijk gelegen in de provincie Fryslân ingevolge artikel 2.17 van het Waterschapsbesluit.

Het kabinet zal bezien of het wenselijk is in de toekomst Friestalige modellen voor onder meer kandidaatstelling bij verkiezingen beschikbaar te stellen en of en in hoeverre aanpassing van regelgeving inzake het kiesrecht nodig is.

9. Keuze voor afzonderlijke wet

Met het onderhavige wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord waarin een taalwet is aangekondigd waarin de gelijke rechten van de Nederlandse en de Friese taal binnen de provincie Fryslân worden gewaarborgd. Daarbij is gekozen voor een, nieuwe, afzonderlijke wet inzake het gebruik van het Fries in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer, waarin bepalingen uit bestaande wetgeving – in gewijzigde vorm – worden samengevoegd en enkele nieuwe bepalingen worden toegevoegd. De gemaakte keuze is anders dan de keuze destijds om de wetgeving ter zake van het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer in de Awb neer te leggen. Het ging er toen om een plek te vinden voor de bepalingen inzake het gebruik van het Fries in het bestuurlijk verkeer. Doel van het huidige wetsvoorstel is juist om te komen tot één taalwet waarin het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer én het rechtsverkeer wordt geregeld en bovendien een voorziening wordt getroffen voor de uitvoering c.q. monitoring daarvan. Essentieel onderdeel van het onderhavige wetsvoorstel is de instelling van het Orgaan voor de Friese taal, dat kan rapporteren over de wensen en behoeften ten aanzien van het gebruik van de Friese taal aan zowel bestuursorganen als rechterlijke instanties die in Fryslân zijn gevestigd of Fryslân als werkgebied hebben. Gelet op het voorgaande heeft de regering er in zijn algemeenheid niet voor gekozen te volstaan met wijzigingen in de bestaande wetten. Hiermee wordt ook aangesloten bij de wens die in Fryslân op dit terrein leeft. Een uitzondering is gemaakt voor de eedbepalingen in het rechtsverkeer. Deze bepalingen worden gemakshalve via wijziging van bestaande wetten in de relevante wetgeving opgenomen, in navolging van de bepalingen in de Gemeentewet, Provinciewet en Waterschapswet.

Er is voor gekozen om deze wet te beperken tot het gebruik van het Fries in het (formele) verkeer tussen overheid en burgers bij gerechtelijke instanties en bestuursorganen in Fryslân. Daarnaast wordt op OCW-terrein gewerkt aan wetswijziging teneinde het initiatief om kerndoelen Fries in het onderwijs te wijzigen bij de provincie Fryslân neer te leggen. Dit komt voort uit het rapport van de Commissie-Lodders14, waarin decentralisatie wordt bepleit en de Stuurgroep-Hoekstra die concludeert dat decentralisatie van de kerndoelen Fries juridisch mogelijk is. Het advies is door het kabinet in een reactie aan de Tweede Kamer15 op hoofdlijnen overgenomen en wordt momenteel door OCW uitgewerkt middels wetswijziging.

10. Financiële gevolgen

Dit wetsvoorstel behelst een aantal uiteenlopende maatregelen. Voor de maatregelen op het terrein van het bestuurlijk verkeer en van het rechtsverkeer bestaat de mogelijkheid dat de invoering van de Wet gebruik Friese taal extra kosten met zich mee brengt. Het gaat dan om uitvoeringskosten die ten laste komen van de desbetreffende overheid. De verwachting is dat in de praktijk de extra kosten zich niet of nauwelijks zullen voordoen, omdat de voorgestelde wettelijke regelingen vaak al zijn verwerkt in het huidige Friese taalbeleid dat overheden en gerechtelijke instanties in Fryslân voeren en dus ook de bijbehorende kosten al worden gemaakt.

