Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot wijziging van diverse wetten, strekkend tot opheffing van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties en overheveling van hun taken aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Het tweede hoofdstuk vervalt.
B
In artikel 138 wordt «behoeven de Raad en de bedrijfslichamen» vervangen door: behoeft de Raad.
C
Artikel 139 vervalt.
D
Artikel 140 komt als volgt te luiden:
E
Artikel 163 komt als volgt te luiden:
De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:4, vierde lid, van de Algemene douanewet wordt «aan het bestuur van een bedrijfslichaam dan wel zelfstandig bestuursorgaan» vervangen door: aan het bestuur van een zelfstandig bestuursorgaan.
B
In artikel 8:3 wordt «Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie» vervangen door: Wet College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 2 van de Ambtenarenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «, de voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters van de produkt-, de hoofdbedrijf- en de bedrijfschappen en de leden van de besturen van deze lichamen, alsmede degenen die deel uitmaken van organen van lichamen als bedoeld in artikel 110 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie».
2. In het eerste lid vervalt «, de produkt-, de hoofdbedrijf- en de bedrijfschappen en de lichamen, bedoeld in artikel 110 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie».
Artikel 1:3, eerste lid, onder c van de Arbeidstijdenwet vervalt.
In de lijsten A en B, behorende bij de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, wordt «van de Noodwet voedselvoorziening: de artikelen 6 tot en met 14» telkens vervangen door: van de Noodwet voedselvoorziening: de artikelen 6 tot en met 12.
In artikel 1.7, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet wordt «Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie» vervangen door: Wet College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Dienstenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 65 wordt «de Wet op de bedrijfsorganisatie» vervangen door: de Wet op de Sociaal-Economische Raad.
B
In artikel 66, tweede lid, wordt «de Wet op de bedrijfsorganisatie» vervangen door: de Wet op de Sociaal-Economische Raad.
De Diergeneesmiddelenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervalt «; bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie».
B
Het derde en vierde lid van artikel 33 vervallen.
C
Artikel 34 vervalt.
D
Het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 42 vervallen.
De Drank- en Horecawet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervalt «- bedrijfslichaam: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22);».
B
Artikel 5 vervalt.
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervalt «bedrijfslichaam: een produktschap of bedrijfschap bedoeld in artikel 66 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie; samenwerkingslichaam: rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 Wet op de bedrijfsorganisatie;».
B
De artikelen 108 en 108a vervallen.
C
Artikel 114, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren belast.
De Instellingswet Productschap voor Bier wordt ingetrokken.
De Instellingswet Productschap voor Gedistilleerde Dranken wordt ingetrokken.
De Instellingswet Productschap voor Groenten en Fruit wordt ingetrokken.
De Instellingswet Productschap voor Margarine, Vetten en Oliën wordt ingetrokken.
De Instellingswet Productschap voor Siergewassen wordt ingetrokken.
De Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten wordt ingetrokken.
De Instellingswet Productschap voor Zuivel wordt ingetrokken.
De Instellingswet Productschappen en Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten wordt ingetrokken.
Artikel 40 van de Kaderwet diervoeders vervalt.
De Landbouwkwaliteitswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt «bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, ingesteld voor ondernemingen, die in het bedrijfsleven een functie vervullen ten aanzien van enig produkt;».
B
Artikel 4 vervalt.
C
Artikel 13, derde lid, vervalt.
De Landbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de puntkomma in artikel 1, onder b, door een punt, vervalt «bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, ingesteld voor ondernemingen, die in het bedrijfsleven een functie vervullen ten aanzien van enig produkt; samenwerkingslichaam: rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie.».
B
Artikel 14 vervalt.
C
In de artikelen 18, tweede lid, en 19, tweede lid, vervalt telkens «, 14».
D
In artikel 20, tweede lid, vervalt «of in verband met een verordening van een bedrijfslichaam. In het laatste geval worden de regelen slechts vastgesteld op verzoek van het betrokken produktschap of bedrijfschap».
