Ontvangen 1 mei 2012
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1 vervalt de begripsomschrijving van «Europese verordening».
B
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «een Europese verordening of een wettelijk voorschrift» vervangen door: een wettelijk voorschrift.
2. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. een bestuursorgaan, dienst, toezichthouder en andere persoon, belast met de opsporing van strafbare feiten, onderscheidenlijk het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, indien bij regeling van Onze Minister is bepaald dat verstrekking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een aan dat bestuursorgaan, die dienst, die toezichthouder of die andere persoon opgedragen taak,.
3. In het vierde lid wordt «een in het derde lid, onder a, bedoeld bestuursorgaan» vervangen door: een bestuursorgaan, dienst, toezichthouder of andere persoon als bedoeld in het derde lid, onder a,.
C
Aan artikel 19 worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
F
In de artikelen 5b, 7, 22, eerste lid, 36, 39, 41c, 41e, 51, 77h en 95b, derde lid, wordt «hij» telkens vervangen door: zij.
G
In de artikelen 7, tweede lid, 16, twaalfde lid, tweede volzin, 32, tweede lid, 37a, 56, eerste lid, en 77h, wordt «zijn» telkens vervangen door: haar.
H
In de artikelen 5, 7 en 26 wordt «hem» telkens vervangen door: haar.
D
Aan artikel 20 worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
G
In de artikelen 1d, 1g, 9, eerste lid, 12f, 16, 44, derde lid, 60ac en 81c wordt «hij» telkens vervangen door: zij.
H
In de artikelen 1g, tweede lid, 12c, tweede lid, 12h, 13, zesde lid, eerste volzin, 24, eerste lid, en 60ac wordt «zijn» telkens vervangen door: haar.
I
In artikel 13, vierde lid, wordt «zijn goedkeuring» vervangen door «haar goedkeuring» en wordt «zijn oordeel» vervangen door: haar oordeel.
J
In de artikelen 1a, 1g en 18e wordt «hem» telkens vervangen door: haar.
E
Aan artikel 22 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
D
Artikel 45c wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «hij» telkens vervangen door: zij.
2. In het eerste lid wordt «zijn taak» vervangen door: haar taak.
3. In het tweede lid wordt «zijn» vervangen door: haar.
E
In artikel 27h wordt «hem» vervangen door: haar.
F
Aan artikel 23 worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
I
In de artikelen 37, 49c, 59 en 70c wordt «hij» telkens vervangen door: zij.
J
In de artikelen 5d, 37, 38, derde lid, 44, 83 en 84 wordt «zijn» telkens vervangen door: haar.
K
In artikel 25e wordt «hem» vervangen door: haar.
G
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel B wordt «de artikelen 9, 47, 48 en 49» vervangen door: de artikelen 9, 25, 31, 33, 37, 39, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 58, 60, 61, 62 en 63.
2. Onderdeel G vervalt.
H
Aan artikel 26 worden twee onderdelen toegevoegd luidende:
E
In artikel 63, tweede lid, wordt «zijn oordeel» vervangen door: haar oordeel.
F
Artikel 71 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «zijn oordeel» telkens vervangen door: haar oordeel.
2. In het vierde lid wordt «hij» vervangen door: zij.
I
Aan artikel 28 worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
D
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «De raad brengt» vervangen door: De Autoriteit Consument en Markt brengt.
2. In het derde lid wordt «kan de raad» vervangen door: kan de Autoriteit Consument en Markt.
E
In de artikelen 14 en 18 wordt «hij» telkens vervangen door «zij» en «hem» telkens door «haar».
F
In de artikelen 14 en 19 wordt «zijn» telkens vervangen door: haar.
J
Aan artikel 31 wordt een onderdeel toegevoegd:
C
In artikel 21 wordt «hij» vervangen door: zij.
K
Aan artikel 32 worden twee onderdelen toegevoegd:
F
In de artikelen 8.25ea, 8.25f en 8.25h wordt «hij» telkens vervangen door: zij.
G
In de artikelen 8.25ea en 8.25h wordt «zijn» telkens vervangen door: haar.
L
Artikel 35 komt te luiden:
Artikel 35
De wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 2006, 614) wordt gewijzigd als volgt:
A
In de artikelen VIa, VII, IXa, IXb en IXc wordt «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
B
In artikel IXc, eerste lid, wordt «hij» vervangen door: zij.
C
In artikel IXb, vierde lid, wordt «zijn» vervangen door: haar.
M
Artikel 37 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel C wordt «de artikelen 15, 19, 19a, 87, 93, 93a, 96a, 110 en 124d» vervangen door: de artikelen 15, 19, 19a, 56, 87, 93, 93a, 94, 95, 96, 96a, 110 en 124d.
2. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
F
In artikel 19a wordt «hij» vervangen door: zij.
G
In artikel 95 wordt «zijn» vervangen door: haar.
N
Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:
HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SAMENLOOPBEPALINGEN
O
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede en zevende lid wordt «inwerkingtreding van deze wet» telkens vervangen door: inwerkingtreding van artikel 2 van deze wet.
2. In het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt «het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet» telkens vervangen door: het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2 van deze wet.
P
Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd:
Artikel 44a
Op overtredingen van het bij of krachtens de Wet handhaving consumentenbescherming bepaalde, waarvoor op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 30 van deze wet, een bestuurlijke boete kon worden opgelegd, en die zijn begaan en beëindigd voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 30 van deze wet, blijft de Wet handhaving consumentenbescherming van toepassing zoals die luidde onmiddellijk voor het genoemde tijdstip.
Q
Na artikel 45 worden de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 45a
Indien artikel II, onderdeel K, van de wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (Stb. 2010, 810) later in werking treedt dan artikel 19 van deze wet, wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K, van die wet in artikel 24a van de Elektriciteitswet 1998 «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45b
Indien artikel I, onderdeel O, van de wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (Stb. 2010, 810) later in werking treedt dan artikel 20 van deze wet, wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel O, van die wet in artikel 39g van de Gaswet «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45c
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juli 2010 ingediende voorstel van wet houdende nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (Kamerstukken 32 440) tot wet is of wordt verheven en artikel 4.35 van die wet later in werking treedt dan artikel 13 van deze wet, wordt de Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1, onderdeel m, komt te luiden:
m. Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;.
B
In de artikelen 13, 14, 15 en 16 wordt «raad» telkens vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
C
In artikel 17 wordt «Nederlandse Mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45d
Indien artikel 2 van deze wet eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel A, van het bij koninklijke boodschap van 26 februari 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging» (Kamerstukken 32 666), komt artikel 1, onderdeel y, van de Spoorwegwet te luiden:
y. Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45e
Indien artikel I, onderdeel KK, van de wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218) later in werking treedt dan artikel 26 van deze wet, wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel I, onderdeel KK, in artikel 57 van de Spoorwegwet «raad van bestuur NMa» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45f
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 februari 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging» (Kamerstukken 32 666) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel P, van die wet later in werking treedt dan artikel 26 van deze wet, wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel I, onderdeel P, in artikel 57 van de Spoorwegwet «raad van bestuur NMa» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45g
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 november 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (Kamerstukken 32 549) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel Wa, van die wet later in werking treedt dan artikel 27 van deze wet, wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Wa, van die wet in artikel 6a.21a van de Telecommunicatiewet «Het college» telkens vervangen door «De Autoriteit Consument en Markt» en wordt «het college» telkens vervangen door: de Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45h
Indien artikel II, onderdeel D, van de wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218) later in werking treedt dan artikel 37 van deze wet, wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van die wet in artikel 19a van de Wet personenvervoer 2000 «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 45i
Indien het bij koninklijke boodschap van 27 april 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315) (Kamerstukken 32 376) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel HH, van die wet later in werking treedt dan artikel 37 van deze wet , wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel HH, van die wet in artikel 110 van de Wet personenvervoer 2000 «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit» en «Nederlandse Mededingingsautoriteit» telkens vervangen worden door: Autoriteit Consument en Markt.
I. Algemeen
Deze nota van wijziging bevat een aantal wijzigingen met een technisch karakter. Het gaat om diverse technische verbeteringen van het wetsvoorstel, om de toevoeging van een overgangsrechtelijke bepaling en om de toevoeging van samenloopbepalingen. Met het opnemen van samenloopbepalingen is, zoals aangegeven op bladzijde 21 van de memorie van toelichting , bewust gewacht om een zo adequaat mogelijk beeld te hebben van de voorgenomen maar nog niet in werking getreden wetgeving ten aanzien waarvan in dit wetsvoorstel in samenloopbepalingen dient te worden voorzien.
Deze toelichting wordt mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gegeven. De nota van wijziging en toelichting zijn, behalve met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ook afgestemd met de Minister van Infrastructuur en Milieu.
II. Artikelen
Onderdeel A en B
Omdat de bepalingen van een verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie doorwerken in ons rechtssysteem valt een bepaling van een Europese verordening onder het begrip «wettelijk voorschrift». De begripsomschrijving van Europese verordening kan daarom vervallen alsmede de verwijzing naar een dergelijke verordening in artikel 7, tweede lid, van het wetsvoorstel.
Onderdeel B
De beperking in de delegatiegrondslag van artikel 7, derde lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel tot «een bestuursorgaan» leidt tot onbedoelde en onnodige complicaties. Beoogd doel van de delegatiegrondslag is het mogelijk te maken bepaalde informatie rechtstreeks te kunnen verstrekken aan organisaties als het openbaar ministerie en de Belastingdienst. De beperking tot «een bestuursorgaan» leidt er echter toe dat, bijvoorbeeld in het geval van de Belastingdienst, de betreffende gegevens formeel moeten worden verstrekt aan de Minister van Financiën, om geen andere reden dan dat deze minister het bestuursorgaan is. Dat is minder fraai. Uit een oogpunt van duidelijkheid van de regelgeving en een juiste toepassing van de begrippen van de Algemene wet bestuursrecht is er daarom in navolging van de op 1 januari 2012 inwerkinggetreden wijziging van Wet controle op rechtspersonen (Stb. 2011, 500) voor gekozen de tot «een bestuursorgaan» beperkte delegatiegrondslag te verbreden tot: een bestuursorgaan, dienst, toezichthouder en andere persoon, belast met de opsporing van strafbare feiten, onderscheidenlijk het toezicht op de naleving van wetgeving. Niet alleen de Belastingdienst maar ook het openbaar ministerie, toezichthouders en opsporingsdiensten kunnen dan – indien dat nodig is voor de aan hun opgedragen taak – in de ministeriele regeling rechtstreeks worden aangewezen.
Onderdelen C tot en met M
Deze onderdelen bevat een aantal technische verbeteringen. In de wetten waarin «raad van bestuur» van de NMa is vervangen door ACM waren abusievelijk de mannelijke verwijzingen (raad van bestuur is mannelijk) blijven staan. Deze zijn nu vervangen door vrouwelijke verwijzingen. Voorts wijzigde artikel 35 van het voorstel van wet de Wet onafhankelijk netbeheer. Dat is echter niet de juiste titel van deze wet. In onderdeel K van deze nota van wijziging wordt dat verbeterd. Tenslotte klopte in de artikelen 24 en 37 van het wetsvoorstel het in verband met de naamswijziging NMa naar ACM te wijzigen rijtje artikelen van de Postwet 2009 respectievelijk de Wet personenvervoer 2000 niet helemaal. Ook dat is in deze nota van wijziging hersteld.
Onderdeel O
Artikel 42 van het wetsvoorstel bevat overgangsrechtelijke bepalingen die regelen wat er met lopende zaken gebeurt vanaf het moment dat de Instellingswet ACM in werking treedt. Bij nader inzien is dit te grofmazig nu de datum van inwerkingtreding per artikel of onderdeel verschillend kan worden vastgesteld (zie artikel 47 van het wetsvoorstel). Voorgesteld wordt daarom de overgangsrechtelijke voorzieningen te koppelen aan het tijstip van inwerkingtreding van artikel 2 van de Instellingswet ACM en dus te koppelen aan het moment dat de instelling van de ACM een feit is.
Onderdeel P
In artikel 30 van het wetsvoorstel wordt de Wet handhaving consumentenbescherming gewijzigd. Die wijziging omvat ook een inhoudelijke wijziging van het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Naar aanleiding daarvan voorziet deze nota van wijziging in een overgangsbepaling die waarborgt dat het nieuwe boetemaximum alleen geldt voor «nieuwe» overtredingen, dat wil zeggen voor overtredingen die zijn begaan of worden beëindigd ná inwerkingtreding van het nieuwe boetemaximum. Op overtredingen begaan en beëindigd vóór inwerkingtreding van artikel 30 van het wetsvoorstel blijft het huidige, lagere boetemaximum van toepassing.
Onderdeel N en Q
De in dit onderdeel voorgestelde artikelen regelen de samenloop van het wetsvoorstel met (voorgenomen) wetgeving waarvan het onzeker of onwaarschijnlijk is dat die in werking zal treden vóór 1 januari 2013, de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel. In verband met de toevoeging van deze bepalingen aan Hoofdstuk 4 van het wetsvoorstel is ook het opschrift van Hoofdstuk 4 gewijzigd.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen