Ontvangen 19 oktober 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel n door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. inkomen uit arbeid: loon als bedoeld in artikel 14, met dien verstande dat niet tot het inkomen uit arbeid worden gerekend:
1°. uitkeringen op grond van een werknemersverzekering en de Wet arbeid en zorg of wachtgeld als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, tweede zin, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
2°. hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking met artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstige regelingen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
3°. het voordeel van het voor privé-doeleinden ter beschikking stellen van een auto, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964;
4°. een uitkering ingevolge een voorziening op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964.
2
Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
1. Onder arbeidsuur wordt in deze wet verstaan:
a. uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen; of
b. uur waarover een werknemer recht heeft op inkomen uit arbeid.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waarbij:
a. uren worden gelijkgesteld met een arbeidsuur als bedoeld in het eerste lid;
b. arbeidsuren als bedoeld in het eerste lid niet als arbeidsuren worden aangemerkt;
c. vastgesteld wordt welke in het kader van een dienstbetrekking ontvangen bedragen in aanmerking komen voor omrekening naar arbeidsuren en hoeveel arbeidsuren deze bedragen vertegenwoordigen.
3
In artikel I, onderdeel C, onderdeel 2, wordt «ten hoogste vijf arbeidsuren per kalenderweek minder heeft dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek» vervangen door: ten opzichte van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek minder dan vijf arbeidsuren heeft verloren.
4
Artikel I, onderdeel D, onderdeel 3, komt te luiden:
3. Het derde lid komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid is de eerste dag van werkloosheid voor de werknemer, bedoeld in artikel 16, vijfde lid, de dag na het einde van de termijn, bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel b, dan wel de eerste dag dat de werkgever het loon niet meer voldoet indien deze dag later is gelegen dan de dag na het einde van de bedoelde termijn.
5
In artikel I, onderdeel E, wordt «arbeidsuur heeft gewerkt» vervangen door: arbeidsuur per kalenderweek heeft.
6
Artikel I, onderdeel F, onderdeel 4, komt te luiden:
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond waarvan kalenderweken waarin de werknemer arbeidsuren heeft meermaals in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van het in artikel 17 bedoelde aantal van 26 kalenderweken.
7
Het tweede lid van het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
a. «artikel 17 en 42» wordt vervangen door: artikelen 17, 26 en 42.
b. Na «Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945» wordt toegevoegd: en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de betaling van de uitkering.
8
Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste onderdeel wordt «werkt» vervangen door: heeft.
b. In het tweede onderdeel, onderdeel a, wordt «werkt» vervangen door: heeft.
c. Het derde onderdeel komt te luiden:
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het geheel of gedeeltelijk eindigen van een recht op uitkering bij samenloop van uitkeringen op grond van dit hoofdstuk.
d. Het vierde onderdeel komt te luiden:
4. In het zesde lid, onderdeel b, wordt «op een moment waarop sprake is van volledig verlies van zijn arbeidsuren» vervangen door «nadat hij gedurende 13 aaneengesloten kalenderweken geen arbeidsuren heeft gehad» en vervalt «terwijl geen recht bestaat op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren».
e. Het zevende onderdeel komt te luiden:
7. Na het twaalfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien na toepassing van het zesde lid, onderdeel b, tijdens een recht op uitkering de werknemer opnieuw werkzaamheden als werknemer gaat verrichten.
9
In artikel I, onderdeel J, wordt «artikel 16, vijfde lid,» vervangen door: artikel 16, zesde lid.
10
Artikel I, onderdeel M, komt te luiden:
M
Artikel 26a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «artikel 35aa, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 35aa, eerste lid.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. van wie de werkzaamheden als werknemer een zodanige omvang hebben dat ten opzichte van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek minder dan vijf arbeidsuren of minder dan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek zou resteren, indien artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van toepassing zou zijn geweest.
11
In artikel I wordt na onderdeel M een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ma
In artikel 27, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 35aa, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 35aa, eerste lid.
12
Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste onderdeel wordt «208 of meer arbeidsuren per kalenderjaar te hebben» vervangen door «over 208 of meer uren per kalenderjaar loon heeft ontvangen» en «arbeidsuren» door: uren.
b. In het tweede onderdeel wordt «208 of meer arbeiduren heeft» vervangen door: over 208 of meer uren loon heeft ontvangen.
c. In het vierde onderdeel wordt «208 of meer arbeidsuren heeft» vervangen door: over 208 of meer uren loon heeft ontvangen.
13
Artikel I, onderdeel S, komt te luiden:
S
Artikel 42a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt telkens na «dagen» ingevoegd: of uren.
2. In het tweede en derde lid wordt na «over 52 of meer dagen loon is ontvangen» ingevoegd: , respectievelijk over 208 of meer uren loon is ontvangen.
3. In het zesde lid wordt na «gelijkgesteld met dagen, waarover loon is ontvangen» ingevoegd: of met acht uren, waarover loon is ontvangen.
4. Onder vernummering van het achtste tot het negende lid, wordt een lid ingevoegd luidende:
8. Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 42 wordt niet als loon beschouwd:
a. het voordeel van het voor privé-doeleinden ter beschikking stellen van een auto, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. een uitkering ingevolge een voorziening op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964.
5. Het negende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na «dagen» ingevoegd: respectievelijk het aantal uren.
b. Onderdeel b komt te luiden:
b. op grond waarvan voor het bepalen van het aantal van 52 dagen of van het aantal van 208 uren, bedoeld in artikel 42, dagen of uren waarover, anders dan bedoeld in het zesde lid, geen loon is ontvangen, worden gelijkgesteld met dagen of uren waarover loon is ontvangen.
14
Artikel I, onderdeel V, komt te luiden:
V
Aan hoofdstuk XB worden twee artikelen waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
Artikel #
Artikel 16, derde lid, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV blijft van toepassing op de werknemer, van wie de dienstbetrekking is geëindigd door ontbinding op verzoek van de werkgever en de datum van het verzoek tot ontbinding is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van dit artikel van die wet.
Artikel ##
1. Op de werknemer die voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen O en P van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV met toestemming van het UWV werkzaamheden als bedoeld in artikel 77a, eerste lid, ging verrichten:
a. blijven artikel 35aa en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van die wet, van toepassing; en
b. is artikel 35ab niet van toepassing.
2. Dit artikel vervalt 5 jaar na het tijdstip van zijn inwerkingtreding.
15
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor de berekening van het ziekengeld waarop op grond van deze wet recht bestaat wordt als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid tot werken als bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, is ingetreden, verdiende in de dienstbetrekking waaruit hij door ziekte ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
2. In het tweede lid wordt na «worden» ingevoegd: , onder meer wanneer de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, korter heeft geduurd dan het jaar, bedoeld in het eerste lid,.
B
Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «onderdeel E,» ingevoegd: met uitzondering van de artikelen 29e en 29f,.
2. In het derde lid wordt na «onderdeel E,» ingevoegd: voor zover het betreft de artikelen 29e en 29f,.
16
Artikel III, onderdeel A, komt te luiden:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking de volgende begripsomschrijving ingevoegd:
# inkomen uit arbeid: loon als bedoeld in artikel 12, met dien verstande dat niet tot het inkomen uit arbeid worden gerekend:
1°. uitkeringen op grond van een werknemersverzekering en de Wet arbeid en zorg of wachtgeld als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, tweede zin, van de Werkloosheidswet al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
2°. hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking met artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstige regelingen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
3°. het voordeel van het voor privé-doeleinden ter beschikking stellen van een auto, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964;
4°. een uitkering ingevolge een voorziening op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964;
17
Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
1. Onder arbeidsuur wordt in deze wet verstaan:
a. uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen; of
b. uur waarover een werknemer recht heeft op inkomen uit arbeid.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waarbij:
a. uren worden gelijkgesteld met een arbeidsuur als bedoeld in het eerste lid;
b. arbeidsuren als bedoeld in het eerste lid niet als arbeidsuren worden aangemerkt;
c. vastgesteld wordt welke in het kader van een dienstbetrekking ontvangen bedragen in aanmerking komen voor omrekening naar arbeidsuren en hoeveel arbeidsuren deze bedragen vertegenwoordigen.