E
In artikel 22, tweede lid, wordt «in verband met een aan artikel 13, 14, 15, 17, 18 of 19 gegeven toepassing of in verband met een verordening van een bedrijfslichaam. In het laatste geval wordt een verplichting slechts opgelegd op verzoek van het betrokken bedrijfslichaam» vervangen door: in verband met een aan artikel 13, 15, 17, 18 of 19 gegeven toepassing.
F
In hoofdstuk III vervalt paragraaf 2.
G
In artikel 23a vervalt «, dan wel krachtens artikel 23 in samenhang met deze artikelen».
H
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 13 en 14» vervangen door: artikel 13.
2. In het eerste lid vervalt «, onderscheidenlijk door de voorzitter van het betrokken bedrijfslichaam of samenwerkingslichaam».
3. In het tweede lid vervalt «, onderscheidenlijk het betrokken productschap, bedrijfschap of samenwerkingslichaam».
De Loodsenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 33, tweede lid, vervalt.
B
Artikel 44 vervalt.
De Noodwet voedselvoorziening wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervalt «bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;».
B
In artikel 4, eerste lid, wordt «de artikelen 6 tot en met 14» vervangen door: de artikelen 6 tot en met 12.
C
De artikelen 13 tot en met 15 vervallen.
D
In artikel 22 wordt «de artikelen 6–14» vervangen door: de artikelen 6–12.
E
In artikel 27 vervalt «, onderscheidenlijk door de voorzitter van het betrokken bedrijfslichaam».
F
In artikel 32, eerste lid, vervalt «13, 15,».
G
In artikel 35, tweede lid, wordt «de artikelen 6–14» vervangen door: de artikelen 6–12.
De artikelen 1, onderdeel d, en 8a van de Plantenziektenwet vervallen.
De Sanctiewet 1977 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt onderdeel d.
B
Artikel 11 vervalt.
C
In artikel 14, eerste lid, wordt «10a tot en met 11» vervangen door: 10a tot en met 10h.
De Visserijwet 1963 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onder d, paragraaf 2 van Hoofdstuk I en artikel 3a, vierde lid vervallen.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid, vervalt het vierde lid.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het vijfde lid» vervangen door: bedoeld in het vierde lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «vijfde lid» telkens vervangen door «vierde lid» en wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
C
Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot vijfde tot en met zevende lid, vervalt het vijfde lid van artikel 9.
De Warenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 22 vervalt.
B
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid, vervalt het tweede lid.
2. In het tweede lid (nieuw) vervalt «en tweede».
3. In het derde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in het tweede lid.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
C
In artikel 25a, vierde lid, wordt «de onderscheidene in artikel 25, eerste en tweede lid bedoelde categorieën, en de personen, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: de onderscheidene in artikel 25, eerste lid bedoelde categorieën en personen.
D
In artikel 32a vervalt «, 22».
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid, vervalt het tweede lid van artikel 14 van de Waterschapswet.
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 vervalt.
B
In artikel 18, eerste lid, onder a en b, wordt «een lichaam» telkens vervangen door: de Sociaal-Economische Raad.
C
Artikel 31 komt als volgt te luiden:
De Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 8.45 en 10.4 vervallen.
B
In artikel 11.13 wordt «Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie» vervangen door: Wet College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van het negende tot het derde lid, vervallen het derde tot en met het achtste lid van artikel 80.
B
Het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 80a vervallen.
In artikel 3, tweede lid, van de Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding vervalt «De aanwijzing geschiedt bij voorkeur, nadat de beroeps- of bedrijfsorganisaties der betrokkenen terzake zijn gehoord.»
In de Wet milieubeheer vervallen de artikelen 15.53 en 18.1a, derde lid.
In artikel 1, onder b, vervallen het tweede en derde onderdeel alsmede de aanduiding «1°.» voor het eerste onderdeel van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 4° wordt «de Landbouwkwaliteitswet, de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, tweede lid en 4, vierde lid» vervangen door: de Landbouwkwaliteitswet, de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, tweede lid.
2. In onderdeel 4° wordt «de Warenwet, de artikelen 1a, 4 tot en met 11, 11a, 13 tot en met 20, 21, eerste lid, 21b, 22, 26, tweede lid, 27, eerste lid, laatste volzin, 31 en 32k» vervangen door: de Warenwet, de artikelen 1a, 4 tot en met 11, 11a, 13 tot en met 20, 21, eerste lid, 21b, 26, tweede lid, 27, eerste lid, laatste volzin, 31 en 32k.
3. In onderdeel 4° wordt «de Wet op de Bedrijfsorganisatie, – voor zover aangewezen als strafbare feiten – de artikelen 32, 93 en 113» vervangen door: de Wet op de Sociaal-Economische Raad – voor zover aangewezen als strafbare feiten – artikel 32.
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «Wet op de bedrijfsorganisatie» vervangen door: Wet op de Sociaal-Economische Raad.
2. In onderdeel f wordt «bedoeld in de artikelen 37, 43 en 46» vervangen door: bedoeld in de artikelen 37 en 46.
B
Artikel 43 vervalt.
In artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur wordt «, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie» vervangen door: en waterschappen.
Onder vervanging van de puntkomma in onderdeel 4° door «; en», vervalt het vijfde onderdeel van artikel 1, onder a, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens.
In artikel X en XI van de Wet organisatie en bestuur gerechten wordt «Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie» telkens vervangen door: Wet College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Wet tuchtrechtspraak accountants wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 21d, eerste lid, wordt «op basis van artikel 43» vervangen door: op basis van Hoofdstuk V.
B
In artikel 41, achtste lid, wordt «Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Hoofdstuk V is van overeenkomstige toepassing.
C
In artikel 42, onder d, wordt «artikel 40, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004» vervangen door: artikel 43j, eerste lid.
D
Artikel 43, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder klager: de klager, of de voorzitter van de beroepsorganisatie.
E
Voor artikel 44 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. De betrokkene dan wel de klager kan binnen zes weken na de verzending van de uitspraak van de accountantskamer hoger beroep instellen bij het College, tenzij tegen die uitspraak verzet kan of kon worden gedaan.
2. De klager kan voorts hoger beroep instellen tegen een uitspraak bij verstek, tenzij de betrokkene verzet doet. Het hoger beroep kan worden ingesteld binnen zes weken nadat de termijn voor het doen van verzet ongebruikt is verstreken.
1. Het hoger beroep wordt ingesteld door het indienen van een beroepschrift bij het College.
2. Het beroepschrift is ondertekend en bevat de gronden van het beroep.
3. De griffier zendt binnen een week na ontvangst van het beroepschrift een afschrift daarvan aan de accountantskamer en aan de betrokkene, dan wel de klager.
De accountantskamer doet binnen drie weken na ontvangst van het afschrift van het beroepschrift, bedoeld in het derde lid van het voorgaande artikel, de stukken toekomen aan de griffier van het College.
1. Als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, kan het College of de president zonder nader onderzoek door het College uitspraak doen. De uitspraak wordt onverwijld aan de betrokkene, de accountantskamer en de klager gezonden.
2. Tegen de uitspraak, bedoeld in het eerste lid, kan de betrokkene dan wel de klager binnen zes weken na de verzending van de uitspraak verzet doen bij het College. Artikel 43c is van overeenkomstige toepassing.
3. Het College verklaart het verzet niet-ontvankelijk, ongegrond of gegrond. Indien het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de uitspraak. De laatste zin van het eerste lid is van toepassing.
4. Als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, kan het College het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren, echter niet dan na de betrokkene dan wel de klager in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.
5. De uitspraak op het verzet wordt onverwijld aan de betrokkene, de accountantskamer en de klager gezonden.
1. Tenzij artikel 43d, eerste lid wordt toegepast, bepaalt de president de dag voor de behandeling van de zaak. Betrokkene en de klager worden uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van het College te verschijnen.
2. Voor de behandeling ter terechtzitting worden de processtukken gedurende ten minste een week ter griffie of elders kosteloos ter inzage gelegd voor de betrokkene en de klager dan wel voor hun gemachtigden. De ter inzage legging wordt door de griffier tijdig ter kennis van de betrokkene en van de klager gebracht.
3. De in het vorige lid bedoelde termijn kan met toestemming van de betrokkene en de klager worden verkort.
4. Is de termijn niet in acht genomen, dan bepaalt het College een nieuwe rechtsdag, tenzij de betrokkene in persoon of bij gemachtigde is verschenen. In dit laatste geval kan op zijn verzoek uitstel worden verleend.
5. In de gevallen, waarin op de terechtzitting de behandeling van de zaak voor een bepaalde tijd wordt uitgesteld of geschorst, wordt geen nieuwe kennisgeving gedaan.
Op het rechtsgeding zijn de artikelen 28, 29 en 31 tot en met 37 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de «de betrokkene» telkens wordt gelezen: de betrokkene of de klager.
Aan de betrokkene of de klager dan wel aan hun gemachtigden en aan de raadsman wordt de gelegenheid gegeven het woord te voeren en de gronden van het beroep toe te lichten.
Na de behandeling van de zaak ter terechtzitting bepaalt de voorzitter de dag voor de uitspraak, tenzij het College onmiddellijk mondeling uitspraak doet.
1. Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk, ongegrond of gegrond.
2. Indien het College niet voldoende is ingelicht, kan het bevelen, dat de behandeling der zaak op een nader te bepalen datum zal worden hervat.
1. Indien het College het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de uitspraak van de accountantskamer. In dat geval doet het College de zaak zelf af of verwijst haar naar de accountantskamer om haar af te doen met inachtneming van de beslissing van het College.
2. Indien een nader onderzoek noodzakelijk is en het College de zaak zelf afdoet, geschiedt de oproeping overeenkomstig artikel 26.
1. Het College doet schriftelijk uitspraak.
2. De uitspraak houdt in de beslissing omtrent het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel, de gronden en de voorschriften waarop zij berust.
3. Het College spreekt de beslissing, bedoeld in het tweede lid, in het openbaar uit.
4. In afwijking van het eerste lid kan het College na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak doen.
5. Van de mondelinge uitspraak wordt door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
6. De uitspraak wordt onverwijld aan de betrokkene, de klager en de accountantskamer gezonden.
F
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 40, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004» vervangen door: artikel 43j, eerste lid.
2. In de onderdelen c en d, wordt «artikel 40, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004» telkens vervangen door: artikel 43j, eerste lid,.
De Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 wordt ingetrokken.
In artikel XIII, eerste lid, van de Wet van 30 juni 1994, tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (Stb. 1994, 496) wordt «Wet op de bedrijfsorganisatie» vervangen door: Wet op de Sociaal-Economische Raad.
Artikel XIV van de Wet van 3 april 1999 tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en enige andere wetten (Stb. 1999, 253) vervalt.
In artikel IX, onder d, van de Wet van 11 december 2008 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding (Stb. 2009, 8) wordt «Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie» vervangen door: Wet College van Beroep voor het bedrijfsleven.
In artikel 1, eerste lid, onder l, onderdeel 2°, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt «, een samenwerkingsverband van degenen die een onderneming drijven of een lichaam als bedoeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie» vervangen door: of een samenwerkingsverband van degenen die een onderneming drijven.
Artikel 88 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 vervalt.
Indien artikel 11.13 van de Wet dieren eerder in werking is getreden dan artikel XXX van deze wet, vervalt artikel XXX.
Indien het bij Koninklijke boodschap van 9 september 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart) tot wet is of wordt verheven en artikel V van die wet later in werking treedt dan artikel XLI van deze wet, vervalt artikel V van die wet.
Indien het bij Koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende voorstel van wet inhoudende regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector) tot wet is of wordt verheven en artikel 7.8 van die wet eerder in werking treedt dan artikel XXXVIII van deze wet, vervalt artikel XXXVIII.
Indien het bij Koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende voorstel van wet inhoudende regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt, vervalt het vijfde onderdeel van artikel 1.1, onder a, van die wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,