Kamerstuk 33171-8

Amendement van het lid Gesthuizen c.s. dat regelt dat de door partijen overeen te komen uiterste dag van betaling in principe ten hoogste 30 dagen bedraagt, tenzij zij in de overeenkomst uitdrukkelijk een langere termijn van betaling opnemen en deze termijn niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser

Dossier: Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1)

Gepubliceerd: 3 juli 2012
Indiener(s): Sharon Gesthuizen (GL), Bruno Braakhuis (GL), Jeroen Recourt (PvdA)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33171-8.html
ID: 33171-8

48,0 %
52,0 %

VVD

D66

Brinkman

PvdD

PVV

CU

SGP

GL

SP

CDA

PvdA


Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID GESTHUIZEN C.S.

Ontvangen 3 juli 2012

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel B, wordt in het vijfde lid «60 dagen» telkens vervangen door: 30 dagen.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de door partijen overeen te komen uiterste dag van betaling in principe ten hoogste 30 dagen bedraagt, tenzij zij in de overeenkomst uitdrukkelijk een langere termijn van betaling opnemen en deze termijn niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser.

De problematiek rond te late betalingen in de markt tussen bedrijven is hardnekkig. In beginsel mogen partijen zelf afspraken maken over de uiterste dag van betaling. Indien partijen geen betalingstermijn afspreken, dan geldt ingevolge lid 2 van artikel 119a een betalingstermijn van 30 dagen Contractsvrijheid is belangrijk, maar in de praktijk komt het er vaak op neer dat kleine ondernemers economisch afhankelijk zijn van enkele grote partijen. Hierdoor kunnen zij feitelijke druk ervaren in te stemmen met ruimere termijnen dan economisch gezien wenselijk of verantwoord is.

Met het voorliggende wetvoorstel wordt een poging gedaan meer zekerheid te bieden aan ondernemers. Indieners van dit amendement menen echter dat met dit voorstel het risico bestaat dat de ontwikkeling de verkeerde kant op zal gaan. Door in de wet expliciet te vermelden dat een uiterste betaaldatum van ten hoogste 60 dagen gaat gelden – waarvan bovendien nog gemotiveerd kan worden afgeweken – zal voor veel bedrijven gelden dat zij, als leveranciers, te maken gaan krijgen met afnemers die deze termijn van 60 dagen als standaard zullen gaan gebruiken.

De verwachting is gerechtvaardigd dat de geboden ruimte die de nieuwe wet biedt ook zal worden benut. De voorgestelde termijn van ten hoogste 60 dagen in lid 5 is volgens de indieners dan ook te ruim. Indieners zijn van mening dat, met uitzondering van in het kader van de contractsvrijheid overeengekomen afspraken tussen leverancier en afnemer, een uiterste betaaldatum van ten hoogste 30 dagen moet gaan gelden. Indien partijen van deze termijn afwijken in de overeenkomst dan moet daar een gegronde reden voor zijn, zoals beschreven staat in sub a, b en c. Dit amendement strekt ertoe van de betalingstermijn van ten hoogste 30 dagen de hoofdregel te maken, waar bij uitzondering van kan worden afgeweken.

Gesthuizen Recourt Braakhuis