Ontvangen 13 mei 2014
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «is opgericht door een bestuursorgaan» vervangen door: is opgericht door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon.
2. In het tweede lid wordt «of de totstandkoming van besluitvorming» vervangen door: , de behartiging van het publiek belang, alsmede de totstandkoming van besluitvorming ter zake van andere onderwerpen, voor zover die besluitvorming wordt beïnvloed door een bestuursorgaan of door een bestuurslid dat door een bestuursorgaan is benoemd.
2
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Drie leden worden toegevoegd, luidende:
2. Het bestuursorgaan doet bij een gedeeltelijke niet-openbaarmaking hiervan mededeling gelijktijdig met de openbaarmaking.
3. Documenten als bedoeld in het eerste lid worden niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn hun zienswijze naar voren te brengen.
4. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.
3
Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel g en worden de onderdelen h tot en met m geletterd g tot en met l.
2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:
7. Het bestuursorgaan doet mededeling van een gedeeltelijke niet-openbaarmaking gelijktijdig met de openbaarmaking. Van een gehele niet-openbaarmaking doet het bestuursorgaan mededeling op de wijze en het tijdstip waarop het niet-openbaar gemaakte stuk openbaar zou zijn gemaakt.
4
In artikel 3.5, eerste lid, wordt na «jaarlijkse begroting» ingevoegd: dan wel de jaarlijkse begroting van het openbaar lichaam of de rechtspersoon waarvan het bestuursorgaan deel uit maakt,.
5
Aan artikel 4.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor zover een verzoek als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, dat is gericht aan een der Kamers of de verenigde vergadering van de Staten-Generaal, betrekking heeft op informatie die door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal is verstrekt, zendt de Kamer of de verenigde vergadering het verzoek ter behandeling door aan Onze Minister of Onze Ministers die deze informatie vertrouwelijk heeft of hebben verstrekt.
6
Artikel 4.6 komt als volgt te luiden:
Artikel 4.6
Indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen.
7
Artikel 5.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «zulks niet opweegt tegen het algemeen belang van openbaarheid van informatie» vervangen door: het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
3. Onderdeel f komt te luiden:
f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;.
8
Artikel 5.2 komt te luiden:
Artikel 5.2 Persoonlijke beleidsopvattingen
1. Het openbaar maken van informatie over persoonlijke beleidsopvattingen uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, blijft achterwege zo lang niet uit een openbaarmaking of een mededeling door een overheidsorgaan blijkt dat het intern beraad over een bestuurlijke aangelegenheid met besluitvorming is afgesloten. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter over een bestuurlijke aangelegenheid ten behoeve van beraad binnen of tussen bestuursorganen en de daarbij door hen aangevoerde argumenten.
2. Na afsluiting van het intern beraad zijn de in het eerste lid bedoelde opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies openbaar in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij:
a. de informatie niet in niet tot personen herleidbare vorm kan worden verstrekt;
b. de informatie is opgenomen in een eerdere versie van een afgerond document of betrekking heeft op de gedachtewisseling over de totstandkoming van een document;
c. sprake is van opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies betreffende het maatschappelijke, bestuurlijke en politieke draagvlak van voorgenomen beleid en voorstellen.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt bij milieu-informatie een verzoek om informatie als bedoeld in het eerste lid beslist overeenkomstig de termijnen, bedoeld in artikel 4.4, en wordt daarbij het belang van de bescherming van de in het derde tweede lid bedoelde persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking.
4. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel a, kan de informatie in uitzonderlijke gevallen, in het belang van een goede en democratische bestuursvoering, worden verstrekt in tot personen herleidbare vorm.
9
Na artikel 5.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.4a Ondersteuning Kamerleden
In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 is niet openbaar de informatie betreffende de ondersteuning van individuele leden van de Eerste Kamer of de Tweede Kamer der Staten-Generaal door bij de Eerste Kamer of de Tweede Kamer werkzame ambtenaren.
10
In artikel 6.1, derde lid, wordt «dochterondernemingen» vervangen door: onder hun verantwoordelijkheid werkzame instellingen, diensten of bedrijven.
11
Aan artikel 9.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In de artikelen 11e en 16, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
12
Artikel 9.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor onderdeel A worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
A0
In artikel 3:7, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
A1
In artikel 3:11, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
A2
In de artikelen 7:4, zevende lid, 7:18, zevende lid, en 8:29, tweede lid, wordt «Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Wet open overheid.
2. Onderdeel F komt te luiden:
Artikel 9:36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Bij de ombudsman berustende informatie over de klacht en het onderzoek die niet opgenomen in het rapport, is niet openbaar.
3. Na onderdeel G wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
H
In artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede « Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
13
Na artikel 9.7 worden vijftig artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 9.8 Wijziging Wet milieubeheer
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.36, tweede lid, wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, van die wet.
