Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen ter zake van het dragen van gelaatsbedekkende kleding in het openbaar;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het is verboden voor een ieder om op een openbare plaats, in een voor publiek toegankelijk gebouw, in het openbaar vervoer, alsmede in gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen en van niet-residentiële delen van zorginstellingen kleding te dragen die het gezicht geheel bedekt of zodanig bedekt dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt tenzij:
a. deze kleding nodig is ter bescherming van het lichaam in verband met de gezondheid of de veiligheid, of
b. deze kleding nodig is in verband met eisen die aan de uitoefening van een beroep of de beoefening van een sport worden gesteld, of
c. deze kleding passend is in verband met het deelnemen aan een Sinterklaasviering, een carnavalsviering, een kerstviering, een paasviering, Halloween, een huwelijkssluiting, een begrafenis, een crematie, een toneeluitvoering, of een ander evenement waarvoor de burgemeester van de gemeente waar het evenement plaatsvindt heeft bepaald dat de deelnemers daaraan voor de duur van het evenement van het verbod zijn ontheven, of
d. het een gebouw betreft of een besloten of openbare plaats bestemd voor religieuze doeleinden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,