Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2014
Bij de Tweede Kamer is aanhangig het voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland) (Kamerstuk 33 325). Op 12 maart 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 62, item 3) heeft de eerste termijn van de plenaire behandeling (zijde Kamer) plaatsgevonden.
Naar aanleiding van de inbrengen van de diverse fracties heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie in de procedurevergadering van 5 juni 2014 besloten u te verzoeken aan de Kamer het voorstel ter goedkeuring voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State ingevolge artikel 21a van de Wet op de Raad van State de volgende voorlichtingsvragen voor te leggen:
1) In hoeverre is er binnen de grenzen van de internationale verdragen, de Europese rechtsorde, het Statuut en de Grondwet ruimte voor een vestigingsregeling, waarbij het recht op vestiging op Nederlands grondgebied in Europa kan worden beperkt op grond van:
a. het eerdere woonland van betrokkene binnen het Koninkrijk;
b. het hoofdverblijf van betrokkene binnen het Koninkrijk;
c. de afstamming van betrokkene binnen het Koninkrijk, zoals bedoeld in artikel 2 van het wetsvoorstel, zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State (Kamerstuk 33 325, nr. 5)?
2) In hoeverre is er ruimte om, in aanvulling op de eerste vraag, de vestigingsregeling slechts van toepassing te verklaren op Nederlanders, woonachtig in Aruba, Curaçao of Sint Maarten met een strafblad of zonder startkwalificatie?
Bij dezen breng ik u het verzoek van de commissie over.
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
De griffier van de commissie, Hessing-Puts