B
In artikel 12.24, derde lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
C
In artikel 12.33, eerste lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
D
In artikel 13.6 wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
E
In artikel 16.4a, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
F
In artikel 16.46b, negende lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
G
In artikel 19.1a, tweede lid, wordt «Artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 2.1, aanhef en onder c, van de Wet open overheid.
H
In artikel 19.1c wordt «artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: de artikelen 3.1 en 3.3 van de Wet open overheid.
I
Artikel 19.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet open overheid.
J
In artikel 19.6b wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
K
Artikel 19.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet open overheid.
L
In artikel 9.8 wordt «artikel 10, zevende lid, onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onder h, van de Wet open overheid.
Artikel 9.9 Wijziging Mededingingswet
De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 44 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde tot derde lid.
B
In artikel 49, tweede lid, wordt «Artikel 44, derde en vierde lid» vervangen door: Artikel 44, derde lid.
C
In artikel 49d, eerste lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
D
In artikel 65, tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
E
In artikel 82b, tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.10 Wijziging Mededingingswet samenloop wetsvoorstel 33 622
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622) tot wet wordt verheven en artikel XIV van die wet eerder in werking treedt dan artikel 9.9 van deze wet, vervalt artikel 9.9, onderdelen A tot en met C, van deze wet.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622) tot wet wordt verheven en artikel XI van die wet later in werking treedt dan artikel 9.9 van deze wet, vervalt artikel XI, onderdelen R en S, van die wet.
Artikel 9.11 Wijziging Telecommunicatiewet
In de artikelen 6.2, derde lid, 6a.5, 12.7 en 18.7, zesde lid, van de Telecommunicatiewet vervalt telkens «Van gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur wordt geen mededeling gedaan.».
Artikel 9.12 Wijziging Telecommunicatiewet samenloop wetsvoorstel 33 622
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622) tot wet wordt verheven en artikel XIV van die wet eerder in werking treedt dan artikel 9.11 van deze wet, vervalt artikel 9.11 van deze wet.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622) tot wet wordt verheven en artikel XIV van die wet later in werking treedt dan artikel 9.11 van deze wet, vervalt artikel XIV, onderdeel E, onder 2, en onderdeel F, van die wet.
Artikel 9.13 Wijziging Gemeentewet
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25 wordt als volg gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703)» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 55, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
C
In artikel 86, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.14 Wijziging Mijnbouwwet
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 31n wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 120, derde lid, wordt «tenzij sprake is van gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: tenzij deze gegevens op grond van artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid niet openbaar kunnen worden gemaakt.
C
In artikel 123, derde en vierde lid, en vijfde lid, onderdeel c, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
Artikel 9.15 Wijziging Provinciewet
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 55, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
C
In artikel 91, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.16 Wijziging Provinciewet samenloop wetsvoorstel 33 691
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen) (33 691) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel T, in werking treedt of is getreden, wordt in de bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid in de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet ingevoegd: artikel 182, zesde lid, voor zover betrekking hebbend op de behandeling van het verzoek door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen) (33 691) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel T, in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 182, zesde lid, van de Provinciewet de zinsnede «artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 4.1 van de Wet open overheid.
Artikel 9.17 Wijziging Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 46 vervallen de zinsdelen «bestuurlijke aangelegenheid,» en «ambtelijk of gemengd samengestelde adviescommissie» en wordt «artikel 1 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 2.1 onderscheidenlijk artikel 5.2 van de Wet open openheid.
B
In artikel 52, derde lid, wordt «artikel 12 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 8.6 van de Wet open overheid.
C
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «landen» vervangen door: landen en staten.
3. In het tweede lid worden de onderdelen f en g vervangen door:
f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid.
Artikel 9.18 Wijziging Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie
De Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 10, vierde lid, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de wet open overheid.
B
In artikel 11 wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a en h, van de wet open overheid.
Artikel 9.19 Wijziging Waterschapswet
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 37, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 43, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.20 Wijziging Wet gemeenschappelijke regelingen
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 23, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 126, onderdeel h, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.21 Wijziging Arbeidsomstandighedenwet
Artikel 7 van de Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onverminderd artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid en in afwijking van artikel 5.1, tweede en vierde lid, van die wet blijft het verstrekken van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Wet open overheid;
b. het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder h, van de Wet open overheid, voor zover het betreft het voorkomen van sabotage.
2. In het derde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, derde lid, van de Wet open overheid.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet open overheid.
4. In het vijfde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet open overheid.
5. Het zede lid komt te luiden:
6. Op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid is artikel 5.1, vierde lid, van de Wet open overheid niet van toepassing.
Artikel 9.22 Wijziging Drinkwaterwet
In artikel 37, vierde lid, van de Drinkwaterwet wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet open overheid.
Artikel 9.23 Wijziging Gezondheidswet
In artikel 23 van de Gezondheidswet wordt «artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid.
Artikel 9.24 Wijziging Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
In artikel 2, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.25 Wijziging Pensioenwet
In artikel 164, zevende lid, van de Pensioenwet wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.26 Wijziging Postwet 2009
In artikel 13d, vijfde lid, van de Postwet 2009 wordt «Van gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur wordt geen mededeling gedaan.» vervangen door: Van gegevens als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid wordt geen mededeling gedaan, indien het belang van openbaarheid naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
Artikel 9.27 Wijziging Warmtewet
In artikel 17, tweede lid, van de Warmtewet wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.28 Wijziging Warmtewet samenloop wetsvoorstel 33 622
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622) tot wet wordt verheven en artikel XV van die wet eerder in werking treedt dan artikel 9.27 van deze wet, vervalt artikel 9.27 van deze wet.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622) tot wet wordt verheven en artikel XV van die wet later in werking treedt dan artikel 9.27 van deze wet, vervalt artikel XV, onderdeel E, onder 1, van die wet.
Artikel 9.29 Wijziging Wet basisregistratie grootschalige topografie
In artikel 22, tweede lid, van de Wet basisregistratie grootschalige topografie wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid.
Artikel 9.30 Wijziging Wet basisregistraties adressen en gebouwen
In artikel 32, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid.
Artikel 9.31 Wijziging Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
In artikel 20, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.32 Wijziging Wet bodembescherming
In artikel 5a, tweede lid, van de Wet bodembescherming wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door »artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, van die wet.
Artikel 9.33 Wijziging Wet financiering politieke partijen
In artikel 25, zesde lid, van de Wet financiering politieke partijen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.34 Wijziging Wet Justitie-subsidies
In artikel 45, vierde lid, van de Wet Justitie-subsidies wordt «het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
Artikel 9.35 Wijziging Wet marktordening gezondheidszorg
In artikel 49c, vierde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
Artikel 9.36 Wijziging Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
In artikel 9, vierde lid, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.37 Wijziging Wet op de jeugdzorg
In artikel 65, vierde lid, van de Wet op de jeugdzorg wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.38 Wijziging Wet op de rechterlijke organisatie
In artikel 13g, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.39 Wijziging Wet op het financieel toezicht
In artikel 142, zevende lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.40 Wijziging Wet personenvervoer 2000
In artikel 46, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
Artikel 9.41 Wijziging Wet toezicht accountantsorganisaties
In artikel 43, zevende lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.42 Wijziging Wet toezicht effectenverkeer 1995
In artikel 48a, zevende lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.43 Wijziging Wet veiligheidsregio’s
Artikel 49 van de Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef wordt Artikel 10, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
2. In het derde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet open overheid.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, derde lid, van de Wet open overheid.
4. In het vijfde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet open overheid.
5. Het zede lid komt te luiden:
6. Op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid is artikel 5.1, vierde lid, van de Wet open overheid niet van toepassing.
Artikel 9.44 Wijziging Wet verplichte beroepspensioenregeling
In artikel 159, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.45 Wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
In artikel 811, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «een van de onder e en g van het tweede lid van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur genoemde gronden» vervangen door: een van de gronden, genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en vierde lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.46 Wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering samenloop wetsvoorstel (33 079)
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 november 2011 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden (33 079) tot wet is of wordt verheven, vervalt artikel 162a, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 9.47 Wijziging Woningwet
In artikel 12b, tweede lid, van de Woningwet wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid.» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede en vierde lid, van die wet.
Artikel 9.48 Wijziging Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In artikel 106 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
Artikel 9.49 Wijziging Wet financiële markten BES
In artikel 1:12, vierde lid, van de Wet financiële markten BES wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.50 Wet op de parlementaire enquête 2008
Artikel 40 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel c en worden de onderdelen d en e geletterd c en d.
2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «staten» vervangen door: landen en staten.
3. In het derde lid wordt onderdeel f vervangen door:
f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in het tweede of derde lid.
Artikel 9.51 Archiefwet 1995
Artikel 15, eerste lid, onderdeel c, van de Archiefwet 1995 komt te luiden:
c. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in onderdeel a of onderdeel b.
Artikel 9.52 samenloop wetsvoorstel 33 622 (wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622) tot wet is of wordt verheven en de artikelen 12u, 12v en 12w van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in werking zijn getreden of zullen treden, worden deze artikelen als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12u, eerste lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
B
Artikel 12v, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. gegevens als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid niet openbaar worden gemaakt, indien het belang van openbaarheid naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid;
2. In onderdeel b wordt «artikel 10, tweede lid, onderdeel e of g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid.
C
In artikel 12w, derde lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.
