Vastgesteld 7 juni 2012
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz. |
||
---|---|---|
ALGEMEEN |
1 |
|
1. |
Aanleiding |
1 |
2. |
Ingangsdatum en anticiperen door gemeenten |
2 |
3. |
Gevolgen voor de verschillende groepen |
2 |
4. |
Financiële gevolgen |
3 |
5. |
Voorlichting |
3 |
ARTIKELSGEWIJS |
4 |
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet afschaffing huishoudinkomenstoets en respecteren de afspraken uit het begrotingsakkoord. Ter verduidelijking hebben ze enkele vragen.
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben het voorstel tot afschaffing van de huishoudinkomenstoets met vreugde ontvangen. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat deze toets echter nooit ingevoerd had moeten worden. De regering is met dit voorstel afgeweken van het basisbeginsel van de sociale zekerheid dat ouders inkomensonafhankelijk dienen te zijn van hun kinderen. Het voorstel veroordeelde huishoudens tot elkaar, stimuleerde zo families om uit elkaar te gaan en ontmoedigde kinderen om hun ouders in huis te nemen en te verzorgen.
De leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets. Het Nader Rapport, de Memorie van Toelichting en de reactie van de Raad van State geven op dit moment voldoende inzicht over het intrekken van de huishoudinkomenstoets en de PVV fractie heeft op dit moment dan ook geen aanvullende vragen.
De leden van de CDA-fractie stemmen in met de afschaffing van de huishoudinkomenstoets. Zij willen nog wel van de regering vernemen hoe en binnen welke termijn de huishoudtoets met terugwerkende kracht wordt geschaft. Worden gemeenten hierbij nog ondersteund vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel tot afschaffing van de huishoudinkomenstoets. Deze leden willen graag nog enkele vragen stellen aan de regering.
De leden van de VVD-fractie vragen ter verduidelijking de regering hoe het juridisch mogelijk is dat mensen die geen formele aanvraag hebben gedaan op een bijstandsuitkering met terugwerkende kracht alsnog een bijstandsuitkering kunnen ontvangen. Moet er in het bestuursecht niet eerst een formele aanvraag worden gedaan, alvorens iets met terugwerkende kracht gerepareerd kan worden? Deze leden zijn benieuwd hoe moet worden aangetoond dat er in het verleden ook recht was op de bijstandsuitkering en wie dit moet aantonen.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel aanvragen voor bijstand in de periode 1 januari 2012 tot 1 juni 2012 zijn afgewezen in verband met toepassing van de huishoudinkomenstoets? Hoeveel aanvragen voor de bijstand zijn lager uitgepakt in de periode 1 januari 2012 tot 1 juni 2012 in verband met toepassing van de huishoudinkomenstoets?
Hoeveel mensen hebben in de periode 1 januari 2012 tot 1 juni 2012 in verband met toepassing van de huishoudinkomenstoets een hogere uitkering ontvangen, en krijgen te maken met het overgangsrecht?
Zullen gemeenten automatisch oorspronkelijke besluiten tot afwijzing van de uitkeringsaanvraag of tot een lagere uitkering herzien (intrekken of wijzigen), of moeten betrokken burgers hier zelf actief actie ondernemen? Heeft de regering de gemeenten een termijn opgelegd waarbinnen de voorgaande oorspronkelijke besluiten moeten zijn herzien, en de betrokken burgers duidelijkheid hebben over hun persoonlijke situatie? Wat vindt de regering een redelijke termijn voor deze duidelijkheid?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe groot de omvang van de groep is voor wie de toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering heeft geleid. Hoe groot bedraagt de inkomensterugval voor deze groep door het afschaffen van de huishoudinkomenstoets. Genoemde leden vragen hoe groot de groep is voor wie de huishoudinkomenstoets tot een lager inkomen heeft geleid en zou gaan leiden. Deze leden vragen of de regering daarnaast een inschatting kan maken van het aantal mensen dat geen aanvraag hebben ingediend omdat zij wegens de huishoudinkomenstoets er van uitgingen dat ze geen recht op bijstand hebben.
Genoemde leden constateren dat de regering aangeeft dat een nieuwe aanvraag voor de groep van wie de aanvraag is afgewezen achterwege kan blijven als het college aanleiding ziet om gebruik te maken van de in artikel 6:18, eerste lid, genoemde bevoegdheid. Houdt dit in dat het college toch de ruimte heeft om een besluit niet te wijzigen ook al heeft iemand alleen op grond van de huishoudinkomenstoets geen uitkering gekregen, zo willen deze leden weten. Mocht hiervan sprake zijn, leidt dit dan niet tot onduidelijkheid voor burgers? Deze leden vragen hoe dan wordt zorgdragen voor een juiste communicatie naar de burgers.
Deelt de regering de mening van de leden van de PvdA-fractie dat gemeenten en burgers in moeilijke (financiële) situaties zijn gebracht door de invoering van de huishoudinkomenstoets onder enorme tijdsdruk eind 2011 en de lange onduidelijkheid over het afschaffen en het terugdraaien?
Deelt de regering de mening van de leden dat gemeenten de extra kosten (geraamd rond € 20 miljoen) die zij hebben moeten maken – zoals automatisering, extra inhuur, cursussen medewerkers, etc. – in het kader van de invoering én de herstelmaatregelen in verband met het met terugwerkende kracht terugdraaien van de huishoudinkomenstoets moeten kunnen verhalen op het ministerie van SZW? De VNG is van mening dat de huidige gang van zaken niet strookt met artikel 2 van de Wet Financiële Verhoudingen. Graag ontvangen de leden hier een inhoudelijke reactie op.
In hoeverre kunnen gemeenten in de problemen komen in verband met rechtmatigheid van betalingen achteraf/ met terugwerkende kracht?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering de stelling van de VNG deelt dat het neerleggen van de proceskosten voor de invoering en intrekking van de huishoudinkomenstoets bij de gemeenten strijdig zou zijn met artikel 2 van de Wet financiële verhoudingen. Kan de regering haar opvatting hierover beargumenteren, zo vragen deze leden. Genoemde leden willen weten of de regering zich erkent in het beeld dat deze kosten ongeveer 20 miljoen euro bedragen. Zo nee, dan willen deze leden graag weten wat dan de inschatting van de regering is over de gemaakte proceskosten door de gemeenten.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de VNG aangeeft dat bij navraag bij gemeenten naar voren komt dat ze ondersteuning vanuit het Rijk op de volgende punten wenselijk vinden: (1) accountantsprotocollen vanuit SZW en voorlichting richting deze doelgroep om afkeurende verklaringen te voorkomen, (2) publiekscampagne vanuit de Rijksoverheid, (3) beschikbaar stellen van modelverordeningen, (4) beschikbaar stellen van modelbeschikkingen, en (5) een algemeen telefoonnummer voor burgers en gemeenten om vragen te beantwoorden. Kan de regering toelichten of en zo ja hoe zij tegemoet komt aan de wensen van de gemeenten op ondersteuning?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering de voorlichting over het weer afschaffen van de huishoudinkomenstoets alleen als verantwoordelijkheid van gemeenten ziet, of dat de regering in aanvulling hierop ook een landelijke voorlichtingscampagne zal starten. Deze leden vragen waarom de regering anders geen toegevoegde waarde ziet in een landelijke voorlichtingscampagne.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering bereid is om tegemoet te komen aan de wens van gemeenten om naast voorlichtingsmateriaal, gemeenten ook te ondersteunen met modelverordeningen, modelbeschikkingen en accountantsprotocollen. Deze leden vragen of dit dan tevens direct na de parlementaire goedkeuring van de wet beschikbaar kan worden gesteld. Zo nee, waarom is de regering dan niet hiertoe bereid?
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere toelichting waarom de termijn van twee maanden waarbinnen de betrokkenen alsnog een aanvraag voor bijstand in kunnen dienen volgens het oordeel van de regering zowel recht doet aan de belangen van de betrokkenen als van de colleges.
De voorzitter van de commissie, Van Gent
De griffier van de commissie, Post