Ontvangen 27 september 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I komt onderdeel A te luiden:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt na «inkomen» ingevoegd: en vermogen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vierde lid die betrekking heeft op het in dat lid bedoelde vermogen, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
II
Artikel II komt te luiden:
De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «inkomen»ingevoegd: en vermogen.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid, die betrekking heeft op het in het tweede lid bedoelde vermogen, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
B
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «inkomen»ingevoegd: en vermogen.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid, die betrekking heeft op het in het eerste lid bedoelde vermogen, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
III
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Dit amendement regelt een lichte voorhang voor de amvb’s waarbij het percentage voor de vermogensbijtelling wordt vastgesteld. De voorhang is aangevuld met de mogelijkheid voor de kamers om niet in te stemmen met het ontwerpbesluit. Indien een der kamers besluit niet in te stemmen met het ontwerp, dient de minister zes weken te wachten alvorens een nieuw ontwerp aan de kamers kan worden aangeboden.
Keijzer