De kosten inzake het gebruik van het Fries in het bestuurlijk verkeer die ten laste van het Rijk en decentrale overheden in Fryslân komen, zijn zeer beperkt en overzichtelijk. In veel gevallen beschikken organen van de rijksoverheid die in Fryslân werkzaam zijn en de provincie Fryslân en gemeenten in Fryslân over personeel dat voldoende kennis heeft van de Friese taal om in het Fries gestelde documenten te begrijpen. Dat betekent dat vertalingen voor intern gebruik nauwelijks nodig zijn. Verder kunnen ambtenaren nu ook veelal cursussen Fries volgen, wanneer dat voor hun functie nodig wordt geacht. Die kosten worden in het algemeen ook nu al binnen het reguliere opleidingsbudget gedekt.

Voor de rechtspraak brengt de totstandkoming van de Wet gebruik Friese taal naar verwachting enige extra kosten met zich mee, maar die zullen waarschijnlijk relatief gering zijn. Omdat verschillende factoren een rol spelen is het lastig om in dit stadium een betrouwbare schatting te geven van de te verwachten extra kosten.

Van belang is, dat de afgelopen jaren rechtbank en Gerechtshof in Leeuwarden er uitdrukkelijk naar hebben gestreefd – ook in advertenties voor vacatures in de rechterlijke macht en bij het Openbaar Ministerie – om kandidaten voor vacatures in de rechtspraak te wijzen op de noodzaak om zich – waar nodig via cursussen Fries – vertrouwd te maken met de Friese taal. Daarbij gaat het met name om voldoende passieve beheersing van het Fries. Verder is momenteel het aantal rechtzaken per jaar waarbij tolken en vertalers worden ingeschakeld als gevolg van het gebruik van de Friese taal, op de vingers van één hand te tellen.

Wel is het de verwachting dat met de totstandkoming van de Wet gebruik Friese taal het aantal rechtzaken waarin de rechtzoekende het Fries zal gebruiken gaat toenemen. Een sterke toename van het aantal rechtzaken waarin het Fries wordt gebruikt, wordt evenwel niet verwacht.

Tijdens een eerste consultatieronde van het conceptwetsvoorstel – samenvallend met de openbare internetconsultatie – gaf overigens ook de Raad voor de rechtspraak te kennen dat hij de opvatting deelt dat dit wetsvoorstel een beperkte toename in het gebruik van het Fries in de rechtzaal tot gevolg zal hebben. Ook de Raad verwacht daarom geen grote toename van de kosten ten gevolge van dit wetsvoorstel.

Gelet op een aantal onduidelijke factoren zal het ministerie van Veiligheid en Justitie evenwel, in samenspraak met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Orgaan voor de Friese taal, de komende jaren de eventuele toename en de mogelijke extra kosten voor het gebruik van het Fries in de rechtzaal monitoren. Mede om die reden is in het wetsvoorstel voorzien dat aanpassing van de bepaling inzake het gebruik van de Friese taal in proces-verbaal van de terechtzitting op een later tijdstip zal worden ingevoerd. Daarmee wordt bevorderd dat die aanpassing geleidelijk en derhalve zonder onnodige kostenverhogingen kan worden doorgevoerd.

Het nieuwe Orgaan voor de Friese taal wordt gezamenlijk gefinancierd door de provincie Fryslân en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De provincie Fryslân heeft aangegeven hiervoor vanaf 2013 een jaarlijks bedrag van 100 000 euro te begroten16. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal hiervoor jaarlijks een bedrag van 50 000 euro reserveren. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag welke het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter beschikking stelt voor het huidige adviesorgaan van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Consultatief Orgaan Fries.

11. Consultatie

Tijdens de (internet)consultatieperiode – die zich uitstrekte over de maanden maart en april 2011 – hebben belanghebbenden en belangstellenden de mogelijkheid gekregen om te reageren op het conceptwetsvoorstel. In totaal hebben via internet 154 burgers en instanties gereageerd op de Wet gebruik Friese taal. Daarvan zijn 100 reacties positief. Van deze 100 waren 53 reacties ronduit positief en 47 reacties bevatten nog op- en aanmerkingen bij het wetsvoorstel. In veel van deze reacties was de strekking dat het wetsvoorstel op veel punten nog niet ver genoeg gaat, mede omdat het voorstel enkel het bestuurlijk verkeer en het rechtsverkeer regelt. De inhoud van de 54 negatieve reacties bevatten voornamelijk opmerkingen dat dergelijke wetgeving geen nut heeft en dat er hoge kosten aan verbonden zouden zijn. Verder zijn enkelen van mening dat het wetsvoorstel discriminerend is en dat Fryslân zich verder zou isoleren van de rest van Nederland. 44 reacties zijn in de Friese taal geschreven. Van de 154 reacties komen 17 reacties van buiten Fryslân.

Een groot aantal organisaties heeft zijn waardering uitgesproken voor het wetsvoorstel17. Niettemin zijn er ook kanttekeningen geplaatst bij het voorstel en suggesties gedaan voor aanpassing. Zo geeft de Raad voor de rechtspraak aan dat hij het te ver vindt gaan dat hetgeen tijdens een terechtzitting in het Fries wordt gesproken, in die taal wordt vermeld in het proces-verbaal. De regering deelt deze opvatting niet, immers in de bestaande wetgeving geldt al als hoofdregel dat het Fries in dergelijke gevallen in het proces-verbaal wordt gebruikt. Wel is met de opmerking van de Raad in die zin rekening gehouden dat de inwerkingtreding van dit specifieke artikel zal plaatsvinden op een later tijdstip, en wel uiterlijk 5 jaar na totstandkoming van de nieuwe Wet gebruik Friese taal. Een en ander biedt gerechtelijke instanties in de provincie Fryslân de mogelijkheid zich via cursussen dan wel anderszins voor te bereiden op de effectieve implementatie van deze bepaling.

Het Consultatief Orgaan Fries (CO) heeft de suggestie gedaan de naam van de voorgestelde Raad voor de Friese taal te wijzigen om verwarring met andere taaladviesorganen die er zijn (geweest) te voorkomen. Met deze wens is rekening gehouden door de naam te wijzigen in Orgaan voor de Friese taal.

Het college van gedeputeerde staten van Fryslân stelt voor dat bestuursorganen binnen de provincie Fryslân die niet tot de centrale overheid behoren een beleidsplan dienen op te stellen in plaats van dat zij dat kunnen doen. Deze voorgestelde wijziging is overgenomen, aangezien deze aanpassing aansluit bij de praktijk zoals die inmiddels is gegroeid.

Van verschillende kanten (gedeputeerde staten van Fryslân, de Fryske Akademy, het Europeesk Buro foar Lytse talen, Ried foar de Fryske Beweging en de Afûk ) wordt bepleit dat ook andere thema’s zoals Fries in het onderwijs, cultuur en media een basis in deze wet moeten krijgen. Er is echter gekozen voor een beperktere reikwijdte van de wet, zoals in onderdeel 9 van de toelichting reeds is uiteengezet. Verder kan een groot aantal onderwerpen aan de orde komen in de periodiek te vernieuwen Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.

De stichting Stellingwerfs Eigen vraagt nog aandacht voor de positie van het Nedersaksisch in de gemeenten Oost- en Weststellingwerf. Dit wetsvoorstel beoogt niet de positie van het Stellingwerfs te regelen, maar tast ook de huidige ruimte voor het gebruik van het Stellingwerfs niet aan.

De Stichting Stellingwarver Schrieversronte tot slot dringt erop aan om de uitzonderingsbepaling in artikel 3, tweede lid, en artikel 5, derde lid, niet alleen te laten gelden Weststellingwerf, maar ook voor de gemeente Ooststellingwerf. De taalsituatie in Ooststellingwerf verschilt evenwel van Weststellingwerf, en wel in die zin dat in Ooststellingwerf, met name in Haule, Haulerwijk, Waskemeer en Donkerbroek het Fries wel de dagelijkse omgangstaal is. Uiteraard dient de gemeente Ooststellingwerf hiermee rekening te houden in het contact met haar inwoners. Het voorgestelde artikel 3 is echter inmiddels zodanig vormgegeven dat alle bestuursorganen, dus ook die van de gemeente Ooststellingwerf, de mogelijkheid hebben te verzoeken de Nederlandse taal te gebruiken op de grond dat het gebruik van de Friese taal tot een onevenredige belasting van het bestuurlijk verkeer zou leiden.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel wordt vastgelegd dat er in de provincie Fryslân twee officiële talen zijn, het Nederlands en het Fries. Daarmee wordt de bestaande situatie bevestigd en gemarkeerd. Op de achtergrond van het Fries als officiële taal is in onderdeel 2 van het algemeen deel van de toelichting reeds ingegaan.

Artikel 3

Artikel 2:7 van de Awb bepaalt dat een ieder de Friese taal kan gebruiken in het verkeer met bestuursorganen voor zover deze in de provincie Fryslân zijn gevestigd. Wel kunnen bestuursorganen verzoeken de Nederlandse taal te gebruiken op de grond dat het gebruik van de Friese taal tot een onevenredige belasting van het bestuurlijk verkeer leidt. Deze bepaling is in dit wetsvoorstel overgenomen.

Artikel 4

Het is van grote betekenis dat bestuursorganen in de provincie Fryslân zich kunnen bedienen van zowel het Nederlands als het Fries. Daarbij past ook dat de wet moet borgen dat het bestuursorgaan zich in het mondeling verkeer van de Nederlandse taal bedient, als het gebruik van de Friese taal tot een onbevredigend verloop van het verkeer tussen burgers en het bestuursorgaan zou leiden. In de praktijk levert dat voor zover bekend geen problemen op. Met deze bepaling is overigens niet beoogd te regelen dat een enkele burger die het Fries niet machtig is kan afdwingen dat een openbare bijeenkomst, zoals een hoorzitting, geheel in het Nederlands geschiedt. De betreffende burger dient in die gevallen wel in de gelegenheid te worden gesteld de bijeenkomst te volgen (bv. door een samenvatting in het Nederlands) en zelf in het Nederlands te worden benaderd, maar voor het overige kan wel Fries worden gebezigd.

Artikel 5

Op grond van artikel 2:9, eerste lid, van de Awb kunnen in Fryslân gevestigde bestuursorganen, die niet tot de centrale overheid behoren, regels stellen over het gebruik van de Friese taal in schriftelijke stukken. Het voorstel is om deze bestuursorganen wettelijk voor te schrijven dat zij regels opstellen inzake het gebruik van de Friese taal zowel in schriftelijke stukken als in het mondeling verkeer. De regels bevatten in ieder geval bepalingen aangaande het versterken van de positie van de Friese taal binnen het werkgebied van het betreffende bestuursorgaan. Ook stellen zij aanvullend een beleidsplan over het gebruik van de Friese taal. Dit sluit aan bij de praktijk. In de praktijk hebben vrijwel alle gemeenten in de provincie Fryslân reeds een taalverordening en/of beleidsplan Fries opgesteld. Ook de Provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân beschikken over taalverordeningen en beleidsplannen Fries. Het vaststellen van een taalverordening en beleidsplan Fries biedt belangrijke voordelen, zo is de afgelopen jaren gebleken. Daarmee beschikken Friese gemeenten en andere in Fryslân gevestigde bestuursorganen die niet tot de centrale overheid behoren over instrumenten om nader uitwerking te geven aan het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer. Het belang daarvan is in de eerste plaats dat deze instrumenten de burger meer duidelijkheid bieden op welke wijze de lokale overheid invulling geeft aan het beleid inzake het Fries in het bestuurlijk verkeer. Verder biedt een beleidsplan Fries elke gemeente of andere decentrale overheid de mogelijkheid om maatwerk te leveren; in een taalbeleidsplan is ruimte voor meer praktische zaken die aandacht verdienen.

Een uitzondering wordt gemaakt voor een aantal gemeenten in de provincie Fryslân, waar de Friese taal niet de dagelijkse omgangstaal is van de bevolking. Het betreft de gemeenten Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland en Weststellingwerf. Dit wetsvoorstel beoogt niet de ruimte te beperken voor gemeenten om in voorkomende gevallen in een beleidsplan of verordening bepalingen op te nemen inzake het gebruik van een andere taal, zoals het Bildts of Stellingwerfs.

