Gepubliceerd: 23 oktober 2013
Indiener(s): Helma Neppérus (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33204-35.html
ID: 33204-35

Nr. 35 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 oktober 2013

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 26 juni 2013 inzake vermogensinkomensbijtelling eigen bijdrage AWBZ/Wmo (Kamerstuk 33 204, nr. 33).

De op 30 augustus 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 23 oktober 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

Adjunct-griffier van de commissie, Clemens

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Reactie van de Staatssecretaris

7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris betreffende de vermogensinkomensbijtelling (VIB). Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat letselschadevergoedingen worden uitgezonderd van de VIB. De Staatssecretaris geeft aan dat het Centraal Administratie Kantoor (CAK) hiervoor een systeem moet inrichten en handmatig deze gegevens zal verwerken. Wat zijn de uitvoeringskosten van deze uitzonderingsmaatregel (incidenteel en structureel)?

Ten aanzien van letselschadevergoedingen dienen burgers zelf informatie te verstrekken aan het CAK. Op welke wijze zal het CAK deze informatie beoordelen? Welke eisen zal het CAK stellen aan deze informatie? Is er een mogelijk risico op fraude bij deze maatregel?

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de oplossingen voor de ongewenste effecten van de vermogensinkomensbijtelling in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Voor situaties rondom letselschade, de eigen onverkochte woning, het persoonsgebonden budget (pgb) en bij langdurig verblijf in een instelling zijn goede oplossingen gevonden, zo stellen genoemde leden. Ook over de uitvoering van de motie Van der Staaij (Kamerstuk 33 204, nr. 28) zijn deze leden tevreden en zij delen de conclusie van de Staatssecretaris dat box 3 de best beschikbare grondslag is om de draagkracht naar vermogen te kunnen bepalen.

Deze leden hebben, samen met alle andere fracties in de Kamer, voor dit wetsvoorstel gestemd. De leden van de PvdA-fractie steunen het principe dat ook vermogen meetelt om te bepalen hoeveel iemand zelf bijdraagt aan zorg uit de AWBZ of Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Als men ouder wordt of gehandicapt is krijgt men goede zorg en ondersteuning in Nederland. Inkomenspositie of achtergrond maakt daarbij niet uit. Daarvoor betaalt men met elkaar premies en belastingen. Zo doet men dat in een land waarin solidariteit belangrijk is, zo stellen genoemde leden. Maar ook van mensen zelf wordt een bijdrage voor hun eigen zorg gevraagd. Van mensen die meer kunnen bijdragen wordt meer gevraagd. Van mensen die minder hebben vraagt men minder. Op die manier kan de zorg voor iedereen gegarandeerd blijven. Deze leden vinden dat deze maatregel daarbij past.

De leden van de PvdA-fractie hebben echter ook kunnen concluderen dat er ongewenste effecten optraden. Deze worden nu op goede wijze opgelost, deze leden zijn hierover zeer tevreden. Wel hebben genoemde leden nog enkele vragen met betrekking tot de uitvoering van de gevonden oplossingen bij de maatregel. Begin van dit jaar voelden veel mensen zich overvallen door de maatregel en de financiële gevolgen ervan, zo hebben deze leden ook in het debat in april geconstateerd. Tijdige en goede informatievoorziening voor cliënten is voor deze leden dan ook van groot belang. Wanneer en op welke wijze zijn of worden cliënten geïnformeerd over de nieuwe regels en de betalingen met terugwerkende kracht in geval van vermogen uit letselschade? Hoe wordt geprobeerd zoveel mogelijk cliënten (en toekomstige cliënten) tijdig op de hoogte te stellen van de nieuwe regels?

Het pgb gaat vanaf 2014 niet meer meetellen als vermogen, zo lezen de leden van de fractie van de PvdA. Het is echter door uitvoeringsproblematiek niet mogelijk om met terugwerkende kracht het vermogen bestaande uit een pgb van pgb-houders in 2012 en 2013 niet mee te laten tellen. Om hoeveel budgethouders gaat het? Over hoeveel teveel betaalde eigen bijdragen gaat het? Kan hiervan een overzicht gegeven worden?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief vermogensinkomensbijtelling eigen bijdrage AWBZ/Wmo. De Staatssecretaris wil in deze brief de harde consequenties van deze maatregel verzachten. Dat is een positieve beweging, maar deze leden vragen de Staatssecretaris of hij niet van mening is dat deze regeling een boete is gebleken op sparen. Zijn de aanpassingen niet te laat, bureaucratisch en duur? Genoemde leden willen graag een overzicht van de inkomsten uit de VIB, maar ook wat deze aan uitvoering kost. De leden van de SP-fractie willen een garantie dat het CAK deze wijzigingen probleemloos gaat doorvoeren. Tevens willen zij weten hoeveel beschikkingen er het afgelopen half jaar zijn afgegeven door het CAK. Hoeveel bezwaren heeft het CAK ontvangen en hoeveel bezwaren waren hiervan terecht?

Letselschade

De leden van de SP-fractie zijn tevreden dat mensen met letselschade en bepaalde uitkeringen uitgesloten worden van de VIB, maar zij vinden het onbegrijpelijk en niet uit te leggen dat deze uitzondering beperkt is tot mensen die een letselschade-uitkering ontvingen tot 11 oktober 2010. Leidt dit niet tot rechtsongelijkheid? Welke argumenten zijn er om iemand die op dit moment een letselschade-uitkering krijgt wel de VIB op te leggen en iemand die vijf jaar geleden in zijn letselschade gecompenseerd werd niet? Waarom kiest de Staatssecretaris maar voor een gedeeltelijke uitzondering?

