Gepubliceerd: 3 september 2012
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33327-5.html
ID: 33327-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 3 september 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV. Zij delen de uitgangspunten dat regels eenvoudiger moeten worden, zodat ze goedkoper uitgevoerd kunnen worden en – minstens zo belangrijk – ook beter begrijpbaar zijn voor burgers. De leden van de VVD-fractie hebben wel nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om de UWV-regelingen zodanig te vereenvoudigen dat op de uitvoeringslasten kan worden bespaard. Zij begrijpen de doelstelling en ondersteunen deze, maar zien dat de regering voorstelt niet enkel op uitvoeringslasten te besparen. Er wordt tevens bezuinigd op de uitkeringslasten door de toegangscriteria aan te verscherpen. Hier hebben de leden van de PvdA-fractie enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel en onderschrijven het streven naar vereenvoudiging van regelgeving. Zij hebben hierbij nog wel enkele vragen, die in dit verslag zijn opgenomen.

2. Toelichting per voorstel

2.1 Uitkeringsvaststelling WW alsmede ZW en Wazo

In paragraaf 3.1.1 wordt het begrip verloonde arbeidsuren uitgelegd. Ook wordt voorgesteld om ook een uur waarover een werknemer recht heeft op inkomen uit arbeid, aan te merken als arbeidsuur. Kan de regering uiteenzetten voor de leden van de VVD-fractie hoe bepaald wordt of een werknemer recht heeft op inkomen uit arbeid, aangemerkt als een arbeidsuur? Moet dit apart bij een werkgever worden uitgevraagd?

2.2 Uitkeringsvaststelling WW; aanpassing arbeidsverledeneis

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bij de aanpassing van de arbeidsverledeneis kan aangeven waarom er gekozen is om bij de omrekening van dagen naar uren uit te gaan van de factor 4? Een volledige werkdag bedraagt ongeveer acht uur. Is er ook overwogen om de factor 8 te gebruiken?

De leden van de PvdA-fractie hebben er geen problemen mee dat de 52 SV-dagen worden omgezet in arbeidsuren. Wel maken zij een voorbehoud wat betreft het meerekenen in het arbeidsverleden, wat het voorstel van 208 uren wel behelst. Dit betekent effectief een zwaarder criterium voor een uitkering, waar vooral tijdelijke contracten en flexwerkers last van zullen hebben. De regering bespaart zo 4 miljoen euro aan uitkeringslasten. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat dit dus geen vereenvoudiging van de uitvoering is, maar een zwaardere regel om op uitkeringen te kunnen korten. Waarom kiest de regering voor dit zwaardere criterium? Hoe zou het de uitvoering vereenvoudigen?

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de vereenvoudigingsdoelstelling middels het omzetten van 52 SV-dagen in arbeidsuren, maar hebben vraagtekens bij de inhoudelijke verzwaring die optreedt voor wat betreft het laten meetellen van een kalenderjaar voor het arbeidsverleden. De verzwaring van deze eis tot 208 uren lijkt op gespannen voet te staan met het uitgangspunt van de wet, namelijk dat ernaar gestreefd wordt om de effecten op de uitkeringen zo klein mogelijk te houden.

Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens dat een verzwaring naar 208 arbeidsuren nadelig kan uitpakken voor flexwerkers en oproepkrachten? De omvang van deze groep neemt toe door arbeidsmarktomstandigheden, maar de aanspraak op de verlengde WW-uitkering wordt met het voorstel bemoeilijkt, terwijl zij wel gewoon WW-premie betalen. Graag zien zij een reactie van de regering tegemoet.

2.3 Aanpassing dagloonregels WW/ZW/Wazo

De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen over de aanpassing dagloonregels WW/ZW/Wazo. Welke tijdsperiode wordt bedoeld met de voorgestelde «t-1» referteperiode? Betreft dit bijvoorbeeld een maand? Betekent voorgestelde regeling dat er niet meer gekeken wordt naar het loon een jaar voor aanvraag van de WW-uitkering? Kan de regering nog eens duidelijk uiteenzetten wat er nu voorgesteld wordt met de opmerking dat het UWV het dagloon van de nieuwe uitkering kan afzetten tegenover het dagloon van de eerste WW-uitkering en eventueel de tweede werkloosheidsuitkering kan vaststellen op het dagloon van de eerste werkloosheid? Hoe is dat op dit moment geregeld? Waarom wordt de tweede WW-uitkering dan niet gebaseerd op de laatste werkgever? Wat kunnen de positieve en negatieve (inkomens)effecten hiervan zijn?

