Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de handhaving van de Arbeidstijdenwet wenselijk is enige begrippen aan deze wet toe te voegen, de voorwaarden uit te breiden om toezichthoudende instanties aan te wijzen en de aanduiding van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming te brengen met de huidige aanduiding van deze minister;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1:7 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:
de tijd dat de werknemer onder gezag van de werkgever arbeid verricht;
de tijd die geen arbeidstijd is.
B
In de artikelen 4:3, vijfde lid, 5:12, derde lid, 7:2, derde lid, 7:3, 7:6, eerste en tweede lid, 7:7, eerste en derde lid, 8:1, derde lid, 8:5, tweede lid, 8:6, derde en vierde lid, 9:2, tweede lid, 10:5, tweede lid, 10:7, derde lid en 12:2, tweede lid, wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
C
Aan artikel 8:1, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien Onze Minister ambtenaren van provincies, gemeenten of waterschappen aanwijst, doet hij dit in overeenstemming met de desbetreffende besturen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,