Artikel 9.53 samenloop wetsvoorstel 33 684 (Jeugdwet)
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 juni 2013 ingediende voorstel van wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet) (33 684) tot wet is of wordt verheven en artikel van die wet in werking is getreden of zal treden, wordt in dit artikel «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 9.54 samenloop initiatiefwetsvoorstel Wet Huis voor klokkenluiders (33 258)
Indien het bij geleidende brief van 14 mei 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Voortman, Segers, Ouwehand en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders) (33 258) tot wet wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, tweede lid, wordt de zinsnede «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «Artikel 9:36, eerste, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door «Artikel 9:36, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
2. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Het Huis maakt het rapport na toepassing van het derde lid uit eigen beweging openbaar. Artikel 8.6 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.
6. Bij het Huis berustende informatie over de melding en het onderzoek die niet opgenomen in het rapport, is niet openbaar.
C
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 19a
Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Voortman en Schouw houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (33 328) tot wet wordt verheven en artikel 8.8 van die wet in werking is getreden, wordt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van die wet ingevoegd:
• Wet Huis voor klokkenluiders: artikel 17, vijfde en zesde lid
Artikel 9.55 samenloop initiatiefwetsvoorstel Wet Huis voor klokkenluiders (33 258)
Indien het bij geleidende brief van 14 mei 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Voortman, Segers, Ouwehand en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders) (33 258) tot wet wordt verheven en artikel 17 van die wet inwerking is getreden, wordt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet ingevoegd:
• Wet Huis voor klokkenluiders: artikel 17, vijfde en zesde lid
Artikel 9.56 samenloop initiatiefwetsvoorstel Wet toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten (29 688)
Indien het bij geleidende brief van 14 juli 2004 aanhangig gemaakte voorstel van wet van het lid Crone houdende regels inzake de toegankelijkheid, veiligheid, bereikbaarheid en redelijke prijsstelling van basisbetaaldiensten (Wet toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten) (29 688) tot wet wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 7, achtste lid, van die wet de zinsnede «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
14
De bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
• Wet basisregistratie grootschalige topografie: artikel 22, tweede lid
• Wet financiering politieke partijen: artikel 25, vierde, vijfde en zesde lid
• Wet personenvervoer 2000: artikel 46, derde lid
• Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES: artikel 1.5
2. In de zinsnede met betrekking tot de Algemene wet bestuursrecht wordt na «3:11» ingevoegd: , 9:36, vijfde lid,
3. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht wordt «de artikelen 142» vervangen door: artikel 142.
4. De zinsnede met betrekking tot de Wet open overheid komt te luiden:
• Wet open overheid: de artikelen 4.2, derde lid, 5.4a, 7.5, voor zover de documenten berusten bij de Informatiecommissaris
Artikelen 2.3, 3.5, eerste lid, 4.6 en 6.1
Deze wijzigingen betreffen in de nota naar aanleiding van het verslag aangekondigde verduidelijkingen en redactionele verbeteringen.
Artikel 3.1
In artikel 3.3, vijfde en zesde lid, is voor de verplichte actieve de jurisprudentie gecodificeerd, op grond waarvan een belanghebbende rechtsbescherming kan inroepen in geval informatie actief openbaar wordt gemaakt die de belanghebbende betreft. Deze rechtsbescherming dient tevens ingeroepen te kunnen worden, indien het bestuursorgaan informatie die niet in artikel 3.3 wordt genoemd, actief openbaar maakt op grond van het voorgestelde artikel 3.1. Met de wijziging van artikel 3.1 wordt hierin voorzien. Ook het in deze nota van wijziging aan artikel 3.3 toegevoegde zevende lid, waarin is bepaald dat een bestuursorgaan bij een actieve openbaarmaking meedeelt dat een deel van de informatie wegens de artikelen 5.1 of 5.2 niet openbaar zijn gemaakt, wordt aan artikel 3.1 toegevoegd.
Artikel 3.3
In artikel 3.3, tweede lid, onderdeel l, is voorgesteld de bestuurlijke strafsanctie uitgezonderd van de verplichte openbaarmaking van beschikkingen. Dat verhoudt zich niet goed met een verplichte openbaarmaking van de rapportage waarop een dergelijke sanctie is gebaseerd, zoals is opgenomen in artikel 3.3, tweede lid, onderdeel g. De indieners stellen daarom voor rapporten die tot stand zijn gekomen in het kader van toezicht op de naleving van wettelijk voorschriften eveneens uit te zonderen van verplichte actieve openbaarmaking en onderdeel g te schrappen. Een en ander betekent niet dat bestuursorganen dergelijke rapporten of daarop gebaseerde beschikkingen niet langer openbaar mag maken. Dat mag nog steeds op grond van het voorgestelde artikel 3.1, maar het is niet langer verplicht. Het bestuursorgaan heeft daardoor meer tijd voor overleg met de bedrijven waarover wordt gerapporteerd en kan een eigen beleid voeren waarbij bijvoorbeeld in bagatelzaken de actieve openbaarmaking achterwege wordt gelaten. Op grond van het in deze nota gewijzigde artikel 3.1 staat buiten twijfel dat ook bij een openbaarmaking op grond van artikel 3.1 een belanghebbende tegen deze openbaarmaking rechtsbescherming kan inroepen.