De eigen onverkochte woning

De leden van de SP-fractie vinden de regeling die ervoor zorgt dat mensen die hun huis niet kunnen verkopen, met terugwerkende kracht de eigen bijdrage na vier jaar moeten terugbetalen, onacceptabel en onwerkbaar. Allereerst is dit geen verzachting, maar een uitgestelde eigen bijdrage en daarmee een ordinaire melkkoe om geld uit de zakken te kloppen van mensen die in een zorgafhankelijke positie verkeren. Ten tweede zadelt de Staatssecretaris zich op met inningsproblemen die groot kunnen zijn: wat als de eigen bijdrage uit vermogen na vier jaar hoger is geworden dan de waarde van het huis waarvoor het verkocht is? Moet, als de familie een negatieve erfenis (ontstaan door de uitgestelde eigen bijdrage) niet accepteert, de uitgestelde eigen bijdrage dan worden kwijtgescholden? Hoe zal een gezin waarvan één ouder permanent zorg nodig heeft, moeten omgaan met het eigen huis als de ouder definitief elders gaat wonen? De leden van de SP-fractie willen graag weten wat de opbrengst binnen de VIB is van bezit uit woningen.

Langdurig verblijf in een instelling

Dat de Staatssecretaris kiest om de vrijgestelde grens voor het heffen van de VIB te verhogen, is een positieve stap. Maar waarom alleen voor mensen die nog niet de AOW-leeftijd hebben bereikt? De leden van de SP-fractie constateren dat mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt zwaar de dupe zijn, omdat zij volop hun spaargeld moeten inleveren. Immers niet iedereen in deze doelgroep ontvangt een ouderentoeslag. En hoe zit het precies met ouderen die geld opzij hebben gezet voor bijvoorbeeld hun begrafenis, of een klein bedrag hebben voor een mogelijke verhuizing? Genoemde leden willen opnieuw wijzen op de rechtsongelijkheid van deze maatregel, omdat het van de leeftijd afhangt hoeveel spaargeld men moet inleveren. Zij verwachten een uitgebreide reactie van de Staatssecretaris op dit punt. Verder willen deze leden weten waarom dit pas ingaat per 2014 en niet met terugwerkende kracht.

Reactie motie Van der Staaij

Verwacht de Staatssecretaris de komende jaren alle zieken een poot uit te draaien met deze maatregel of is hij bereid om verder te kijken naar echte verzachtingen in deze maatregel om mensen te ontzien? Is de Staatssecretaris bereid nu wel te kijken naar mensen die veel vermogen hebben en bijvoorbeeld kunnen investeren in groenvoorzieningen en durfkapitaal? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid om het amendement van de SP-fractie (Kamerstuk 33 204, nr. 10) over te nemen? Zo nee, waarom niet?

Tot slot willen de leden van de SP-fractie weten wat de opbrengst van deze maatregel op dit moment is. Voorts willen zij weten hoe en waar de huidige opbrengst verschilt met de geraamde opbrengst.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie danken de Staatssecretaris voor de heldere brief. Zij hebben nog wel een aantal vragen over de maatregelen.

Letselschadevergoedingen

Waarom kiest de Staatssecretaris ervoor om nieuwe letselschadevergoedingen niet onder de uitzondering te brengen? Deze vergoedingen zijn juist bedoeld om in de rest van het leven permanent de gevolgen van letselschade te kunnen betalen. Nu moeten mensen gaan interen op hun vermogen, wanneer zij een letselschade-uitkering krijgen. Is de Staatssecretaris bereid deze regeling permanent te maken?

Jongeren onder de 65

De leden van de CDA-fractie waarderen het feit dat de vrijstelling verhoogd wordt, maar begrijpen niet waarom dat niet met terugwerkende kracht kan en waarom dat niet een klein beetje royaler kan. Kan de Staatssecretaris dat toelichten? Zo moeilijk is het integraal in mindering brengen van een vast bedrag toch niet in de berekening? Niet valt in te zien om welke reden de thans voorgestelde hogere vrijstelling alleen voor 65-minners zou moeten gelden. Met welk bedrag stijgen de uitvoeringskosten van de eigen bijdrageregeling indien rekening wordt gehouden met de aanpassing ervan?

De eigen onverkochte woning

De leden van de CDA-fractie merken op dat wanneer de woning lang te koop staat, zij vaak veel minder oplevert dan de WOZ-waarde waartegen zij gewaardeerd wordt. Dit geldt overigens nog in sterkere mate voor zaken als serviceappartementen. Is de Staatssecretaris bereid bij verkoop uit te gaan van de gerealiseerde verkoopwaarde en niet van de WOZ-waarde? Zo niet, dan voorzien deze leden een aantal probleemgevallen.

Pgb eigen bijdrage

De leden van de CDA-fractie kunnen de berekening niet helemaal volgen over de € 80 extra bijdrage. Is dat € 80 per jaar of per tijdvak? Hoe is de Staatssecretaris aan dat bedrag gekomen? Graag ontvangen zij een specificatie. Ook vragen deze leden de Staatssecretaris of mensen die een pgb voorschot ontvangen hebben, dit wel moeten opgeven voor box 3. Immers dit geld hoort niet tot het vermogen op 1 januari omdat het voor een latere datum is. Daarom vragen zij of mensen dit in mindering mogen brengen op hun box 3 aangifte.

Maatregelen in het regeerakkoord

Welke maatregel volgt nog meer dit jaar in het regeerakkoord inzake de eigen bijdragen? Kan de Staatssecretaris een berekening geven voor een alleenstaande 65-plusser die al een aantal jaren in een intramurale instelling verblijft en een verzamelinkomen heeft van € 20.000 per jaar en een eigen box 3 vermogen van € 60.000. Hoeveel betaalt hij in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 aan eigen bijdrage per periode? Kan dezelfde som gemaakt worden voor € 30.000 per jaar en € 60.000 eigen vermogen?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris een beeld heeft van het aantal mensen dat papieren schenkingen doet, dat vermogen in een geld-bv in box 2 plaatst of andere maatregelen neemt. Hoe apprecieert de Staatssecretaris die bewegingen en wat levert deze VIB-maatregel in de komende jaren op in de raming van het kabinet?

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de vermogensinkomensbijtelling. Wel hebben zij nog enkele vragen die zij aan de Staatssecretaris willen voorleggen.

Letselschade

De leden van de D66-fractie lezen dat de uitzondering met betrekking tot de letselschade zal gelden tot 1 januari 2023 en voorts alleen voor letselschadevergoedingen die voor 11 oktober 2010 zijn toegekend. Waarom is voor deze inperking van de werking van de uitzondering gekozen? Voorts lezen genoemde leden dat mensen met letselschadevergoedingen zich met bewijsmateriaal zullen moeten melden bij het CAK. Op welke wijze zal hierover met de belanghebbenden worden gecommuniceerd? Dit is in het bijzonder van belang gezien het feit dat de maatregel met terugwerkende kracht zal gelden vanaf 1 januari 2013. Voorts zijn deze leden huiverig voor een grote administratieve last voor betrokkenen. Hoe gaat de Staatssecretaris deze zo beperkt mogelijk houden?

Eigen onverkochte woning

De leden van de D66-fractie lezen dat voor cliënten met een onverkocht huis die reeds voor 1 januari 2013 in een AWBZ-instelling verbleven een betalingsregeling zal worden gehanteerd. Deze betalingsregeling betekent dat cliënten uitstel van betaling krijgen tot het moment van verkoop van de woning, met een maximum van vier jaar. Is bij deze betalingsregeling sprake van een renteloze lening? Zo nee, waarop zal de hoogte van de rente zijn gebaseerd? Waarom is, zo vragen deze leden voorts, gekozen voor dit maximum van vier jaar? Wat gebeurt er indien de woning na afloop van de maximumtermijn nog steeds niet is verkocht?

Pgb

De leden van de D66-fractie lezen dat de voorschotten die reeds zijn uitbetaald in december 2011 en december 2012 nog zullen meetellen bij de berekening van de VIB voor 2014 en 2015. Terugwerkende kracht is hier niet goed mogelijk, omdat een waterdicht systeem niet kan worden gegarandeerd aangezien rekening moet worden gehouden met deze correctie bij «herhaaldelijk beschikbaar komende gegevens». Wat wordt daarmee precies bedoeld? Genoemde leden ontvangen ter zake graag een nadere toelichting.

Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief «Vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ/Wmo» van de Staatssecretaris. Graag willen deze leden de gelegenheid te baat nemen om enkele kanttekeningen te plaatsen bij de genoemde brief.

De leden van de 50PLUS-fractie spreken hun genoegen uit over het feit dat de Staatssecretaris gehoor heeft gegeven aan de oproep vermogensbestanddelen verkregen door letselschade voor een groot deel uit te zonderen van de vermogensinkomensbijtelling. Dit is niet meer dan rechtvaardig; men ontvangt immers letselschadevergoeding in situaties waarin men buiten de eigen schuld zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en daardoor mogelijk zorg nodig heeft. Het is niet kies om dit bedrag mee te nemen in de berekening van de eigen bijdrage. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris wel erop toe te zien dat het CAK voldoende en tijdig toegerust is een goed systeem hiertoe in te richten.

De leden van de 50PLUS-fractie reageren verheugd op de extra vrijlating van € 10.000 bij de berekening van de eigen bijdrage bij verblijf in een instelling, maar zij betreuren ten zeerste dat dit alleen geldt voor mensen die nog niet AOW-gerechtigd zijn. Op deze wijze profiteert slechts een relatief kleine groep van deze maatregel. De meest kwetsbare groep, de ouderen boven de 65 jaar, die de afgelopen jaren al erg werd gedupeerd komt nog verder op achterstand. Laatstgenoemde groep werd recentelijk al onevenredig zwaar getroffen door de ingrepen op het gebied van zorg en sociale zekerheid. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris daarom de extra vrijlating tevens te laten gelden voor deze groep. Daarnaast verzoeken zij ook nu de Staatssecretaris erop toe te zien dat het CAK voldoende is toegerust om dit op correcte wijze uit te voeren.

Bovendien hebben de leden van de 50PLUS-fractie vragen bij de betalingsregeling voor huidige cliënten met een onverkochte woning. Het gaat hier om uitstel van betaling. Bij uiteindelijke verkoop van de eigen woning kan de eigen bijdrage oplopen tot een flink bedrag ineens. Deze leden vinden dit onwenselijk omdat dit mensen in betalingsproblemen kan brengen. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris om de garantie dat er in zulke situaties een goede afbetalingsregeling getroffen kan worden. Daarnaast vragen zij wat er gebeurt als de woning na vier jaar nog niet verkocht is. Het lijkt erop dat het onverkochte huis dan wel gaat meetellen; de eigen bijdrage zal in deze situaties flink kunnen stijgen. Op de huidige woningmarkt komt het zeker voor dat huizen langer dan vier jaar te koop staan. Aangezien de ontwikkelingen hier moeilijk te voorspellen zijn, is deze vraag legitiem. De leden van de fractie van 50PLUS verzoeken om de garantie dat er voor deze groep een redelijke oplossing komt.

De leden van de 50PLUS-fractie zijn tevreden met de toezegging van zorgkantoren om geen pgb-gelden meer over te maken in december, zodat deze niet meetellen bij de berekening van de eigen bijdrage. Wel willen deze leden de Staatssecretaris verzoeken nog eens te onderzoeken of er echt geen waterdichte oplossing voorhanden is voor mensen die voorschotten hebben ontvangen in december 2011 en 2012. Zij ondervinden nog twee jaar de financiële gevolgen van het feit dat zij in die twee jaar de voorschotten op het pgb in december hebben ontvangen, alleen omdat het administratief kennelijk moeilijk te regelen is dat deze bedragen niet worden meegerekend. Dat is in de ogen van genoemde leden niet acceptabel. Temeer omdat pgb-houders al doen wat de Staatssecretaris voorstaat: eigen verantwoordelijkheid nemen voor hun behoefte aan zorg en ondersteuning. Het kan toch niet zo zijn dat zij daar op deze manier de rekening voor gepresenteerd krijgen.

De leden van de fractie van 50PLUS verzoeken de Staatssecretaris te reageren op deze opmerkingen en vragen.

II. Reactie van de Staatssecretaris

Onderwerpsgewijs ga ik hierna in op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen van de leden van de VVD-fractie, van de PvdA-fractie, van de SP-fractie, van de CDA-fractie, van de D66-fractie en van de 50PLUS-fractie over de brief van 26 juni 2013 inzake de vermogensinkomensbijtelling AWBZ/Wmo (Kamerstuk 33 204, nr. 33).

Letselschade

De leden van de VVD-fractie vragen wat de uitvoeringskosten zijn die gemoeid zijn met de uitzondering voor de letselschade-uitkeringen.

Zoals ik in de brief van 26 juni 2013 heb aangegeven heeft deze maatregel zeer geringe budgettaire gevolgen. Dat geldt ook voor de uitvoeringskosten. In de nota van toelichting op het ontwerpbesluit dat met de brief van 10 september 2013 (Kamerstuk 33 204, nr. 34) aan uw Kamer is gezonden, is geschat dat het zal gaan om maximaal 1000 mensen die een beroep zullen doen op deze uitzondering. De aanvraag is eenmalig. Als de uitzondering is toegekend, hoeft niet jaarlijks opnieuw een aanvraag te worden gedaan. In de nota van toelichting is tevens aangegeven dat lasten voor de burger, waar de leden van de fractie van D66 naar vragen, hierdoor gering zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de informatieverstrekking aan het CAK en de fraudegevoeligheid van de uitzondering voor letselschade.

Om voor de uitzondering in aanmerking te komen, moet de cliënt bij het CAK bewijsstukken aanleveren. Het gaat daarbij ten minste om:

  • 1. Een kopie van:

    • a. een vaststellingsovereenkomst, of

    • b. een bevestiging van de uitkering, of

    • c. een uitspraak van de rechter én een afschrift van een bankrekening waarop te zien is dat de klant de letselschade-uitkering heeft ontvangen.

  • 2. Een bewijsstuk waaruit blijkt op welke datum de letselschade-uitkering is toegekend.

  • 3. Een bewijsstuk waaruit de hoogte van de letselschade-uitkering blijkt.

Een volledig verzoek wordt beoordeeld op de volgende punten:

  • 1. Het verzoek betreft zorgjaar 2013 of later.

  • 2. De cliënt heeft een eenmalige letselschade-uitkering ontvangen.

  • 3. De hoogte van de letselschade-uitkering is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak die is gedateerd vóór 11 oktober 2010. Indien de uitkering op andere grond tot stand is gekomen, moet de hoogte ervan zijn vastgesteld vóór 11 oktober 2010. De uitkering moet zijn ontvangen in het peiljaar of in enig eerder kalenderjaar.

  • 4. De letselschade-uitkering is toegekend aan de cliënt of aan de partner van de cliënt.

  • 5. De vermogensgrondslag van de cliënt en zijn eventuele partner is groter dan € 0. De vermogensgrondslag is de grondslag sparen en beleggen. De vermogensgrondslag van een cliënt die gedurende het hele peiljaar dezelfde fiscale partner heeft gehad, is het aan hem toegerekende gedeelte van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van hem en die van zijn fiscale partner.

Omdat het gaat om formele bewijsstukken acht ik het frauderisico gering.

De leden van de fractie van de PvdA vragen op welke wijze cliënten worden geïnformeerd over de nieuwe regels voor de letselschade en hoe zij zo tijdig mogelijk daarvan op de hoogte worden gesteld. Ook de leden van de D66-fractie vragen naar de communicatie met belanghebbenden.

Het CAK heeft over de uitzondering voor de letselschade-uitkeringen informatie op genomen op zijn website en via deze website een aanvraagformulier ter beschikking gesteld. Voorts zal de uitzondering gemeld worden in de brochure die de cliënt bij de jaarlijkse vaststelling van de eigen bijdrage wordt toegezonden. Het CAK past de uitzondering op mijn verzoek alvast toe, vooruitlopend op aanpassing van de regelgeving.

In tabel 1 zijn de cijfers opgenomen over uitzondering voor letselschade-uitkeringen die reeds in behandeling zijn genomen.

Tabel 1 Cijfers uitzondering voor letselschade-uitkeringen: peildatum 1 oktober 2013
 

Afgehandeld

Toegekend

Afgewezen

Nog in behandeling

ZmV

76

69

7

23

ZzV/Wmo

51

47

4

22

Totaal

127

116

11

45

De afwijzingen geschieden veelal op grond van het beoordelingscriterium 3 dat hiervoor is vermeld. De letselschade-uitkering is dan van 11 oktober 2010 of later.

De leden van de SP-fractie, de leden van de CDA-fractie en de leden van de D66-fractie vragen waarom de uitzondering beperkt is tot mensen die een letseluitkering ontvingen tot 11 oktober 2010. De reden hiervoor is dat, zoals tijdens het debat van 4 april 2013 (Handelingen II, 2012/13, nr. 71, item 13, blz. 53–69, en item 15, blz. 73–92) is besproken en in de brief van 26 juni 2013 is aangegeven, is aangesloten bij de uitzonderingen die gelden bij de zorgtoeslag. De datum van 11 oktober 2010 betreft de datum waarop het regeerakkoord van het toenmalige kabinet als kamerstuk beschikbaar kwam. In dat regeerakkoord is het gaan invoeren van een VIB afgesproken. Vanaf deze datum konden de belanghebbende en de vergoeder van de schade redelijkerwijs verwachten dat er een VIB kon worden ingevoerd. Bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding wordt in dat geval rekening gehouden met het bestaan van een VIB, waardoor vanaf deze datum geen sprake meer is van benadeling van de belanghebbende door de introductie van de VIB.

De leden van de 50PLUS-fractie spreken hun genoegen uit over de uitzondering voor de letselschade-uitkeringen. Wat betreft het verzoek van deze leden om erop toe te zien dat het CAK voldoende en tijdig uitgerust is om een goed systeem in te richten, merk ik op dat deze uitzondering, mede op verzoek van de Kamer, met terugwerkende kracht wordt ingevoerd. Dit betekent dat ik het CAK heb moeten vragen al met de uitvoering van deze maatregel te starten. Uiteraard is nodig dat het CAK daarvoor een goed systeem inricht, hetgeen het CAK heeft gedaan.

Reactie motie Van der Staaij

In de motie Van der Staaij (Kamerstuk 33 204, nr. 28) wordt de regering verzocht de Kamer voor de zomer een brief te sturen met daarin haar visie op de wenselijkheid van de doorwerking van specifieke fiscale vrijstellingen in andere regelingen en te bezien of er grondslagen zijn die de draagkracht naar vermogen evenwichtiger kunnen benaderen.

Met mijn brief van 26 juni 2013 heb ik aan die motie voldaan. De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden over de uitvoering van motie Van der Staaij zoals in die brief is aangegeven. Zij delen mijn conclusie dat box 3 de best beschikbare grondslag is om de draagkracht naar vermogen te bepalen.

De leden van de SP-fractie vragen of ik bereid ben nu wel te kijken naar mensen die veel vermogen hebben en bijvoorbeeld kunnen investeren in groenvoorzieningen en durfkapitaal? Zo ja, dan vragen zij of ik bereid ben om het amendement van de SP-fractie (Kamerstuk 33 204, nr. 10) over te nemen. Mijn antwoord hierop is dat dit amendement is verworpen en dus niet door de Tweede Kamer is overgenomen.

Zoals ik in de brief van 26 juni 2013 heb aangegeven, kunnen gegevens over groene beleggingen op dit moment niet geautomatiseerd tussen de Belastingdienst en het CAK worden uitgewisseld. De Belastingdienst en het CAK hebben mij hierover inmiddels verder geïnformeerd. Uit deze informatie is mij het volgende gebleken.

Er is geen verplichting om groene beleggingen bij de fiscale aangifte op te geven als het groen belegde bedrag niet hoger is dan de vrijstelling. Als een beroep wordt gedaan op de heffingskorting die gerelateerd is aan groene beleggingen beschikt de Belastingdienst wel over het daar opgegeven vermogen. De Belastingdienst heeft echter geen volledig gegevensbestand van de populatie van groene beleggers en van de hoogte van de groene beleggingen bij alle belastingplichtigen, laat staan alle AWBZ-rechthebbenden.

Op grond hiervan kom ik tot de conclusie dat het vanwege uitvoeringsaspecten op dit moment niet mogelijk is het van box 3 vrijgestelde bedrag voor groene beleggingen bij de VIB te betrekken.

Pgb eigen bijdrage

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar het aantal budgethouders dat een voorschot in december op het pgb voor het komende jaar heeft gehad en hoeveel extra bijdrage deze budgethouders daardoor als gevolg van de VIB hebben moeten betalen.

In 2013 gaat het bij de desbetreffende budgethouders om circa 3920 dossiers waarbij een VIB van toepassing is. Daarvan betalen ongeveer 815 budgethouders na toepassing van de VIB nog steeds slechts de minimum eigen bijdrage. Dit betekent dat ongeveer 3105 cliënten daadwerkelijk geconfronteerd zijn met een hogere eigen bijdrage door de VIB vanwege het voorschot. Gemiddeld gaat het om een hoger bedrag van ongeveer € 38 per budgethouder per jaar. Het laagste bedrag is € 0,03 en het hoogste bedrag € 258 per jaar. Bij het bedrag van € 258 gaat het om een pgb van meer dan € 255.000 per jaar.

De leden van de CDA-fractie vragen uitleg over de € 80 extra.

De uitleg is als volgt. Ongeveer 98,5% van de budgethouders heeft een lager pgb dan € 75.000 per jaar. Bij een pgb van € 75.000 is het voorschot per maand € 6.250. Het voorschot dat mensen ontvingen in december voor het komende jaar, bedroeg dus in 98,5% van de gevallen niet meer dan € 6.250.

12% (4% via verzamelinkomen en 8% via de VIB) van het pgb-bedrag dat op 1 januari 2011 op de rekening stond (maximaal € 6.250) telt mee bij het bepalen van de eigen bijdrage. Boven een ondergrens leidt elke euro extra tot 15 eurocent extra eigen bijdrage. Daar gaat nog een Wtcg-korting van 33% overheen.

In formules:

Toename verzamelinkomen + VIB = 12% van € 6.250 = € 750.

Toename eigen bijdrage exclusief Wtcg-korting: 15% van € 750 = € 112,50.

Toename eigen bijdrage inclusief Wtcg-korting: 67% van € 112,50 = € 75.

Bij een pgb van € 75.000 is het maximale effect dus minder dan € 80 op jaarbasis.

Over het algemeen is het voorschot beperkter. Voor de meeste cliënten is het effect dus minder.

Het antwoord op de vraag van de CDA-fractie of mensen die een voorschot op het pgb ontvangen voor het komende jaar dat moeten opgeven voor box 3 luidt bevestigend. Voor box 3 is relevant welk bedrag de cliënt op 1 januari op zijn bankrekening heeft staan. De cliënt mag dit bedrag niet buiten zijn aangifte laten.

Staan op 1 januari op de bankrekening nog pgb-middelen van het voorafgaande jaar, dan mogen de nog te betalen rekeningen of het nog terug te betalen overschot aan het zorgkantoor daarvan afgetrokken worden.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of er echt geen waterdichte oplossing voorhanden is.

De leden van de D66-fractie vragen in dat verband wat bedoeld wordt dat met het rekening moeten houden met «herhaaldelijk beschikbaar komende gegevens». Het corrigeren van de eigen bijdrage moet handmatig. Dit vergt veel tijd. Via de geautomatiseerde systemen komen er constant aangepaste gegevens binnen van de Belastingdienst via het CAK. Een correctie zou betekenen dat er maandelijks bestanden handmatig moeten worden gecorrigeerd. Dit kan nog ver na het aflopen van het kalenderjaar doorlopen. Het herhaaldelijk handmatig aanpassen van de bestanden vergroot het risico op fouten en is belastend voor de desbetreffende zorgkantoren. Al met al blijf ik bij mijn conclusie dat de hoge uitvoeringskosten van deze correctie niet opwegen tegen de geringe stijging van de eigen bijdrage door de voorschotten.

Overzicht inkomsten uit/opbrengsten van de VIB en de uitvoeringskosten

De leden van de SP-fractie vragen naar de inkomsten uit/opbrengsten van de VIB en wat de uitvoering kost.

De opbrengen van de VIB zijn in het Begrotingsakkoord 2013 geraamd op € 200 mln op jaarbasis. In de Rijksbegroting 2014 is vermeld dat de opbrengst van de VIB hoger is dan geraamd en dat deze meeropbrengst wordt ingezet voor de verzachting van deze maatregel. Daarbij gaat het om de € 17 mln die wordt ingezet voor de extra vrijlating van € 10.000 voor verzekerden die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben.

De uitvoeringskosten bedragen in 2013 ongeveer € 3 mln. Dit is hoger dan het oorspronkelijk geraamde bedrag van € 1,5 mln. Deze hogere kosten worden veroorzaakt doordat met de invoering van de maatregel er veel extra contacten (telefoontjes, e-mails, brieven, klantadviezen en bezwaren) met cliënten zijn geweest. Het CAK verwacht ook voor 2014 hogere uitvoeringskosten dan € 1,5 mln.

Overzicht aantal beschikkingen en bezwaren VIB

De leden van de SP-fractie vragen naar het aantal beschikkingen en bezwaren en hoeveel bezwaren hiervan terecht zijn.

Het aantal cliënten dat te maken heeft met de VIB bedraagt 70.000. Deze cliënten hebben een beschikking gekregen van het CAK. In de tabellen 2 en 3 staat het aantal ontvangen bezwaren, het aantal nog lopende bezwaren en het aantal terechte en onterechte bezwaren per 1 oktober 2013.

Tabel 2: bezwaren VIB: peildatum 1 oktober 2013

Totaal aantal ontvangen VIB-bezwaren op 1-10-2013

1.770

Waarvan ZzV/Wmo

234 (13,2%)

Waarvan ZmV

1536 (86,8%)

Tabel 3: Bezwaren VIB: peildatum 1 oktober 2013

ZzV/Wmo-bezwaren

234

ZmV-bezwaren

1536

Waarvan nog lopend

9 (3,8%)

Waarvan nog lopend

28 (1,8%)

Waarvan onterecht bezwaar

225 (96,2%)

Waarvan onterecht bezwaar

1401 (91,2%)

Waarvan terecht bezwaar

0 (0,0%)

Waarvan terecht bezwaar

107 (7,0%)

De onverkochte woning

De leden van de SP-fractie, van de CDA-fractie, van de D66-fractie en van de 50PLUS-fractie hebben vragen over de betalingsregeling voor onverkochte huizen.

Voordat ik op de afzonderlijke vragen inga, merk ik op dat tot nu toe negen cliënten een beroep op de betalingsregeling hebben gedaan. Daaruit concludeer ik dat er geen echt probleem lijkt te bestaan met betrekking tot het niet kunnen verkopen van huizen van cliënten die in een AWBZ-instelling verblijven in relatie tot deze regeling. Van de negen verzoeken is één verzoek afgewezen. De reden van deze afwijzing is dat de cliënt de eigen woning niet te koop wil zetten.

De leden van de SP-fractie vinden het onacceptabel en onaanvaardbaar dat mensen die hun huis niet kunnen verkopen na vier jaar de eigen bijdrage moeten terugbetalen. De leden van de D66-fractie vragen of er sprake is een renteloze lening en waarop het maximum van vier jaar is gebaseerd.

De reden dat voor een uitgestelde betaling is gekozen, is dat er op deze manier geen onderscheid wordt gemaakt tussen een cliënt waarvan het vermogen vast zit in een huis, niet zijnde de eigen woning, en een cliënt met een ander vermogen.

Voor een nieuwe cliënt blijft de woning – op grond van fiscale wetgeving – de eerste twee jaar na opname in een AWBZ-instelling in box 1. Als de woning leeg staat, in afwachting van verkoop, is deze periode tijdelijk (tot 1 januari 2014) drie jaar. Daarna duurt het nog twee jaar voordat de WOZ-waarde minus de hypotheekschuld van de woning wordt betrokken bij de berekening van de eigen bijdrage als gevolg van de VIB. De VIB gaat immers uit van het box 3 vermogen op 1 januari van twee jaar terug.

Cliënten die op 1 januari 2013 al vier jaar of langer in een instelling verbleven, kregen direct te maken met de verhoging van de eigen bijdrage, zonder dat ze de tijd hadden om met het oog op de VIB het vermogen in een eigen huis liquide te maken. Voor deze cliënten is als oplossing gekozen hen renteloos een uitstel van betaling van maximaal vier jaar aan te bieden opdat zij de gelegenheid krijgen om hun vermogen liquide te maken.

De leden van de D66-fractie vroegen wat er gebeurt als de woning niet na afloop van de maximum termijn is verkocht. Ook de leden van de 50PLUS-fractie vragen aandacht hiervoor.

Als na vier jaar de eigen woning niet verkocht is, zal in beginsel geen uitstel van betaling meer worden gegeven. Het CAK zal dan de geëigende middelen inzetten om de eigen bijdrage te innen.

De leden van de SP-fractie vragen of als de familie een negatieve erfenis (ontstaan door de uitgestelde eigen bijdrage) niet accepteert, de uitgestelde eigen bijdragen dan worden kwijtgescholden.

Als de familie de negatieve erfenis niet aanvaardt, is de eigen bijdrage, voor zover deze het positieve deel van de erfenis overstijgt, oninbaar.

De leden van de SP-fractie vragen hoe een gezin waarvan één ouder permanent zorg nodig heeft, moeten omgaan met het eigen huis als de ouder definitief elders gaat wonen.

Als één van de ouders definitief in een instelling wordt opgenomen en de andere ouder blijft met het gezin in de eigen woning achter, dan is er nog steeds sprake van een eigen woning die in box 1 valt.

Wat de opbrengst binnen de VIB is van bezit uit woningen, waarnaar de leden van de SP-fractie vroegen, is niet bekend. De opbrengst in de VIB als gevolg van het in de VIB betrekken van onverkochte voormalige eigen woningen is naar verwachting gering, gezien het eerder opgemerkte, zeer beperkte aantal verzoeken om een betalingregeling dat tot op heden is gedaan.

Leden van de CDA-fractie vragen of niet uitgegaan kan worden van de gerealiseerde verkoopwaarde in plaats van de WOZ-waarde.

In de lijn van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is ervoor gekozen om voor het begrip vermogen aan te sluiten bij het begrip zoals dat geregeld is in box 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Daarmee is aangesloten bij hetgeen de fiscus onder vermogen verstaat en ontstaan er geen ongewenste verschillen en geen willekeurige uitkomsten. Voor het vaststellen van het fiscale vermogen is de WOZ-waarde bepalend. Omdat het hier gaat om onverkochte huizen is er nog geen gerealiseerde verkoopprijs. De WOZ-waarde is dan de meest objectieve maatstaf.

Langdurig verblijf in een instelling/Jongeren onder de 65

De leden van de SP-fractie, van de CDA-fractie en van de 50PLUS-fractie stellen vragen over de verhoging van de vrijstelling voor de VIB voor cliënten die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De vragen betreffen de hoogte van de vrijstelling en waarom het ook niet voor ouderen kan gelden.

In het debat van 4 april 2013 heeft de Kamer mij gevraagd of het mogelijk is iets te doen voor jongere cliënten die langdurig in een instelling verblijven. Aan de orde kwam dat ouders voor jongeren vaak spaargeld opzij hebben gezet. In dat debat is afgesproken dat ik zou bezien of een extra vrijlating van € 10.000 mogelijk is. Voor deze groep heeft de VIB immers de grootste en meest langdurige effecten. In het kader van de Voorjaarsbesluitvorming is het mogelijk gebleken het benodigde bedrag van € 17 miljoen hiervoor vrij te maken.

Relevant is verder dat voor ouderen met een laag verzamelinkomen en vermogen al extra vrijlatingen gelden, boven de algemene vrijstelling van € 21.139. Hierover het volgende.

  • Een extra vrijstelling (2012 en 2013) is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en vermogen. Het gaat om de volgende bedragen:

    Inkomen

    Extra vrijstelling

    € 0 – € 14.302

    € 27.984

    € 14.302 – € 19.895

    € 13.992

    Meer dan € 19.895

  • De extra vrijstelling voor lage inkomens geldt alleen als het vermogen minder bedraagt dan € 279.708 per persoon, of voor fiscale partners (gehuwden) als het gezamenlijke vermogen minder is dan € 559.416.

  • Fiscale partners met beiden alleen een AOW-uitkering hebben dus recht op een totale vrijstelling van 2 x (€ 21.139 + € 27.984) = € 98.246 (2012 en 2013).

De leden van de SP-fractie vragen verder hoe het zit met het opzij zetten van geld voor een begrafenis en voor een mogelijke verhuizing.

Voor een uitvaartverzekering of een andere overlijdensrisicoverzekering geldt voor box 3 een vrijstelling van € 6.859. Deze vrijstelling geldt ook voor de bankspaarvariant, waarbij mensen op een geblokkeerde bankrekening genoemd bedrag kunnen sparen voor de uitvaart.

Mocht tijdens langdurig verblijf blijken dat een cliënt die de hoge intramurale eigen bijdrage verschuldigd is, binnen een half jaar weer zelfstandig gaat wonen, dan wordt de bijdrage omgezet naar de lage intramurale eigen bijdrage. Langs die weg kan de cliënt middelen opzij zetten om weer in een eigen woning te gaan verblijven.

Verder willen de leden van de SP-fractie weten waarom deze maatregel ingaat per 1 januari 2014 en niet met terugwerkende kracht.

Zoals ik mijn brief van 26 juni 2013 heb aangeven, wordt deze maatregel geautomatiseerd uitgevoerd. Dit vergt systeemaanpassingen bij het CAK en kan daarom niet met terugwerkende kracht, maar wel per 1 januari 2014 worden uitgevoerd.

Maatregelen in het Regeerakkoord

De leden van de CDA-fractie vragen welke maatregel dit jaar nog meer volgt inzake de eigen bijdrage.

Over de maatregel die dit jaar nog volgt en per 1 januari 2014 wordt ingevoerd, heb ik u mijn brief van 10 september 2013 (Kamerstuk 31 706, nr. 60) geïnformeerd.

De leden van de CDA-fractie vragen een berekening te geven voor een alleenstaande 65-plusser die al een aantal jaren in een intramurale instelling verblijft en een verzamelinkomen heeft van € 20.000 per jaar en een eigen box 3 vermogen van € 60.000. Hoeveel betaalt hij in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 aan eigen bijdrage per periode? Kan dezelfde som gemaakt worden voor € 30.000 per jaar en € 60.000 eigen vermogen?

In tabellen 4 en 5 is de hoogte van de eigen bijdrage voor de jaren 2011 t/m 2013 voor een bewoner met AOW en aanvullend pensioen van € 20.000 en van € 30.000 aangegeven. Tabel 4 bevat hoogte van de eigen bijdrage bij een inkomen van € 20.000 en tabel 5 de hoogte van de eigen bijdrage bij een inkomen van € 30.000. Voor 2013 is rekening gehouden met een vermogen van € 60.000.

Deze cijfers zijn nog niet over de jaren 2014 en 2015 te geven. De eigen bijdragen zijn voor de jaren na 2013 niet te berekenen, daar zitten nog onzekerheden in. Als de relevante bedragen alleen geïndexeerd worden, zal de eigen bijdrage niet veel stijgen.

Tabel 4. Hoogte eigen bijdrage 2011 t/m 2013 (€ 20.000)
 

2011

2012

2013

Verzamelinkomen

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

Verschuldigde belasting

– € 1.294

– € 1.235

– € 1.073

Premie Zvw

– € 1.797

– € 1.821

– € 1.960

Zak en kleedgeld

– € 3.445

– € 3.478

– € 3.519

Toeslag 65-plus

– € 637

– € 623

– € 627

       

Aftrek 381

– € 381

– € 381

– € 381

Aftrek 25%

– € 1.189

– € 1.173

– € 1.157

Vermogensbijtelling

   

€ 3.137

Bijdrageplichtig inkomen

€ 11.256

€ 11.289

€ 14.420

       

Bijdrage per maand

€ 938

€ 941

€ 1.202

bijtelling 2%

€ 19

€ 19

€ 24

Bijdrage per maand

€ 957

€ 960

€ 1.226

Wtcg korting

– € 77

– € 77

– € 98

Bijdrage per maand

€ 880

€ 883

€ 1.128

Tabel 5. Hoogte eigen bijdrage 2011 t/m 2013 (€ 30.000)
 

2011

2012

2013

Verzamelinkomen

€ 30.000

€ 30.000

€ 30.000

Verschuldigde belasting

– € 3.704

– € 3.640

– € 3.478

Premie Zvw

– € 2.777

– € 2.816

– € 3.028

Zak en kleedgeld

– € 3.445

– € 3.478

– € 3.519

Toeslag 65-plus

– € 637

– € 623

– € 627

       

Aftrek 381

– € 381

– € 381

– € 381

Aftrek 25%

– € 2.842

– € 2.823

– € 2.789

Vermogensbijtelling

   

€ 3.137

Bijdrageplichtig inkomen

€ 16.214

€ 16.240

€ 19.315

       

Bijdrage per maand

€ 1.351

€ 1.353

€ 1.610

bijtelling 2%

€ 27

€ 27

€ 32

Bijdrage per maand

€ 1.378

€ 1.380

€ 1.642

Wtcg korting

– € 110

– € 110

– € 131

Bijdrage per maand

€ 1.268

€ 1.270

€ 1.510

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris een beeld heeft van het aantal mensen dat papieren schenkingen doet, dat vermogen in een geld-bv in box 2 plaatst of andere maatregelen neemt. Hoe apprecieert de Staatssecretaris die bewegingen en wat levert deze VIB-maatregel in de komende jaren op in de raming van het kabinet?

Er is tot nu toe geen daling van de opbrengsten te zien door bijvoorbeeld het op papier schenken van vermogen, of andere mogelijkheden om het vermogen niet in box 3 te laten vallen. Op zich is dat logisch aangezien voor de vaststelling van de eigen bijdrage 2013 uitgegaan wordt van het vermogen 2011. De werkelijke opbrengsten blijken overigens tot nu toe hoger te zijn dan de oorspronkelijke raming van € 200 mln.

Zolang cliënten binnen de mogelijkheden van de wet handelen, kan ik geen bezwaar hebben tegen bedoelde acties.

Overige opmerkingen

De leden van de SP-fractie vragen of de VIB geen boete is op sparen.

Door de VIB leidt het vermogen wel tot een hogere eigen bijdrage, maar hoeft de cliënt niet het gehele vermogen aan te spreken. Het betreft immers geen vermogenstoets, waarbij de cliënt eerst uit het vermogen de gehele AWBZ-zorg zelf moet betalen.

De leden van de SP-fractie vragen of de verzachting niet te laat en te bureaucratisch is.

Die mening ben ik niet toegedaan. De uitzondering voor de letselschade-uitkeringen en de oplossing voor de onverkochte huizen worden nu al uitgevoerd. De extra vrijlating van € 10.000 wordt per 1 januari 2014 uitgevoerd.