18
In artikel III, wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
In artikel 9, onderdeel a, wordt «die ten minste vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per week heeft verloren» vervangen door: die ten minste vijf arbeidsuren minder heeft dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek.
19
Artikel III, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste onderdeel wordt «208 of meer arbeidsuren heeft» vervangen door: over 208 of meer uren loon heeft ontvangen.
b. Het derde onderdeel komt te luiden:
3. In het tweede lid wordt «onderdeel a» vervangen door «onderdelen a en b», wordt na «52 of meer dagen» ingevoegd «respectievelijk over 208 of meer uren» en wordt na «heeft ontvangen» toegevoegd: , waarbij voor 1 januari 2013 52 of meer dagen bepalend is en vanaf 1 januari 2013 208 of meer uren.
c. Het vierde onderdeel komt te luiden:
4. In het vierde en zesde lid wordt «onderdeel a» vervangen door «onderdelen a en b» en wordt na «52 of meer dagen» ingevoegd «respectievelijk 208 of meer uren» en wordt na «is ontvangen» toegevoegd: , waarbij voor 1 januari 2013 52 of meer dagen bepalend is en vanaf 1 januari 2013 208 of meer uren.
d. In het vijfde en zevende onderdeel wordt «arbeidsuren» vervangen door: uren waarover loon is ontvangen.
e. Het zesde onderdeel komt te luiden:
6. In het vijfde lid wordt na «52 of meer dagen» ingevoegd «respectievelijk over 208 of meer uren» en wordt na «is ontvangen» toegevoegd: waarbij voor 1 januari 2013 52 of meer dagen bepalend is en vanaf 1 januari 2013 208 of meer uren.
f. Onder vernummering van het achtste tot negende onderdeel wordt er een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
8. Onder vernummering van het elfde tot het twaalfde lid wordt er een nieuw lid ingevoegd, luidende:
11. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als loon beschouwd:
a. het voordeel van het voor privé-doeleinden ter beschikking stellen van een auto, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. een uitkering ingevolge een voorziening op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964.
g. In het negende onderdeel (nieuw) wordt «elfde» vervangen door «twaalfde» en «11» door: 12.
h. In het tiende onderdeel (nieuw) wordt «12» vervangen door «13» en «arbeidsuren» door: uren.
20
Artikel III, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste onderdeel wordt «ten minste één arbeidsuur heeft gewerkt» vervangen door: ten minste één arbeidsuur per kalenderweek heeft.
b. Het derde onderdeel komt te luiden:
3. Het vierde lid vervalt.
21
Artikel IV, onderdeel B, komt te luiden:
B
In artikel 33d, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt na «over 52 of meer dagen» ingevoegd: respectievelijk over 208 of meer uren.
22
Artikel VII komt te luiden:
ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE WET ARBEID EN ZORG
Artikel 3:13 van de Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «met betrekking tot de werknemer, bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet,» en wordt «die wet» vervangen door «de Ziektewet» en wordt na «bepalingen» toegevoegd: waarbij de periode van één jaar, bedoeld in artikel 15 van die wet, voor de toepassing van deze wet eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de uitkering op grond deze wet ingaat.
2. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. Voor de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6 eerste lid, onder b, ten eerste, die op grond van artikel 8, onder a, van de Ziektewet voorafgaand aan een uitkering op grond van deze wet ziekengeld ontving, is het dagloon gelijk aan het reeds ten behoeve daarvan vastgestelde en herziene dagloon, dan wel, indien voor de gelijkgestelde, bedoeld in de vorige zin, artikel 31 van de Ziektewet werd toegepast vanwege inkomen uit een andere dienstbetrekking, dan op grond waarvan het recht op ziekengeld is ontstaan, wordt het dagloon voor de toepassing van deze wet, in afwijking van het tweede lid, vastgesteld op 100/A van het ziekengeld voorafgaande aan de uitkering op grond van deze wet, waarbij A staat voor het uitkeringspercentage van uitkering op grond van de Ziektewet.
4. Voor de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onder b, ten tweede, is het dagloon, in afwijking van het tweede lid, gelijk aan het op grond van artikel 13 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de daarop berustende bepalingen reeds vastgestelde en herziene dagloon. Indien voor de gelijkgestelde, bedoeld in de vorige zin, bij het vaststellen van de hoogte van de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van artikel 61 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen rekening werd gehouden met inkomen dan wordt het dagloon voor de toepassing van deze wet, in afwijking van het tweede lid, vastgesteld op 100/70 van het bedrag van die uitkering per dag voorafgaande aan de uitkering op grond van deze wet.
23
Artikel VIII komt te luiden:
ARTIKEL VIII. WIJZING VAN DE ZIEKTEWET IN VERBAND MET DE WET BEPERKING ZIEKTEVERZUIM EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID VANGNETTERS
Indien de in artikel I, onderdeel E, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters opgenomen artikelen 29e en 29f van de Ziektewet in werking treden, wordt de Ziektewet als volgt gewijzigd:
A
Artikel 29f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen a en b tot onderdelen b en c, een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. het aantal kalenderjaren, vanaf en met inbegrip van 2013 tot en met het kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dag is gelegen waarop het recht op ziekengeld op grond van deze wet is ontstaan, waarin de werknemer over 208 of meer uren loon heeft ontvangen;.
2. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw), wordt «tot en met het kalenderjaar voorafgaan aan het kalenderjaar waarin de dag is gelegen waarop het recht op ziekengeld op grond van deze wet is ontstaan» vervangen door: tot 2013.
3. In het tweede lid wordt «onderdeel a» vervangen door «onderdelen a en b» en wordt na «52 of meer dagen» ingevoegd «respectievelijk 208 of meer uren» en wordt na «heeft ontvangen» toegevoegd: waarbij voor 1 januari 2013 52 of meer dagen bepalend is en vanaf 1 januari 2013 208 of meer uren.
4. In het derde lid, aanhef, wordt «onderdeel a» vervangen door «onderdelen a en b» en wordt na «dagen waarover loon is ontvangen» ingevoegd: of met acht uren.
5. In het vierde en zesde lid wordt «onderdeel a» vervangen door «onderdelen a en b» en wordt na «52 of meer dagen» ingevoegd «respectievelijk 208 of meer uren» en wordt na «is ontvangen» ingevoegd:, waarbij voor 1 januari 2013 52 of meer dagen bepalend is en vanaf 1 januari 2013 208 of meer uren.
6. In het vijfde lid wordt na «52 of meer dagen» ingevoegd «respectievelijk over 208 of meer uren» en wordt na «is ontvangen» toegevoegd: waarbij voor 1 januari 2013 52 of meer dagen bepalend is en vanaf 1 januari 2013 208 of meer uren.
7. In het negende lid wordt «onderdeel a» vervangen door «onderdelen a en b» en wordt na «gelijkgesteld met dagen, waarover loon is ontvangen» toegevoegd «of met acht uren waarover loon is ontvangen».
8. Onder vernummering van het elfde tot twaalfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
11. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als loon beschouwd:
a. het voordeel van het voor privé-doeleinden ter beschikking stellen van een auto, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. een uitkering ingevolge een voorziening op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964.
9. Het twaalfde lid (nieuw) komt te luiden:
12. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:
a. ter vaststelling van het aantal dagen waarover loon is ontvangen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en tweede lid;
b. op grond waarvan voor het bepalen van het aantal van 52 dagen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, dagen waarover, anders dan bedoeld in het negende lid, geen loon is ontvangen, worden gelijkgesteld met dagen waarover loon is ontvangen.
9. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter vaststelling van het aantal uren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid.
24
Na artikel VIIIb wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL VIIIC. WIJZIGING VAN DE WET TOT WIJZIGING VAN EEN AANTAL WETTEN OP HET TERREIN VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID TENEINDE DEZE IN OVEREENSTEMMING TE BRENGEN MET DE MOTIE VAN HET VOORMALIGE EERSTEKAMERLID JURGENS C.S. (33 133)
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 december 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het voormalige Eerstekamerlid Jurgens c.s. (33 133) in werking treedt nadat deze wet inwerking treedt, vervallen artikel IV, onderdeel B en onderdeel C van die wet.
Deze tweede nota van wijziging heeft een technisch karakter en bestaat uit een drietal elementen: een aanpassing in verband met de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip per 1 januari aanstaande (wegnemen van een niet beoogd effect), een verbeterde redactie van het begrip arbeidsuren en enkele redactionele aanpassingen. Deze dragen bij aan een goede uitvoering.
Met ingang van 1 januari 2013 wordt als gevolg van inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip onder loon mede verstaan de waarde van privégebruik van een auto die door de werkgever aan de werknemer ter beschikking is gesteld evenals de opname van tegoed dat is gespaard op grond van de levensloopregeling. In een periode van onbetaald verlof kan het voorkomen dat een werknemer gebruik kan blijven maken van een auto die hem door zijn werkgever ter beschikking is gesteld. Daarnaast kan een werknemer in een periode van onbetaald verlof (een deel van) zijn opgebouwd levenslooptegoed opnemen. In beide situaties is vanaf 1 januari 2013 sprake van het ontvangen van «loon».
Zonder nadere regeling zou gelden dat een werknemer die gedurende enige tijd in een dienstbetrekking geen ander loon geniet wegens het opnemen van onbetaald verlof, maar wel het privégebruik van een auto van de zaak behoudt, tijdens die verlofperiode op grond van de waarde van dat privégebruik van een auto van de zaak «arbeidsverleden» zou opbouwen. Ook zou dit loonelement meetellen voor de vaststelling of is voldaan aan de wekeneis die geldt voor de Werkloosheidswet (WW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia) (in de afgelopen 36 kalenderweken in ten minste 26 kalenderweken arbeidsuren hebben). Er is echter nooit een dergelijke wijziging beoogd in de WW, de Wet Wia en de Ziektewet (ZW). Om die reden wordt in deze nota van wijziging voorgesteld om de waarde van het privégebruik van de auto van de zaak uit te zonderen van het loonbegrip. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin de werknemer in een periode van onbetaald verlof tegoed opneemt uit zijn levensloopaanspraken. Overigens zijn in de WW, de Wet Wia en de ZW specifieke bepalingen opgenomen op grond waarvan periode van onbetaald verlof mee kunnen tellen voor het bepalen van het arbeidsverleden. Deze blijven onverkort van kracht. In deze nota van wijziging zijn deze loonelementen nadrukkelijk uitgesloten waar het om inkomen uit arbeid gaat of het ontvangen van loon.
Daarnaast wordt met deze nota van wijziging de bepalingen over het begrip «arbeidsuur» in één artikel opgenomen. Dit betreft de definitie van «arbeidsuur» en de delegatiegrondslagen voor een ministeriële regeling. Op grond van de daarop gebaseerde ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over gelijkstelling van uren met arbeidsuren en in welke situatie een arbeidsuur niet als arbeidsuur wordt aangemerkt. Aan deze bepaling wordt met deze nota van wijziging een nieuwe delegatiegrondslag toegevoegd. Op grond waarvan in een ministeriële regeling kan worden bepaald welke bedragen die een werknemer ontvangt in het kader van een dienstbetrekking voor omrekening naar arbeidsuren in aanmerking komen alsmede de wijze waarop dat omrekenen zal geschieden. Dit is geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie.
Technische aanpassingen in deze nota van wijziging hebben voorts betrekking op het niet meer gebruiken van het begrip «arbeidsuren» in de artikelen 42 en 42a WW, artikel 15 Wet Wia en artikel 29f ZW. Voor de toepassing van artikel 42 WW gelden de gelijkstellingen van bepaalde uren met arbeidsuren zoals wordt geregeld in lagere regelgeving op grond van het in deze nota van wijziging opgenomen nieuwe artikel 1a WW bijvoorbeeld niet. Om te voorkomen dat er sprake is van één begrip «arbeidsuur» met een verschillende inhoud, wordt voorgesteld om het begrip «arbeidsuur» niet te gebruiken in de artikelen 42 en 42a WW, artikel 15 Wet Wia en artikel 29f ZW. Daarom wordt het «52 of meer dagen per kalenderjaar loon hebben ontvangen» om een kalenderjaar mee te laten tellen voor de bepaling van het arbeidsverleden vanaf 1 januari 2013 gewijzigd in het «per kalenderjaar over 208 of meer uren loon hebben ontvangen».
Onderdelen 1, 13, 16, 19 en 23
De wijzigingen voorgesteld in deze onderdelen vloeien voort uit de uitbreiding van het loonbegrip in de Wet uniformering loonbegrip, zoals hiervoor in deze toelichting is beschreven.
Onderdelen 12, 13, 19, 20, 21 en 23
De wijzigingen voorgesteld in deze onderdelen zijn de weerslag van de keuze om met betrekking tot het arbeidsverleden niet meer «arbeidsuren» maar «uren waarover loon is ontvangen» te hanteren.
Aangezien vanaf 1 januari 2013 voor de toepassing van de artikelen 42 en 42a WW,artikel 15 Wet WIA en artikel 29f ZW de SV-dagen niet meer relevant zijn maar het arbeidsverleden vanaf die datum wordt beoordeeld op basis van het aantal uur waarover loon is ontvangen in een kalenderjaar, zal het Besluit loondagen Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen technisch worden aangepast zodat hetgeen geldt voor het vaststellen en gelijkstellen van SV-dagen tot 1 januari 2013 eveneens zal gaan gelden voor het vaststellen en gelijkstellen van uren vanaf die datum. Met de voorgestelde aanpassing van de delegatiegrondslag van artikel 42a, negende lid (nieuw), WW, artikel 15, twaalfde lid (nieuw) Wet WIA en artikel 29f ZW, dertiende lid (nieuw), wordt deze technische aanpassing van het besluit mogelijk gemaakt.
Onderdelen 2, 6, 8, 9, 14, 17, 20 en 23
Omwille van de overzichtelijkheid wordt voorgesteld om het begrip «arbeidsuur» in een apart artikel te definiëren waarbij in dat zelfde artikel tevens alle delegatiegrondslagen zijn opgenomen. Hierdoor kan in een aantal artikelen (in de artikelen 16, zevende lid, 17a, vierde lid, en 20, vijfde lid, WW en artikel 58, vierde lid, Wet WIA ) de delegatiegrondslag vervallen. Tevens is de delegatiegrondslag zoals opgenomen in het tweede lid, onderdeel c, toegevoegd zodat ook bedragen die de werknemer ontvangt in het kader van de dienstbetrekking in aanmerking kunnen komen voor omrekening naar arbeidsuren. De wijze waarop dat geschiedt, wordt in een ministeriële regeling uitgewerkt.
Met dit artikel is geen wijziging beoogd ten opzichte van de huidige praktijk waarin, voor de toepassing van verschillende artikelen in de WW (art. 16, 17, 17a en 20) en de Wet WIA (artikel 58), in ministeriële regelingen wordt bepaald welke uren of weken gelijkgesteld worden met een arbeidsuren of gewerkte weken en ook gewerkte uren expliciet niet als arbeidsuren kunnen worden aangemerkt. De Regeling gelijkstelling niet-gewerkte uren met gewerkte uren, de Regeling gelijkstelling niet-gewerkte weken met gewerkte weken en het Besluit nadere regeling eindiging recht op uitkering Werkloosheidswet zullen in het kader van de vereenvoudiging inhoudelijk worden gebundeld tot één ministeriële regeling.
In onderdeel 14 is in verband met deze wijziging waarbij artikel 16, derde lid, is komen te vervallen in artikel I, onderdeel V, een overgangsbepaling in de WW ingevoegd. Het gevolg van de regeling in het wetsvoorstel is dat voor de fictieve opzegtermijn zoals die thans geldt bij ontbinding door de kantonrechter op verzoek van de werkgever, geen forfaitaire aftrek meer geldt. In de overgangsbepaling wordt bepaald dat deze wijziging niet geldt voor werknemers van wie de dienstbetrekking is geëindigd door ontbinding indien het verzoek van de werkgever aan de kantonrechter vóór inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is ingediend.
Onderdelen 3, 5, 8, 10, 11 en 18
Deze onderdelen bevatten tekstuele verbeteringen.
Onderdeel 4
In de eerste nota van wijziging is een vijfde lid aan artikel 16 WW toegevoegd. Daarin wordt geregeld dat als de werkgever geen loon meer betaalt vanwege betalingsonmacht, er – ondanks het feit dat de werknemer zijn récht op inkomen uit arbeid dan nog wel heeft – toch sprake is van werkloosheid. Het gewijzigde artikel 16, vijfde lid (nieuw), bewerkstelligt dat in die situatie toch werkloosheid ontstaat, ongeacht of de werknemer op of na het moment waarop de betalingsonmacht ontstond nog gewerkt heeft. Er is echter ten onrechte nog niet geregeld welke dag in die specifieke situatie wordt aangemerkt als de eerste dag van de werkloosheid. Deze omissie wordt met de toevoeging van het voorgestelde derde lid aan artikel 16a hersteld.
Voor de werknemer die na het einde van de opzegtermijn geen loon meer ontvangt van de werkgever geldt als eerste dag van werkloosheid de dag na het einde van die opzegtermijn. Voor de werknemer die na afloop van de opzegtermijn nog werkzaamheden heeft verricht voor zijn werkgever, geldt als eerste dag van werkloosheid de eerste dag dat de werkgever het loon niet meer voldoet.
Onderdelen 6 en 24
In deze onderdelen wordt geregeld dat zowel de in het onderhavige wetsvoorstel beoogde wijziging van het vierde lid van artikel 17a van de Werkloosheidwet als de wijziging van deze zelfde delegatiegrondslag zoals opgenomen in de Wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het voormalige Eerstekamerlid Jurgens c.s. (33 133) op de juiste wijze in de wet worden opgenomen.
Onderdeel 7 (Artikel I, onderdeel G)
Met deze wijziging wordt het tweede lid van het voorgestelde artikel 18 WW gewijzigd. Het is wenselijk de werknemer die een uitkering ontvangt op grond van dit artikel vrij te stellen van de verplichtingen die normaal gesproken gelden op grond van artikel 26 WW. Verder wordt met deze wijziging de mogelijkheid geschapen om de op grond van dit artikel uit te keren uitkering aan de werkgever uit te betalen in plaats van aan de werknemer.
Onderdelen 15 en 23
In het inwerkingtredingsbesluit bij de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters is de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van voornoemde wet opgesplitst. In het overgangsrechtelijke artikel dat door artikel I, onderdeel Q, van die wet in de Ziektewet is opgenomen, kan daarom niet volstaan worden met een verwijzing naar artikel I, onderdeel E, als geheel maar daarin zal deze opsplitsing ook zijn neerslag moeten krijgen. Met de voorgestelde wijziging wordt daarin voorzien.
In onderdeel 23 van deze nota van wijziging wordt geregeld dat op het moment dat de artikelen 29e en 29f ZW, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel E, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, in werkingtreden
deze artikelen worden aangepast conform de voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel vereenvoudiging regelingen UWV.
Onderdeel 22
In het tweede lid van artikel 3:13 is de hoofdregel neergelegd voor de hoogte van de Wazo-uitkering. Het Wazo-dagloon wordt vastgesteld overeenkomstig de regels die gelden voor de vaststelling van het dagloon voor de ZW. In het tweede lid wordt voor de duidelijkheid bepaald dat het refertejaar eindigt in het voorlaatste aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het recht op Wazo-uitkering ingaat. Volgens het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen wordt voor de werkloze die vanuit een WW-uitkering recht krijgt op ziekengeld geen nieuw dagloon voor de ZW vastgesteld, maar is het ZW-dagloon gelijk aan het WW-(vervolg)dagloon. Dit is op grond van voornoemde hoofdregel van overeenkomstige toepassing op degene die vanuit de WW recht op Wazo-uitkering heeft. Daarbij is tevens geregeld dat, indien bij de voorafgaande WW-uitkering sprake was van anticumulatie van inkomsten of niet-volledig verlies van arbeidsuren, het ZW-dagloon niet gebaseerd wordt op het WW-dagloon, maar op 100/70 van de WW-uitkering. De vaststelling van het Wazo-dagloon volgt in die situatie wederom dezelfde systematiek.
Voor de persoon die recht krijgt op een ZW-uitkering vanuit een Wazo-uitkering wordt volgens het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen dezelfde systematiek geregeld. Er wordt dan geen nieuw ZW-dagloon vastgesteld, maar de ZW-uitkering is gelijk aan het al eerder vastgestelde Wazo-dagloon (dat destijds is vastgesteld overeenkomstig de hoofdregel vervat in het tweede lid van artikel 3:13).
In het nu in deze nota van wijziging voorgestelde derde lid wordt voor de persoon die recht krijgt op Wazo-uitkering vanuit een ZW-uitkering bepaald dat geen nieuw Wazo-dagloon vastgesteld, maar dat de Wazo-uitkering is gelijk aan het al eerder vastgestelde ZW-dagloon. Onder het herziene dagloon wordt hier verstaan het dagloon zoals herzien met inachtneming van artikel 16 ZW. Ook als op deze voorafgaande ZW-uitkering inkomsten uit de eígen dienstbetrekking in mindering zijn gebracht, dan volgt daarna recht op één Wazo-uitkering gebaseerd op het ZW-dagloon.
De tweede zin uit onderhavige voorgestelde nieuwe derde lid regelt de vaststelling van de hoogte van de Wazo-uitkering indien bij de ZW-uitkering sprake is van anticumulatie van inkomsten uit een ándere dienstbetrekking (dan die waaruit recht bestaat op ZW-uitkering). Voor die situatie wordt geregeld dat de hoogte van de Wazo-uitkering niet wordt gebaseerd op het ZW-dagloon, maar 100/A van de ontvangen (geanticumuleerde) ZW-uitkering bedraagt waarbij A staat voor het uitkeringspercentage van de uitkering op grond van de ZW. Dit is dezelfde systematiek als bij de vaststelling van ZW-uitkering voor degene die aanspraak krijgt vanuit een werkloosheidsuitkering indien de WW-uitkering inkomsten uit arbeid verrekend wordt of in verband met niet volledig arbeidsurenverlies. Dat is geregeld in het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en geldt dus, vanwege de hoofdregel, ook voor de Wazo-uitkering volgend op een WW-uitkering.
De persoon in kwestie heeft dan twee rechten op Wazo-uitkering: één Wazo-uitkering die voortvloeit uit de andere dienstbetrekking en één ter hoogte van de ontvangen geanticumuleerde ZW-uitkering die, vanwege het feit dat een Wazo-uitkering een uitkeringspercentage kent van 100%, wordt verhoogd met 100/70.
Datzelfde wordt in het voorgestelde vierde lid geregeld voor degene die vanuit de loongerelateerde uitkering op grond van de WGA in de Wazo terecht komt. Daarbij geldt echter geen onderscheid naar inkomsten uit de eigen of uit een andere dienstbetrekking.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom