Ontvangen 24 april 2013
Het Voorstel van Wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A wordt aan artikel 9a een lid toegevoegd, luidende:
6. Een ontbinding op grond van het eerste lid heeft tot gevolg dat de rechten van de producent van het fonogram overgaan op de uitvoerende kunstenaar.
B
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 40 wordt toegevoegd een artikel, luidende:
Artikel 40a
Indien in het geval van een muziekwerk met woorden het auteursrecht op de muziek en het auteursrecht op de woorden berusten bij verschillende personen, vervalt het auteursrecht door verloop van 70 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar volgende op het sterfjaar van de langstlevende van hen.
Deze nota van wijziging repareert enkele technische onvolkomenheden.
Onderdeel A
Het voorgestelde artikel 9a Wet op de naburige rechten voorziet in een recht van de uitvoerende kunstenaar om het contract houdende overdracht van zijn rechten aan een fonogrammenproducent geheel of gedeeltelijk te ontbinden wanneer de fonogrammenproducent 50 jaar nadat het fonogram is openbaar gemaakt of in het verkeer is gebracht de rechten niet of niet langer in voldoende mate exploiteert. Het in deze nota van wijziging voorgestelde zesde lid van artikel 9a beoogt te bewerkstelligen dat de fonogrammenproducent in zo een geval niet op basis van zijn eigen recht op de vastlegging de verdere exploitatie door de uitvoerende kunstenaar kan tegenhouden. Dit wordt bereikt door te bepalen dat de rechten van de producent overgaan op de uitvoerende kunstenaar. Deze overgang vindt van rechtswege plaats.
Onderdeel B
Muziekwerken met woorden hebben vrijwel altijd meerdere auteurs, zo heeft popmuziek bijvoorbeeld een componist en een tekstschrijver en zijn opera’s het werk van een componist en een librettist. In sommige lidstaten geldt voor de muziek en de tekst dezelfde beschermingstermijn. Deze wordt dan berekend vanaf het overlijden van de langstlevende auteur. In andere lidstaten geldt voor de muziek en de tekst een verschillende beschermingstermijn.
De wijzigingsrichtlijn die met dit wetsvoorstel wordt geïmplementeerd harmoniseert met artikel 1 lid 1 de beschermingstermijn. In het geval van een muziekwerk met woorden zal bescherming voortaan zijn gegarandeerd tot 70 jaar na de dood van de langstlevende auteur, dat wil zeggen de langstlevende van bijvoorbeeld de componist en de tekstschrijver. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is opgemerkt dat dit punt van de richtlijn in Nederland geen implementatie behoeft omdat het al is geregeld in de Auteurswet. Deze opmerking vindt zijn grondslag in artikel 37 lid 2 Auteurswet, dat bepaalt dat de duur van een gemeenschappelijk auteursrecht op een werk dat toekomt aan twee of meer personen als gezamenlijke makers wordt berekend vanaf 1 januari volgend op de sterfdag van de langstlevende.
Echter, daarbij is per abuis over het hoofd gezien dat een muziekwerk met woorden geen ondeelbaar, gemeenschappelijk werk is waarop de makers een gemeenschappelijk ondeelbaar auteursrecht hebben. In het geval van een muziekwerk met woorden leveren de maker (componist) van de muziek en de auteur van de woorden elk een eigen werk. Hoewel deze werken bij elkaar horen, gaat het niet om twee werken die zijn samengevloeid tot één werk waarin de aandelen niet meer te scheiden zijn. Op elk van de twee werken ontstaat een auteursrecht ten behoeve van de eigen maker, dat afzonderlijk en onafhankelijk kan worden gehandhaafd (zie daarover ook Ch. Gielen (red.), L. Wichers Hoeth, Kort Begrip van het intellectuele eigendomsrecht (2011), nr. 494. Aldus bleek artikel 1 lid 1 van de wijzigingsrichtlijn anders dan in de Memorie van Toelichting verondersteld, toch implementatie in de Auteurswet te behoeven. Zulks wordt met dit onderdeel van deze nota van wijziging bewerkstelligd.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven