Gepubliceerd: 30 mei 2012
Indiener(s): Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Piet Hein Donner (CDA)
Onderwerpen: economie ict
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33282-4.html
ID: 33282-4

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 26 april 2012 en het nader rapport d.d. 29 mei 2012, aangeboden aan de Koningin door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2012, no.12 000 681, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van de derde roamingverordening, met memorie van toelichting.

Doel van het wetsvoorstel is om het huidige toezichtregime voor naleving van de zogenoemde roamingverplichtingen2 door aanbieders van mobiele communicatie te continueren onder de derde roamingverordening, die Verordening 717/20073 vervangt. Aanleiding voor het voorstel is het voorstel van de Commissie van de Europese Unie van 6 juli 2011 voor een nieuwe verordening betreffende roaming op openbare mobiele-communicatienetwerken binnen de Unie (roamingverordening).4 Dit voorstel, dat naar verwachting in werking treedt op 1 juli 2012, bevindt zich in een zodanige fase van het Europese wetgevingsproces dat het wetsvoorstel in procedure kan worden gebracht.

De Afdeling advisering onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de verbindendheid van richtsnoeren. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 maart 2012, nr. 12 000681, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 april 2012, nr. W15.12.0088/IV, bied ik U hierbij aan.

1. Richtsnoeren

In artikel I, onderdeel A, worden in de gewijzigde begripsbepaling van «roamingverordening» in de Telecommunicatiewet de richtsnoeren van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (het BEREC) mee ingesloten. Door nu deze richtsnoeren in de wet op een lijn te stellen met de verordening, wordt daaraan juridisch bindende werking toegekend. Daarmee gaat het voorstel verder dan het EU-recht vereist. De verordening 1211/2009 inzake het BEREC bepaalt: «De nationale regelgevende instanties en de Commissie houden zoveel mogelijk rekening met de (...) richtsnoeren (...) die door BEREC worden aangenomen.» 5 Tevens geeft de ontwerp-roamingverordening voorschriften voor richtsnoeren inzake de voorwaarden voor wholesale-toegang (artikel 3, vierde lid) en inzake geharmoniseerde procedures om naar een andere aanbieder van roamingdiensten over te stappen (artikel 5, derde alinea). Zij worden opgesteld «met gedetailleerde basisbeginselen en methodes om een snelle aanpassing aan gewijzigde omstandigheden en technologische ontwikkelingen mogelijk te maken.» (overweging 23 ontwerpverordening).

Uit beide verordeningen is af te leiden dat aan de richtsnoeren niet eenzelfde juridisch bindende werking toekomt als aan de roamingverordening zelf. Naar het oordeel van de Afdeling is het mede in dat licht bezien onwenselijk om in de wet de richtsnoeren op gelijke voet als de verordening te behandelen. Het zou de uitvoeringspraktijk onnodig beperken als aan dit instrument meer bindende kracht zou worden toegekend dan bij richtsnoeren past.6 Daarbij komt dat richtsnoeren een ander karakter en een andere doelstelling hebben dan de verordening. Zo heeft het BEREC andere taken en verantwoordelijkheden dan de Commissie, namelijk in de adviserende, ondersteunende en coördinerende sfeer. De richtsnoeren die op basis daarvan tot stand komen dienen dan ook in dat licht te worden beoordeeld. Nu overigens de richtsnoeren zijn gericht tot de overheidsinstanties, waaronder OPTA, en zij daarmee bij hun werkzaamheden ingevolge verordening 1211/2009 «zoveel mogelijk rekening» dienen te houden, is verwijzing in de wet naar de richtsnoeren ook niet nodig.

De Afdeling adviseert de verwijzing naar de richtsnoeren in artikel I, onderdeel A, te schrappen.

1. Aan deze opmerking van de Afdeling advisering van de Raad van State is gevolg gegeven door het wetsvoorstel en de memorie van toelichting op dit punt aan te passen.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn verwerkt.

3. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal redactionele verbeteringen aan te brengen en om het voorstel van wet en de memorie van toelichting bij te stellen in verband met de Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende roaming op openbare mobiele-communicatienetwerken binnen de Unie (herschikking) CCOM(2011) 0 402 – C7–0190/2011 -2011/0187(COD), P7_TA(2012)0197, hierna: wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012). In de bij die resolutie behorende tekst zoals opgenomen in het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing is de Europese Commissie bevoegd om op basis van de verordening uitvoeringshandelingen vast te stellen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

J. P. H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W15.12.0088/IV met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft.

  • In de considerans «mobiele telefoonnetwerken» vervangen door: mobiele-communicatienetwerken.

  • In artikel I, onderdeel B, regelen dat voor de bestaande tekst de aanduiding 1. wordt geplaatst en dat een lid wordt toegevoegd (zie ook Ar 238, vijfde lid).

  • In artikel I, onderdeel B «meldt» vervangen door: doet mededeling van (zie bijvoorbeeld Ar 92, tweede lid).

  • Indien artikel I, onderdeel B, ook betrekking heeft op wijzigingen van de roamingverordening, het voorgestelde tweede lid dienovereenkomstig aanvullen.

  • In paragraaf 1 van de memorie van toelichting ofwel uitgaan van het nog niet vastgesteld zijn van de verordening, in welke geval verwijzing naar de L-reeks van het Publicatieblad achterwege blijft, ofwel uitgaan van het vastgesteld zijn van de verordening, in welke geval niet gesproken wordt van «voorstel van de Commissie».

  • Toelichten dat door de uitbreiding van de reikwijdte van de roamingverordening de taak van de OPTA wordt verzwaard op het gebied van de geschillenbeslechting en van het toezicht op de naleving, alsmede toelichten welke consequenties dit heeft (zie de artikelen 12.2, eerste lid, 12.9, eerste lid en 15.1, derde lid, van de Telecommunicatiewet).

  • De uitvoeringstabel in de memorie van toelichting vermeldt: «Notificatie bij EC heeft ook reeds plaatsgevonden». Nu kennisgeving aan de Commissie, zoals de ontwerpverordening in artikel 20 voorschrijft, op dit moment nog niet kan zijn gedaan, deze vermelding achterwege laten.