Voorts wordt aan artikel 3.3 een bepaling toegevoegd, op grond waarvan een bestuursorgaan verslag doet van de toepassing van de uitzonderingsgronden bij een verplichte actieve openbaarmaking. Daarmee wordt duidelijk wanneer bij een actieve openbaarmaking een deel van het document niet openbaar wordt gemaakt.
Artikel 4.2, derde lid
Als gevolg van dit wetsvoorstel vallen ook de Staten-Generaal onder het wetsvoorstel. Gevolg daarvan is dat beide Kamers of de verenigde vergadering een verzoek kunnen ontvangen dat betrekking heeft op informatie die de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal heeft verstrekt. De Staten-Generaal komt daarmee in de positie dat het een juridisch bindend oordeel moet geven over de rechtmatigheid van de vertrouwelijkheid ten opzichte van de uitzonderingsgronden van artikel 5.1 van dit wetsvoorstel. Dat past niet in de controlerende taak van de Staten-Generaal, waarbij dat oordeel een politiek oordeel zou moeten blijven. Daar komt bij dat de openbaarheid van de door de regering verstrekte informatie mogelijk wordt beheerst door een andere wet, zoals opgenomen in de bijlage bij artikel 8.8 van dit wetsvoorstel. Die wetten zijn in het algemeen zo geformuleerd dat de Minister of een ander met name genoemd bestuursorgaan de beslissing om informatie te verstrekken of te weigeren moet afwegen op de in die wet genoemde gronden, die dan afwijken van het voorgestelde artikel 5.1 van dit wetsvoorstel. De Staten-Generaal zouden dan het kader van de Woo moeten toepassen, hetgeen tot een andere uitkomst kan leiden. Een dergelijk stelsel zou het overleg met de regering belasten, omdat de Staten-Generaal de vertrouwelijkheid van de informatie dan niet meer kan garanderen.
Om de bestaande mogelijkheid dat de regering de Staten-Generaal vertrouwelijk informeert, in stand te laten, wordt voorgesteld te bepalen dat de Kamers of de verenigde vergadering een verzoek om informatie ter behandeling doorzenden aan de betreffende Minister of Ministers, voor zover het verzoek betrekking heeft op vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie. Op die manier hoeft de regering niet bang te zijn dat de Staten-Generaal op grond van dit wetsvoorstel informatie openbaar moet maken die als vertrouwelijk is aangemerkt, maar moet de betreffende Minister het oordeel dat de informatie niet openbaar kan zijn zelf motiveren en eventueel bij de rechter verdedigen, zoals dat nu ook het geval is, omdat er bij de Staten-Generaal geen verzoek op grond van de Wob kan worden ingediend. Als gezegd, staat het de Staten-Generaal vrij om in debat met de regering een politiek oordeel te geven over het al dan niet openbaar maken van de betreffende informatie.
Artikel 5.1, tweede lid
Artikel 5.1, tweede lid, wordt op drie punten gewijzigd.
Aanhef
De aanheft wordt opnieuw geformuleerd, omdat er nu precies het tegenovergestelde staat dan er wordt bedoeld. Bedoeld is dat wanneer de schadeals gevolg van openbaarmaking groter is dan het belang van openbaarheid, de openbaarheid dient te wijken. Dit beginsel wordt in de nieuwe redactie tot uitdrukking gebracht.
Onderdeel b
Uitgangspunt bij het gewijzigde voorstel van wet was dat aansluiting zou worden gezocht bij de redactie van de uitzonderingsgronden uit de Wob. In artikel 5.1, tweede lid, onderdeel b, is hieraan niet geheel voldaan door het weglaten van de overige bestuursorganen uit artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Wob. Tevens is geen aandacht besteed aan het huidige artikel 10, vijfde lid, van de Wob, dat is terug te herleiden op het standpunt van de Europese Commissie dat artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Wob geen volledige implementatie inhield van Richtlijn 90/313/EEG (zie Kamerstukken II, 1995/96, 24 613, nr. 3). In de Wob is aan het standpunt van de Commissie recht gedaan door artikel 10, vijfde lid. De indieners stellen voor om de beperking betreffende milieu-informatie in dit wetsvoorstel toe te voegen aan artikel 5.1, tweede lid, onderdeel b.
Onderdeel f
In het verslag hebben de leden van de VVD-fractie vragen gesteld over de gevolgen van het «relativeren» van de uitzonderingsgrond betreffende de vertrouwelijk verstrekte bedrijfs- en fabricagegegevens, mede naar aanleiding van een brief van VNO NCW/MKB Nederland. In de huidige Wob geldt voor vertrouwelijk verstrekte bedrijfs- en fabricagegegevens een absolute uitzonderingsgrond en voor andere concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens een relatieve, te weten die van artikel 10, tweede lid, onderdeel g, betreffende de onevenredige benadeling van derden. Deze laatste categorie valt in het wetsvoorstel onder het voorgestelde artikel 5.1, vierde lid. De indieners menen dat de uitvoerbaarheid van de wet wordt vereenvoudigd als alle bedrijfsgegevens in één uitzonderingsgrond worden opgenomen.
De toepassing van deze uitzonderingsgrond is aan de orde als sprake is van bedrijfs- en fabricagegegevens die hetzij vertrouwelijk aan de overheid zijn verstrekt, hetzij concurrentiegevoelig zijn. Het betrokken bestuursorgaan zal in alle gevallen schade als gevolg van de openbaarmaking van de bedrijfs- en fabricagegegevens moeten afwegen tegen het belang van de openbaarheid. Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht is het bestuursorgaan als het openbaarmaking overweegt (net als onder de huidige Wob), verplicht om het betrokken bedrijf te vragen of er bedenkingen bestaan tegen openbaarmaking. Het betrokken bedrijf kan dan die bedenkingen, geconcretiseerd de schade die van openbaarmaking het gevolg zal zijn, tijdig naar voren brengen.
Artikel 5.2
Naar aanleiding van de vragen van de leden van de fractie van D66 is de regeling met betrekking tot de persoonlijke beleidsopvattingen aangepast op grond van de overweging dat de zogenoemde «beleidsintimiteit» in beginsel voldoende beschermd wordt, indien persoonlijke beleidsopvattingen pas openbaar worden nadat het intern beraad is afgesloten en ze niet in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt. Bij nadere overweging bestaat geen behoefte aan een regeling voor het hierover verstrekken van informatie in een wel tot personen herleidbare vorm. Daardoor wordt de uitvoering van de wet in belangrijke mate vereenvoudigd. Als gevolg hiervan zullen ambtelijke adviezen in ruimere mate openbaar worden, zij het pas na het afsluiten van het interne beraad en de besluitvorming en slechts in niet tot personen herleidbare vorm.
Hierbij moeten verschillende vormen van intern beraad worden onderscheiden. De ene vorm betreft het beraad op de werkvloer waarbij ambtenaren gezamenlijk werken aan de voorbereiding van een nota, een wetvoorstel of een programma met maatregelen. De tweede vorm betreft die van de ambtelijke advisering aan het bestuursorgaan of aan ambtelijke leidinggevenden. Met name van deze advisering wordt met de voorgestelde wijziging beoogd na afsluiting van het intern beraad meer openbaarheid te verkrijgen. Van deze advisering moet worden onderscheiden de feitelijke informatie die in documenten voor intern beraad kan worden opgenomen. Deze feitelijke informatie wordt niet beschouwd als een persoonlijke beleidsopvatting, zodat de openbaarheid ervan wordt beheerst door artikel 5.1. Ten opzichte van de omschrijving van deze informatie in het huidige artikel 5.2 van het wetsvoorstel is daarbij de term «voor- en nadelen» vervangen door «gevolgen», nu met die term beter het beoogde objectieve karakter wordt aangeduid.
Het intern beraad wordt geacht afgerond te zijn als uit openbaarmaking door een overheidsorgaan blijkt dat over een bestuurlijke aangelegenheid besluitvorming heeft plaats gevonden. Daarbij kan worden gedacht aan de bekendmaking van een (concept-)besluit, een beleidsdocument of (een voorstel voor) regelgeving. Daarbij hoeft het niet noodzakelijk te gaan om de finale besluitvorming in een traject dat meerdere fasen kent. Indien het bijvoorbeeld gaat om de totstandkoming van een formele wet, markeert het indienen van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer het moment waarop het interne beraad daarover is afgesloten. Dat er daarna nog een traject volgt, waarin opnieuw sprake kan zijn van intern beraad, doet daar niet aan af.
Evenmin is noodzakelijk dat de besluitvorming strekt tot het voortgaan met een beleidstraject of het afronden daarvan met een besluit. Besluitvorming kan ook strekken tot het staken van een beleidstraject. Van de afsluiting van het intern beraad kan daarom ook blijken door een mededeling van of namens het bestuursorgaan dat geen aanleiding is gevonden voor het treffen van maatregelen of dat de voorbereidingen daartoe zijn gestaakt.
Indien een beleidstraject wordt beëindigd zonder dat dit leidt tot enigerlei openbaarmaking, bijvoorbeeld omdat intern blijkt dat voor een beleidsvoornemen onvoldoende bestuurlijke of politieke steun bestaat, zal dit dus ook niet tot openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen daarover leiden. Het belang van de eerder genoemde «beleidsintimiteit» moet dan zwaarder wegen dan het belang van openbaarheid.
Op het beginsel dat persoonlijke beleidsopvattingen na afsluiting van het beraad openbaar zijn, worden drie uitzonderingen geformuleerd.
De eerste uitzondering betreft het geval dat geen niet tot personen herleidbare informatie kan worden verstrekt, omdat uit de context blijkt van wie de persoonlijke beleidsopvatting afkomstig is. Dat kan het geval zijn als de persoonlijke beleidsopvatting afkomstig is van het bestuursorgaan zelf of herkenbaar afkomstig van een met naam bekend zijnde persoon, zoals een met een bijzondere taak belaste ambtenaar. In die gevallen is de bescherming van de «beleidsintimiteit» onvoldoende gewaarborgd en blijft openbaarmaking achterwege. In het vierde lid wordt hierop een uitzondering gemaakt, voor het geval openbaarmaking van een persoonlijke beleidsopvatting het belang van een goede en democratische bestuursvoering zeer gewenst is, maar de openbaarmaking herleidbaar is tot de persoon die de beleidsopvatting heeft geuit. Te denken valt aan een advies inzake een aangelegenheid van groot maatschappelijk gewicht, waar het bestuursorgaan zich op beroept of waarvan het bestuursorgaan om hem moverende redenen juist is afgeweken.
Het tweede geval ziet op het interne beraad op de werkvloer. Een dergelijk beraad leidt tot een uitwisseling van concepten voor een door of namens het bestuursorgaan naar buiten te brengen document en tot bijvoorbeeld e-mails over de wijze waarop een dergelijk document tot stand moet worden gebracht. Dergelijk intern beraad is nodig om een overheidsorganisatie überhaupt te kunnen laten functioneren. Onder de Wob worden dergelijke documenten geweigerd op grond van artikel 11 van de Wob. Ook in het huidige artikel 5.2 zijn dergelijke documenten uitgezonderd. De indieners stellen voor deze praktijk te handhaven, in verband met het belang van een goed functionerend bestuursorgaan. Ook passages uit concepten die niet in de definitieve versie van een stuk zijn opgenomen, vallen onder deze uitzondering.
De derde uitzondering heeft betrekking op een specifiek onderdeel van de advisering, te weten de hierin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen van politieke of bestuurlijk-tactische aard. Ook nadat het intern beraad is afgesloten en politieke of bestuurlijke besluitvorming heeft plaats gevonden, blijft behoefte bestaan aan een uitzondering voor dit soort opvattingen, waardoor zij niet openbaar gemaakt hoeven te worden. In deze nota van wijziging zijn zij omschreven als: opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies betreffende de het maatschappelijke, bestuurlijke en politieke draagvlak van voorgenomen beleid en voorstellen. Hieronder vallen enerzijds inschattingen met betrekking tot de maatschappelijke, bestuurlijke en politieke haalbaarheid van voorgenomen beleid en anderzijds voorstellen of aanbevelingen met betrekking tot het maatschappelijke, bestuurlijke en politieke traject dat moet worden doorlopen om voorgenomen beleid aanvaard en gerealiseerd te krijgen. Voor zover een advies aan een bestuursorgaan of een leidinggevende persoonlijke beleidsopvattingen van politieke of bestuurlijk-tactische aard bevat, zijn deze niet openbaar, maar de overige onderdelen zijn dat wel na afronding van het intern beraad.
Met betrekking tot de uitzonderingen in het tweede lid dient op grond van artikel 5.3 van het wetsvoorstel na vijf jaar beargumenteerd te worden of de bescherming van «beleidsintimiteit» nog steeds zwaarder weegt dan het belang van de openbaarheid (en zo ja, waarom), of dat van artikel 5.2, tweede lid, kan worden afgeweken.
Voor milieu-informatie dient, net als in artikel 11 van de Wob, een apart regime te worden gehanteerd. Op grond van artikel 19.1.a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet milieubeheer wordt onder milieu-informatie onder meer verstaan: maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma’s, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a en b (van artikel 19.1.a, eerste lid, Wet milieubeheer) bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen. Voor deze informatie wordt in het vierde lid in afwijking van het derde lid het belang van de openbaar het afgewogen tegen het belang van de bescherming van de «beleidsintimiteit». In verband met de beslistermijnen van het verdrag van Aarhus is het niet mogelijk om voor milieu-informatie onverkort het eerste lid toe te passen, zodat de termijnen van artikel 4.4 van toepassing zijn.
Artikel 5.4a
Naar aanleiding van vragen van de leden van de fracties van de PvdA en de SGP stellen de indieners voor om in een nieuw artikel 5.4a buiten twijfel te stellen dat informatie over de ondersteuning door ambtenaren van de Eerste en Tweede Kamer aan individuele Kamerleden niet openbaar wordt. Dit artikel heeft betrekking op ondersteuning bij amendementen, initiatiefwetten of moties, maar ook op procedurele adviezen. In de separaat aan de Kamer gezonden nota naar aanleiding van het verslag wordt hierop verder ingegaan.
Artikel 9.3, onderdeel F
De waarnemend Nationale ombudsman heeft zich, mede namens enkele gemeentelijke ombudsmannen tot de indieners gewend met het verzoek de toepasselijkheid van het wetsvoorstel op klachten bij de nationale ombudsman of een andere ombudsman te heroverwegen, omdat de mogelijke openbaarheid van een klacht een drempel zou kunnen zijn bij het indienen van een klacht. In de gelijktijdig met deze nota uitgebrachte nota naar aanleiding van het verslag hebben de indieners naar aanleiding van vragen van de fracties van de SP overwogen dat de uitzonderingsgronden weliswaar toereikend zijn om informatie over klagers niet openbaar te maken, maar dat met een aparte bepaling hierover iedere onzekerheid kan worden weggenomen. Hetzelfde geldt voor het verzoek van de waarnemend Nationale ombudsman. Daartoe wordt voorgesteld om in artikel 9:36, vijfde lid, van de Awb te bepalen dat informatie betreffende een klacht die niet in het over de behandeling van die klacht uit te brengen openbare rapport wordt opgenomen, niet openbaar is. In het openbare rapport kunnen op grond van artikel 9:36 eerste lid, Awb geen gegevens worden opgenomen die op grond van artikel 5.1 van onderhavig wetsvoorstel niet openbaar gemaakt kunnen worden.
Hoofdstuk 9 Aanpassingswetgeving
In de aan hoofdstuk 9 toegevoegde wijzigingen zijn in andere wetten de verwijzingen naar de Wet openbaarheid van bestuur vervangen door verwijzingen naar de Wet open overheid. Bij deze wijzigingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd. Uitzondering vormt een verwijzing naar artikel 10, eerste lid, onderdeel c, of een vermelding van het begrip vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens uit die uitzonderingsgrond. In dit wetsvoorstel wordt van die uitzonderingsgrond een relatieve uitzonderingsgrond gemaakt. Als gevolg hiervan diende op sommige plaatsen een redactionele aanpassing van de bestaande wettekst plaats te vinden. Dat betreft artikel 40 van de Wet op de parlementaire enquête 2008, artikel 55 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en artikel 12v van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt dat wordt ingevoerd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33 622). Daarnaast zijn artikel 40 van de Wet op de parlementaire enquête 2008, artikel 55 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en artikel 15 van de Archiefwet 1995 redactioneel aangepast wegens de vervanging van artikel 10, tweede lid, onderdeel g, van de Wob door artikel 5.1, vierde lid, van de Woo.
Een tweede uitzondering betreft artikel 162a, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap van 7 november 2011 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden (33 079). Op grond van deze bepaling kan een burger de burgerlijke rechter verzoeken om een wederpartij of een derde te verplichten stukken af te staan ten behoeve van een gerechtelijke procedure. Dat recht wordt in het voorgestelde artikel 162a, derde lid, ten aanzien van de overheid beperkt tot stukken die op grond van artikel 10 van de Wob openbaar zijn. Dat is ongerijmd, want in dat geval hoeft de burgerlijke rechter niet om die stukken te worden verzocht; zij zijn immers al openbaar. In dit geval hebben de indieners een neutrale omzetting van Wob naar Woo niet voor hun rekening willen nemen en stellen zij voor deze bepaling wegens overbodigheid te schrappen.
In het initiatiefwetsvoorstel Wet Huis voor klokkenluiders is in artikel 17een verwijzing naar artikel 9:36 van de Awb aangepast aan de wijziging van dat artikel in dit wetsvoorstel. In het initiatiefwetsvoorstel Wet Huis voor klokkenluiders is tevens een uitputtende openbaarheidsregeling toegevoegd, die bepaalt dat informatie over meldingen aan en onderzoek naar deze meldingen door het Huis voor klokkenluiders niet openbaar zijn, behoudens hetgeen daarover wordt opgenomen in het rapport dat het Huis uitbrengt naar aanleiding van de melding en het onderzoek. In de nota naar aanleiding van het verslag is hierop uitgebreid ingegaan.
Geen wijziging is aangebracht in de artikelen 57 en 59 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid en artikel 2 van de Rijkswet op de consulaire tarieven, nu deze artikelen onderdeel zijn van een rijkswet en daarmee niet met dit wetsvoorstel kunnen worden gewijzigd.
Bijlage bij artikel 8.8 van de Wet Open overheid
Aan de bijlage bij artikel 8.8 worden enkele wetten toegevoegd die eveneens een te handhaven eigen openbaarmakingsregime kennen. Tevens worden de in deze nota toegevoegde regimes betreffende de ambtelijke ondersteuning van individuele leden van de Eerste en Tweede Kamer en de Nationale ombudsman en andere ombudsmannen aan de bijlage toegevoegd, waarbij tevens enige foute verwijzingen worden hersteld.
Voortman Schouw