De leden van de VVD-fractie vragen ook om aandacht voor een laatste afgesproken kunstmatig hoog loon om de uitkering te beïnvloeden. Ook bijvoorbeeld in dezelfde functie. Graag ontvangen ze een reactie van de regering.

Wanneer worden de dagloongaranties nader uitgewerkt? En krijgt de Kamer deze ook te zien?

De leden van de PvdA-fractie maken bezwaar tegen de aanpassing van de dagloongarantie die de regering voorstelt. De regering wil deze afschaffen, terwijl de garantie juist werknemers kan overtuigen een minder betaalde baan aan te nemen en niet tijdelijk een WW-uitkering te ontvangen. Dit is goed voor de baanmobiliteit en de uitkeringslasten. Zij zijn van mening dat de regering met de aanpassing van de dagloongarantie juist het tegenovergestelde bereikt van de doelstelling om werk naar werk trajecten stimuleren. Waarom kiest de regering voor deze beleidsmaatregel?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering de dagloongarantie wil afschaffen voor zover het van werk naar werk betreft. Wat vindt de regering in dit verband van de stelling van de Stichting van de Arbeid dat het enkel nog laten gelden van de dagloongarantie vanuit een situatie van werkloosheid, de met werkloosheid bedreigde werknemer als het ware uitnodigt om eerst maar een WW-uitkering te ontvangen, alvorens de stap naar een lager betaalde baan te nemen?

2.4 Aanpassing fictieve opzegtermijn

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering op de uitkeringslasten wil besparen door de forfaitaire aftrek voor de kantonrechter af te schaffen. Zij hebben grote moeite met dit voorstel, aangezien het betekent dat indien een werknemer via de kantonrechter zijn ontslag aanvecht en een vergoeding ontvangt, de WW uitkering één maand eerder zal ingaan. Dit is een sterke prikkel om geen juridische procedures te beginnen, aangezien de extra kosten, zowel qua tijd en financiën, niet gedekt worden door loonuitbetaling zoals nu het geval. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de regering bewust ontslagen werknemers hun gang tot de kantonrechter wil bemoeilijken en wil ontmoedigen al dan niet onterecht ontslag aan te vechten. Waarom kiest de regering hiervoor? Hoeveel wordt specifiek met deze maatregel bespaard? De forfaitaire aftrek van een maand is gebaseerd op het idee dat de ontbindingprocedure één maand extra zal vergen. Helaas vergen deze procedures vaak langer dan deze maand. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering de aftrek afschaft, in plaats van meer in lijn te brengen met de werkelijke tijd van een ontbindingsprocedure.

Voorgesteld wordt om de forfaitaire aftrek van één maand bij ontbindingsprocedures ongedaan maken. Hierdoor wordt het minder aantrekkelijk om voor ontbinding via de kantonrechter te kiezen, indien men ook op basis van wederzijds goedvinden uit elkaar kan. Daarmee beoogt de regering het aantal pro forma ontslagprocedures verder terug te dringen. Met deze doelstelling zijn de leden van de CDA-fractie het eens, zij hebben echter nog wel een aantal vragen. Houdt deze maatregel in dat de kortingsmaand ook wordt geschrapt bij inhoudelijke ontbindingsprocedures, waarin ofwel de ontbindingsgrond wordt aangevochten door de werknemer, dan wel er geen overeenstemming bestaat over de hoogte van de financiële vergoeding? Wat is precies de toegevoegde waarde van deze maatregel? Onder welke omstandigheden wordt er een maand «gewonnen» ? In welke mate (procentueel) zullen deze omstandigheden van toepassing zijn? Graag zien zij een reactie van de regering tegemoet.

2.5 Doelgroep inkomstenverrekening

Kan de regering aan de leden van de VVD-fractie een voorbeeld geven hoe het aantrekkelijk voor iemand, die langdurig werkloos is, blijft om te werken omdat de inkomsten uit (lager betaald) werk voor 70% worden verrekend met de uitkering? Hoeveel procent van de WW-gerechtigden is na 52 weken nog werkloos? Hoeveel procent is na twee jaar nog werkloos en hoeveel procent na drie jaar?

De regering meldt dat er voor WW-gerechtigden die – na een langdurige periode (minimaal 52 weken) volledig werkloos te zijn geweest – werk vinden, verandert er niets omdat de inkomsten uit deze nieuwe baan worden verrekend met de WW-uitkering. Bedoelt de regering hier de inkomsten of de urenverrekening?

2.6 Wijziging startersregeling

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat de regering komt met een nieuwe startersregeling. De VVD stimuleert initiatieven om te starten als zelfstandige, zeker als er toe leidt dat mensen geen beroep meer hoeven te doen op een uitkering. De huidige startersregeling heeft echter tot enorm veel onduidelijkheid geleid en de leden van de VVD-fractie zien dan ook de nieuwe veel simpelere startersregeling graag tegemoet. Kan de regering aangeven of ze ook een degressieve financieringssystematiek heeft overwogen? Dat kan de startende zelfstandige ook helpen, omdat deze op het begin waarschijnlijk een hogere uitkering nodig heeft dan later. Blijft de startperiode op 26 weken staan? Mogen uitkeringsgerechtigden die een lange(re) WW-uitkering hebben ook meerdere malen proberen te starten als zelfstandige? Wat gebeurt er na de startperiode? Is dan – net zoals nu het geval is – het aan de WW-gerechtigde om te kiezen tussen doorgaan met de onderneming (met daarbij geen recht meer op WW-uitkering) of terug naar 100% ww-uitkering? Hoe groot bedraagt de uitstroom van het aantal mensen dat als zelfstandiger start uit de WW (per maand)? Is bekend of mensen niet verder gaan met een onderneming omdat ze de periode van 26 weken te kort vinden? De leden van de VVD-fractie geloven er in dat voorgestelde nieuwe startersregeling bijdraagt om mensen uit de WW te helpen. Wel kan de startperiode van 26 weken erg kort zijn om een compleet nieuwe onderneming te starten. Zij vragen of de regering wil overwegen om de startperiode in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als je ziet dat de startende WW-gerechtigde in maand 5 en 6 van de startperiode een goede omzet draait, maar nog niet genoeg om van te leven) te verlengen. Het zou volgens de leden van de VVD-fractie zonde zijn als iemand bijna de WW-uitkering uitgaat, maar door de startperiode van 26 weken toch besluit om zijn onderneming te staken en weer terug te vallen in een WW-uitkering. Zeker omdat het lastig is om binnen 26 weken een volledig draaiende onderneming neer te zetten is.

De leden van de fractie van de PvdA-fractie zijn tegenstander van het voorstel van de regering om startende ondernemers vanuit de WW een vaste aftrek van 29% op de uitkering te geven. De regeling is te algemeen en houdt geen rekening met tegenvallende inkomsten of juist grote winsten. Iemand die zijn volledige WW nodig heeft omdat de start van het bedrijf tegenvalt wordt 29% gekort, terwijl iemand die geen WW nodig heeft omdat het bedrijf vanaf de start floreert en goede winst draait te veel WW uit de collectieve middelen ontvangt. De leden van de PvdA-fractie vinden dat de huidige startersregeling nog enkele jaren moet worden voortgezet om haar effectiviteit te toetsen. De verrekening met de inkomsten komt door voorlichting steeds beter van de grond. Waarom is de regering van mening dat de huidige regeling op termijn niet beter uitgevoerd wordt?

2.7 Calamiteitenregeling

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering van oordeel is dat het sanctie-instrument met betrekking tot eventuele fraude ten aanzien van de voorgestelde calamiteitenregeling voldoende robuust is nu er geen sprake meer is van een mogelijke vijfjarige uitsluiting? In welke orde van grootte liggen de boetebedragen bij fraude met de nieuwe calamiteitenregeling?

Is de regering voornemens om de nieuwe (ministeriele) calamiteitenregeling aan de Kamer te sturen? Zo, ja, wanneer kan de Kamer deze regeling tegemoet zien?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op het voorstel van de Stichting van de Arbeid om een eigenrisicotermijn van twee weken te hanteren ten aanzien van de calamiteitenregeling en aan te geven waarom zij een afwijking bij CAO van de eigenrisicotermijn, zoals bepleit door de Stichting niet opportuun acht?

3. Financiële gevolgen en regeldruk

In paragraaf 3.1.5 Uitkeringsvaststelling: financiële gevolgen, wordt geschreven dat omdat de nieuwe arbeidsverledeneis per toekomende tijd wordt ingevoerd, de maatregel een lang ingroeipad zal hebben. De leden van de VVD-fractie vragen hoe lang dit ingroeipad zal zijn. Wat voor termijn heeft de regering hierbij in gedachten?

De voorzitter van de commissie, Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie, Esmeijer