Artikel 6

Het eerste lid van het voorgestelde artikel komt grotendeels overeen met het huidige artikel 2:9, tweede lid, van de Awb, dat regelt dat de desbetreffende minister regels kan stellen over het gebruik van de Friese taal door gedeconcentreerde rijksdiensten waarvan het werkterrein zich uitstrekt tot (een deel van) de provincie Fryslân. De mogelijkheid om regels te stellen over het gebruik van de Friese taal is daarbij uitgebreid tot het mondelinge verkeer, net als in artikel 5.

Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen voor een onderdeel van de centrale overheid om een beleidsplan op te stellen inzake het gebruik van de Friese taal (voorgestelde tweede lid). Daarin kan de uitvoering van de regels bedoeld in het eerste lid worden uitgewerkt. Overigens zijn in de huidige praktijk door ministers nog geen regels als bedoeld in artikel 2:9, tweede lid, Awb gesteld over het gebruik van de Friese taal. De voorgestelde bepaling dient als stimulans om in overleg met het nieuwe Orgaan voor de Friese taal te komen tot dergelijke regels en beleidsplannen.

Artikel 7

Het voorgestelde artikel 7 bevat slechts één wijziging ten opzichte van het huidige artikel 2:10 Awb. Het betreft de verplichting om schriftelijke stukken in de Friese taal die zijn opgesteld ter directe voorbereiding van algemeen verbindende voorschriften (avv’s) of beleidsregels ook in het Nederlands op te stellen. Deze verplichting wordt in het voorgestelde artikel geschrapt en dat geldt dan ook voor de – in beginsel – verplichte bekendmaking, mededeling of terinzagelegging in de Nederlandse taal van een dergelijk stuk (zie het tweede lid). In de praktijk worden de stukken die ter directe voorbereiding van avv’s en beleidsregels worden opgesteld veelal in het Fries opgesteld en blijkt er geen behoefte aan een vertaling in het Nederlands. De stukken dienen vaak slechts voor intern gebruik en het standaard vertalen van de stukken is dan ook onnodig.

Artikelen 8 en 9

De voorgestelde artikelen 8 en 9 komen overeen met de huidige artikelen 2:11 respectievelijk 2:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarmee is geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie beoogd.

Artikel 10

Dit artikel regelt de mogelijkheid om een eed, belofte of bevestiging in het Fries af te leggen. Het voorgestelde artikel komt grotendeels overeen met artikel 1 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Alleen de uitzondering voor het geval dat de woorden van de eed, belofte of bevestiging (mede) bij de Grondwet is vastgesteld is geschrapt, omdat deze situatie zich thans niet meer voordoet.

Artikel 11

Het voorgestelde artikel 11 komt overeen met artikel 2 van de huidige Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Het artikel regelt de mogelijkheid om zich op een terechtzitting te bedienen van de Friese taal. Wel is de formulering aangepast aan de voorgenomen herziening van de gerechtelijke kaart (wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart; Kamerstukken 32 891). Het Fries kan worden gebezigd op terechtzittingen bij de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de betrokkene in de provincie Fryslân woont, feitelijk verblijft of gevestigd is. Deze laatste beperking is aangebracht om het recht om Fries te spreken op een terechtzitting niet onnodig uit te breiden.

Artikel 12

De artikelen 3, 4 en 5 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer bevatten een aantal elementen die het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer onnodig beperken. Zo is het aan de rechter om te bepalen, indien hij dat wenselijk acht, dat ter terechtzitting bijstand door een tolk wordt verleend, en – ingeval van een civiele of bestuursrechtelijke zaak – mits de rechtsgang daardoor naar het oordeel van de rechter niet onnodig wordt vertraagd. In het voorliggende wetsvoorstel is de tekst aangepast op een wijze die beter aansluit bij de wens van het kabinet om de gelijkheid van de Friese en Nederlandse taal in de provincie Fryslân te bewerkstelligen. De rechter bepaalt zonodig dat bijstand wordt verleend door een tolk. Dat geldt niet alleen indien een verdachte, partij of getuige zich van het Fries wil bedienen, maar ook als een belanghebbende in een procedure het Fries wil gebruiken, zoals bv. een slachtoffer in het strafproces. De vergoeding van de tolk komt in bestuursrechtelijke zaken en strafzaken altijd ten laste van het Rijk. In civiele zaken kan de rechter echter ook bepalen dat de vergoeding van de tolk ten laste komt van degene ten behoeve van wie bijstand door een tolk wordt verleend. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als iemand naar het oordeel van de rechter het Fries wel voldoende machtig is, maar desondanks verzoekt om bijstand door een tolk.

Artikel 13

Dit artikel bevat een regeling voor de situatie dat een verdachte of getuige in een strafzaak in de gevallen buiten de situaties die door artikel 11 worden bestreken zich wil bedienen van het Fries. De rechter kan dan bepalen, indien hij dat wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk. Het komt inhoudelijk overeen met artikel 12 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Op dit punt verandert er dus niets.

Overigens volgt uit artikel 275 van het Wetboek van Strafvordering al dat indien een verdachte de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheerst, het onderzoek niet wordt voortgezet zonder de bijstand van een tolk. Het voorgestelde artikel 13 vormt daarop een aanvulling in de specifieke context van deze wet.

Artikel 14

Uit artikel 6 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer volgt dat hetgeen in het Fries is gesproken, indien het in het proces-verbaal wordt opgenomen, in het Fries wordt vermeld. De rechter kan echter bepalen dat een vertaling in het Nederlands wordt gemaakt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid het proces-verbaal in het Nederlands op te stellen met in dat geval de aantekening dat het Fries is gebezigd (artikel 6, tweede lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer). Deze bepaling is in het voorstel vooralsnog gehandhaafd. Deze bepaling wijkt echter af van de lijn die in het bestuurlijk verkeer wordt gehanteerd. Daar wordt in het verslag van openbare vergaderingen uitgegaan van het taalgebruik van de spreker: wat in het Fries wordt gezegd, wordt in het Fries genotuleerd. Omdat het beleid van het kabinet erop is gericht de positie van het Nederlands en Fries in de provincie Fryslân op basis van gelijkheid te regelen, dient naar het oordeel van het kabinet te gelden dat in het proces-verbaal van de terechtzitting het Fries wordt gehanteerd, in die gevallen waarin ter zitting van het Fries is gebruik gemaakt. Deze wijziging vergt van de rechtbank en het gerechtshof in Fryslân dat er medewerkers zijn die ook het Fries schriftelijk machtig zijn. Daarom zal de hiervoor uiteengezette wijziging uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige wet in werking treden. Het voorgestelde artikel 34 voorziet daarin. Het precieze tijdstip zal in overleg met de Raad voor de rechtspraak worden vastgesteld. Op deze manier kunnen het Hof en de rechtbank in Leeuwarden zich voorbereiden op de regeling en maatregelen treffen om het proces-verbaal in het Fries op te stellen.

Uiteraard geldt hierop een uitzondering voor strafzaken als bedoeld in artikel 13 waarin sinds 1956 het gebruik van de Friese taal in voorkomende gevallen mogelijk is. In die situatie wordt in het proces-verbaal de Nederlandse taal gehanteerd, waarbij in het proces-verbaal wordt aangetekend dat een of meer betrokkenen van de Friese taal hebben gebruik gemaakt.

Artikel 15

Het artikel regelt in navolging van het huidige artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer de mogelijkheid om processtukken, met uitzondering van dagvaardingen in strafzaken, in het Fries op te stellen. Tevens wordt, net als in dat artikel, geregeld dat een vertaling in het Nederlands kan worden opgesteld. De kosten van een vertaling als bedoeld in het derde lid komen ten laste van het Rijk. In civiele zaken kan de rechter echter bepalen dat de kosten voor een vertaling ten laste komen van de bij de zaak betrokkene die om de vertaling in het Nederlands heeft verzocht. Daarvoor is alleen plaats als de kosten voor een vertaling nodeloos zijn aangewend. Dit is bijvoorbeeld het geval als gedurende de zaak duidelijk blijkt dat de betrokkene het Fries wel degelijk voldoende beheerst.

Nieuw is de bepaling dat in dagvaardingen in strafzaken en oproepingen of uitnodigingen voor een zitting in andere zaken wordt aangegeven, dat een verdachte, partij, getuige of belanghebbende het recht heeft om op een zitting bij de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Fries te spreken, mits de betrokkene in de provincie Fryslân woont, feitelijk verblijft of gevestigd is. Daarmee wordt voor de betrokkenen buiten twijfel gesteld dat het Fries in de rechtszaal kan worden gebezigd. Uit de consultatie is gebleken dat dit in een behoefte voorziet. Wanneer echter verzuimd is aan te geven in de dagvaarding, oproeping of uitnodiging dat het Fries kan worden gebezigd, wordt de behandeling van de zaak niet meteen voortgezet. Eerst zal de rechter moeten bezien of aannemelijk is dat de betrokkene daardoor in zijn belangen is geschaad. Zo ja, dan zal de betrokkene alsnog voldoende gelegenheid moeten krijgen om zich op het gebruik van het Fries te beraden en dit voor te bereiden. In sommige gevallen zal een schorsing van de zitting uitkomst bieden, in andere gevallen zal uitstel van de zitting noodzakelijk zijn.

Artikel 16

Bij de inschrijving van stukken of opgaven in openbare registers werd tot nog toe, op een enkele uitzondering na, de Friese taal gelijkgesteld met een vreemde taal. Stukken in de Friese taal bestemd voor openbare registers werden niet ingeschreven. Er moest een letterlijke vertaling in het Nederlands, vervaardigd en voor overeenstemmend verklaard door een voor de Friese taal als bevoegd toegelaten vertaler worden geleverd, welke dan werd ingeschreven. Ingeval van een notariële akte, mocht de notaris de Nederlandse vertaling aanleveren. Het Friese document was in feite non-existent. Een dergelijke regeling past niet in de opvatting van het kabinet dat in een nieuwe taalwet de gelijke rechten van de Nederlandse taal en de Friese taal in de provincie Fryslân worden gewaarborgd. De hoofdregel is dan ook dat bij inschrijving van Friese stukken in een openbaar register zowel het Friese document als ook de Nederlandse vertaling worden ingeschreven. Tenzij in de stukken of opgaven anders is bepaald, is de Nederlandse tekst leidend.

Twee uitzonderingen op deze regel, die al eerder tot stand waren gekomen, blijven ook in de nieuwe wet van kracht. Nu reeds is in artikel 35, tweede lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers geregeld dat van inschrijving van een Nederlandse vertaling kan worden afgezien indien het de statuten van een vereniging of stichting betreft welke haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk in de provincie Fryslân verricht. In deze gevallen kan dus ook onder de nieuwe wet worden volstaan met de inschrijving van de Friese akte. Deze bepaling, welke thans is opgenomen in artikel 35, tweede lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers, wordt in de Wet gebruik Friese taal opgenomen. Het betreft hier overigens uitsluitend stichtingen of verenigingen die een zetel hebben in de provincie Fryslân, zoals in de artikelen 27 en 286 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald. Een tweede uitzondering betreft de akten van de burgerlijke stand van gemeenten in de provincie Fryslân (zie artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer). Deze worden, zoals nu reeds het geval is, in beide talen – het Nederlands en het Fries – opgesteld en ingeschreven.

Artikel 17

Het voorgestelde eerste lid komt overeen met het huidige artikel 9 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer dat een regeling bevat ten aanzien van het gebruik van de Friese taal in akten. Nieuw is het voorgestelde tweede lid dat voor Friestalige akten die goedkeuring behoeven van de rechter niet in alle gevallen een Nederlandse vertaling nodig is. In dit wetsvoorstel is de bepaling opgenomen dat van een Nederlandse vertaling kan worden afgezien indien het ontwerp van een akte wordt voorgelegd aan een rechter van de rechtbank Noord-Nederland of het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Artikelen 18 tot en met 23

Deze artikelen voorzien in de instelling van een Orgaan voor de Friese taal in plaats van het huidige Consultatief Orgaan Fries. Belangrijkste wijziging ten opzichte van de huidige situatie is de uitbreiding van taken. Het voorstel is om de taak om te rapporteren over de behoeften en de wensen ten aanzien van de Friese taal en cultuur niet te beperken tot de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, maar uit te breiden tot alle bestuursorganen en rechterlijke instanties, voor zover die in de provincie Fryslân gevestigd zijn dan wel de provincie Fryslân als werkgebied hebben. Ook zal de taak om te adviseren over de bestuursafspraak worden verruimd. De advisering betreft niet alleen de uitvoering van de bestuursafspraak, maar ook de totstandkoming daarvan. Daarnaast zal de advisering zich niet alleen richten op de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar ook op gedeputeerde staten van de provincie Fryslân. Ten slotte is nieuw dat het Orgaan ondersteuning kan bieden bij het opstellen van regels en beleidsplannen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dit wetsvoorstel. Het Orgaan kan in dit verband bijvoorbeeld richtsnoeren maken die behulpzaam zijn bij het vormgeven van de inhoud van regels en beleidsplannen en daarmee een stimulans zijn voor het opstellen van die regels en beleidsplannen door bestuursorganen. De achtergrond van het voorstel voor een nieuw Orgaan met uitgebreidere taken is in onderdeel 6 van het algemeen deel van de toelichting reeds uiteengezet.

Verder wordt erin voorzien dat de provincie Fryslân een rol heeft bij de samenstelling van het Orgaan. De leden van het Orgaan worden door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties benoemd, geschorst en ontslagen, op voordracht van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân. Daarmee wordt recht gedaan aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Friese taal. Voorts is het de bedoeling dat, net als in de huidige situatie, het secretariaat van het Orgaan fysiek wordt ondergebracht bij de provincie Fryslân.

Het Orgaan is een adviescollege waarvan de adviestaak niet de hoofdtaak is, als bedoeld in artikel 3 van de Kaderwet adviescolleges. Dit betekent dat de Kaderwet adviescolleges gedeeltelijk van toepassing is op het Orgaan, waarbij met name hoofdstuk 4 van de Kaderwet adviescolleges, dat een regeling bevat inzake de wijze van advisering en standpuntbepaling door een adviescollege, van belang is.

Artikelen 24 tot en met 30

Deze artikelen voorzien in aanpassing van de eedbepalingen in het rechtsverkeer in die zin dat ook de tekst van degene die eed of belofte afneemt bij de beëdiging van bijvoorbeeld ambtenaren van de burgerlijke stand, notarissen, advocaten en leden van de rechterlijke macht in het Fries wordt vastgelegd. Deze wijziging is in onderdeel 7 van het algemeen deel van de toelichting reeds toegelicht.

Artikel 31

Met dit artikel wordt aangesloten bij de sinds 2002 geldende gewoonte om in de Staatscourant regelingen die de Friese taal en cultuur betreffen, mede in de Friese taal te publiceren. De wet regelt dat de bepalingen van deze wet en de daarop gebaseerde regelingen, zoals de regels op grond van de artikelen 5 en 6 van dit wetsvoorstel, ook in het Fries worden gepubliceerd in de Staatscourant. Deze publicatie in het Fries geschiedt naast, en niet in de plaats van, de bekendmaking in de zin van de Bekendmakingswet en behelst dus niet de officiële bekendmaking. Dit betekent ook dat ingeval van verschillen tussen de bekendgemaakte Nederlandse tekst en de gepubliceerde Friese vertaling, eerstgenoemde tekst leidend is.

Artikel 32

Omdat de bepalingen over het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer zijn opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel, kan de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer worden ingetrokken.

Artikel 33

Dit artikel voorziet erin dat artikel 14 van het wetsvoorstel op een later moment wordt gewijzigd, zodat vanaf dan pas geldt dat in meer gevallen het proces-verbaal van een terechtzitting in het Fries moet worden opgesteld. De achtergrond daarvan is in de toelichting op artikel 14 reeds aan de orde gekomen.

Artikel 34

De wet zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden. Op die manier kan rekening worden gehouden met het systeem van vaste verandermomenten. Daarnaast is voorzien in gefaseerde inwerkingtreding, zodat het mogelijk is bepaalde onderdelen op een later moment in werking te laten treden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten