Ontvangen 30 oktober 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
C1
In artikel 1.4a.1, eerste lid, wordt «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.
B
In artikel I, onderdeel P, wordt in artikel 7.2.7, vierde lid, «ten minste 240 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren voor de beroepspraktijkvorming omvat» vervangen door: ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren beroepspraktijkvorming.
C
In artikel I wordt na onderdeel P een onderdeel ingevoegd, luidende:
P1
In artikel 7.2.8, tweede lid, onderdeel a, wordt «alsmede het aantal te volgen praktijkuren per kalenderjaar» vervangen door: alsmede het totale aantal te volgen praktijkuren en de verdeling daarvan over de studiejaren.
D
In artikel I, onderdeel Y, wordt in artikel 8.2.1, zevende lid, «artikel 8.1.1, zevende lid» vervangen door: artikel 8.1.1, eerste lid.
E
In artikel I, onderdeel EE, wordt in artikel 12.4a.1 «een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» vervangen door «het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel» en wordt «7.2.4, zevende en achtste lid, en 7.2.7» vervangen door: 7.2.4, achtste en negende lid, 7.2.7 en 12.4a.2.
F
In artikel I, onderdeel EE, wordt na artikel 12.4a.1 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12.4a.2. Beroepsbegeleidende leerweg
1. In afwijking van artikel 7.2.7, derde en vijfde lid, verzorgt het bevoegd gezag voor de deelnemer aan een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg een onderwijsprogramma dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren voor de beroepspraktijkvorming. Begeleide onderwijsuren zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven onder verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van onderwijspersoneel als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2, niet zijnde uren die deel uit maken van de beroepspraktijkvorming.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op de deelnemer die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel stond ingeschreven aan een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg en deze opleiding na dat tijdstip voortzet.
G
In artikel V, onderdeel C, onder 2, wordt in het negende lid «de eerste volzin» vervangen door: het eerste lid.
H
In artikel V, onderdeel E, onder 3, wordt na «komt te luiden:» ingevoegd: 3.
I
In artikel V wordt na onderdeel I een onderdeel ingevoegd, luidende:
I1
In artikel 7.1.2, tweede lid, wordt na «hoofdstuk 7, titel 2,» ingevoegd: onverminderd artikel 1.4.1, negende lid,.
J
In artikel V, onderdeel L, wordt in artikel 7.2.6, vierde lid, «ten minste 240 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren voor de beroepspraktijkvorming omvat» vervangen door: ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren beroepspraktijkvorming.
K
In artikel V wordt na onderdeel L een onderdeel ingevoegd, luidende:
L1
In artikel 7.2.7, tweede lid, onder a, wordt «alsmede het aantal te volgen praktijkuren per jaar» vervangen door: alsmede het totale aantal te volgen praktijkuren en de verdeling daarvan over de studiejaren.
L
In artikel V, onderdeel S, wordt in artikel 8.2.1, zevende lid, «artikel 8.1.1, zevende lid» vervangen door: artikel 8.1.1, eerste lid.
M
In artikel V, onderdeel T, wordt «Aan het eerste lid van artikel 8.2.2 wordt een volzin toegevoegd, luidende:» vervangen door: In artikel 8.2.2, eerste lid, wordt «ingeschreven voor» vervangen door «toegelaten tot» en wordt een volzin toegevoegd, luidende:.
N
In artikel V, onderdeel W, wordt in artikel 11.6c «een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» vervangen door: het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel.
O
Artikel XI komt te luiden:
ARTIKEL XI. SAMENLOOP MET DE WET VAN 10 MEI 2012 TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS EN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS IN VERBAND MET DE SAMENWERKING TUSSEN ONBEKOSTIGD VOORTGEZET ONDERWIJS EN VOORTGEZET ALGEMEEN VOLWASSENENONDERWIJS
1. Indien artikel II, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel C1, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel A, van die wet «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.
2. Indien artikel II, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel U, artikel 8.1.1d, van deze wet, wordt in artikel I, na onderdeel C1, een onderdeel ingevoegd, luidende:
C2
In artikel 1.4a.2, eerste lid, wordt «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.
3. Indien artikel II, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan artikel I, onderdeel U, artikel 8.1.1d, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel B, artikel 1.4a.2, eerste lid, van die wet «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.
4. Indien artikel IV, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel V, na onderdeel C, een onderdeel ingevoegd, luidende:
C1
In artikel 1.4.2, derde lid, wordt «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.
5. Indien artikel IV, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel IV, onderdeel A, van die wet, «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.
6. Indien artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel IV, onderdeel B, artikel 8.1.2a, eerste lid, van die wet, «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.
7. Indien artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel V, na onderdeel O, een onderdeel ingevoegd, luidende:
O1
In artikel 8.1.2a, eerste lid, wordt «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.
P
Na artikel XI wordt een artikel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL XII. INWERKINGTREDING
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Artikel 12.4a.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs vervalt op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel P, van deze wet in werking treedt.
Deze toelichting wordt mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gegeven.
A
Dit betreft een noodzakelijke aanpassing van de verwijzing aangezien de bestaande wettekst middels dit wetsvoorstel onder een ander artikelnummer is opgenomen; artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin is in dit wetsvoorstel opgenomen in artikel 8.1.1d, eerste volzin.
B
In dit onderdeel wordt voor de beroepsbegeleidende leerweg voorgesteld de minimumnorm van begeleide onderwijsuren op 200 uur per jaar te zetten in plaats van de eerder voorgestelde 240 uur per jaar. De reden daarvoor is de volgende.
De inwerkingtreding van het wetsvoorstel was oorspronkelijk voorzien voor 1 augustus 2013 maar is als gevolg van het begrotingsakkoord 2013 met 1 jaar uitgesteld.
Daarbij is het de bedoeling om het onderdeel van de wet met betrekking tot de urennormatiek voor de bbl wel per 1 augustus 2013 in te laten gaan. Dit is zeer gewenst vanwege de signalen dat bij zowel niet-bekostigde als bekostigde instellingen bbl-trajecten worden vormgegeven met (veel) te weinig onderwijsuren (nu geldt er in het geheel geen norm voor begeleide onderwijstijd in de bbl). Dit is oneigenlijk gebruik. Het leidt tot ondoelmatige inzet van publieke middelen, zowel waar het betreft de rijksbijdrage voor het bekostigde beroepsonderwijs als op het terrein van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Het niet meer doorgaan van het wetsvoorstel voor het invoeren van een nieuw arrangement voor de bekostiging van het beroepsonderwijs voor studenten van 30 jaar of ouder (Kamerstukken 33 200) heeft tot gevolg dat meer bbl’ers dan voorzien deel zullen nemen aan het beroepsonderwijs. De opvang daarvan binnen de bestaande financiële kaders met een norm van 240 uur acht de regering niet haalbaar.
Het totaal aantal uren van het onderwijsprogramma (begeleide onderwijsuren en bpv samen) in de bbl blijft minimaal 850 uur. Het minimaal aantal uren bpv blijft 610 uur. Er is dan jaarlijks 40 uur waarvan de instelling kan kiezen of die wordt ingevuld met begeleide onderwijstijd of bpv.
C
Met de wijziging in dit onderdeel wordt voor de vermelding van het aantal uren beroepspraktijkvorming in de beroepspraktijkvormingsovereenkomst aangesloten bij de nieuwe urennormen zoals voorgesteld in artikel 7.2.7. Deze nieuwe urennormen bevatten voor de bbl-opleiding een aantal uren beroepspraktijkvorming per studiejaar en voor de bol-opleiding een totaal aantal te volgen praktijkuren voor de gehele opleiding dat over de verschillende studiejaren verdeeld mag worden. Daardoor kan het aantal te volgen praktijkuren per studiejaar verschillen. In de beroepspraktijkvormingsovereenkomst moet daarom zowel het totale aantal te volgen praktijkuren worden vermeld als het aantal te volgen praktijkuren per studiejaar. De voor de bol en bbl voorgestelde urennormen zijn minimumnormen, dat wil zeggen dat de opleiding ook meer praktijkuren mag omvatten dan het aantal dat is voorgeschreven.
D en E
In deze onderdelen worden foutieve verwijzingen hersteld en een verwijzing naar het nieuwe artikel 12.4a.2 (zie onder F) toegevoegd. Voorts wordt in artikel 12.4a.1 het tijdstip dat bepalend is voor de vaststelling welke studenten behoren tot de groep «zittende» studenten die het recht hebben op voortzetting van hun opleiding conform de oude condities, gekoppeld aan het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel. Dit tijdstip volgt dan rechtstreeks uit het betreffende artikel in samenhang met het inwerkingtredings-kb voor de inwerkingtreding van de artikelen van de nieuwe wet.
F
In het wetsvoorstel wordt een nieuw artikel ingevoegd met de urennorm voor de beroepsbegeleidende leerweg. Beoogd wordt dit artikel eerder dan het voorgestelde artikel 7.2.7, waarin de urennorm voor zowel de beroepsopleidende (bol) als beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is opgenomen, van kracht te laten zijn, te weten met ingang van het studiejaar 2013–2014. Deze nieuwe urennorm is uitsluitend van toepassing voor het cohort studenten die met hun opleiding starten in het studiejaar 2013–2014. De zittende studenten die al eerder met hun opleiding zijn begonnen, kunnen deze opleiding afmaken conform de huidige regels. Het tweede lid van het nieuwe artikel voorziet hierin.
De reden van snelle invoering van de beoogde urennorm is dat de regering eraan hecht dat korte maatwerktrajecten die niet aan de beoogde urennorm voor de bbl voldoen niet langer als bbl-opleiding worden aangemerkt. Op dit moment krijgen korte maatwerktrajecten nog bekostiging en is er voor deze trajecten vermindering afdracht loonbelasting (Wva) mogelijk. Dit is niet gewenst omdat de regering nog uitsluitend volwaardige bbl-opleidingen met voldoende begeleide onderwijsuren wil bekostigen en daarop de Wva van toepassing wil laten zijn. Met deze maatregel wil de regering niet wachten tot het studiejaar 2014–2015 waarvoor de invoering van de andere maatregelen wordt beoogd.
Technisch wordt dit opgelost door tijdelijk de urennorm voor de bbl in een apart overgangsartikel van de Wet educatie en beroepsonderwijs op te nemen. Indien dit wetsvoorstel tot wet verheven is en in het Staatsblad gepubliceerd is, zal dit artikel alvast bij KB per 1 augustus 2013 in werking kunnen treden. Het gaat dan gelden naast het huidige artikel 7.2.7. Zodra het nieuwe artikel 7.2.7 waarin de urennormen voor zowel de bol als de bbl staan, in werking treedt, zal dat overgangsartikel krachtens het voorgestelde artikel XII, tweede lid (zie onderdeel P van deze nota van wijziging) vervallen. Versnelde invoering van de nieuwe urennorm voor de bbl vergt dat tegelijkertijd de «derde leerweg» (zie de voorgestelde wijziging van artikel 1.4.1) wordt ingevoerd voor die niet-bekostigde instellingen die ervoor kiezen om opleidingen in die leerweg aan te bieden (bijvoorbeeld het afstandsonderwijs). Tegelijk met het aparte overgangsartikel waarin tijdelijk de urennorm voor de bbl wordt opgenomen zal artikel I, onderdeel C, in werking treden.
Een dergelijk overgangsartikel is voor de WEB BES niet nodig, aangezien de inwerkingtreding van de voorgestelde wijzigingen van de WEB BES op een later tijdstip wordt voorzien.
Financiële gevolgen
De kosten die gepaard gaan met de beoogde aanscherping van de urennorm voor deelnemers in de beroepsbegeleidende leerweg worden gedekt binnen de OCW begroting respectievelijk de EL&I begroting.
G, H en I
Het betreft hier herstel van enkele onvolkomenheden in artikelen ter wijziging van de WEB BES.
J
Dit betreft de aanpassing van de bbl-urennorm voor Caribisch Nederland die identiek is aan de aanpassing voor het Europese deel van Nederland (vgl. onderdeel B).
K
Voor deze wijziging wordt verwezen naar de hierboven gegeven toelichting op de identieke bepaling voor de WEB zoals voorgesteld onder C.
L
Hier wordt een foutieve verwijzing hersteld.
M en N
Deze artikelen in de WEB BES zijn aangepast aan de betreffende wijzigingen in de WEB.
O
Dit betreft opname van een samenloopartikel wegens aanpassingen van verwijzingen naar artikelen in WEB en WEB BES in de nieuwe Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257).
P
Dit onderdeel voorziet in hernummering van het inwerkingtredingsartikel. Tevens is een lid toegevoegd inhoudend dat het voorgestelde overgangsartikel 12.4a.2 van de WEB automatisch vervalt zodra het nieuwe artikel 7.2.7 van de WEB (opgenomen in artikel I, onderdeel P, van dit wetsvoorstel) in werking treedt.
Zie daarover tevens de toelichting bij onderdeel F van deze nota van wijziging.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart