Ontvangen 18 april 2012
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De hoogte van de aanvullende uitkering bedraagt, in afwijking van artikel 19, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid:
1 x (A-B+AK) – C waarbij:
A staat voor de op de werknemer van toepassing zijnde norm, bedoeld in artikel 21, respectievelijk, indien de werknemer alleenstaande of alleenstaande ouder is, de norm die op hem van toepassing zou zijn indien hij gehuwd zou zijn met iemand van dezelfde leeftijd,
B staat voor inkomsten in de desbetreffende kalendermaand uit de dienstbetrekking waarop artikel 10c van toepassing is,
AK staat voor arbeidskorting, en
C staat voor overige inkomsten in de desbetreffende kalendermaand.
2. Het derde tot en met het zesde lid vervallen.
Dit amendement strekt ertoe dat mensen met een beperking die via het instrument loondispensatie bij een reguliere werkgever gaan werken in alle gevallen een inkomen hebben van tenminste 100 procent van het wettelijk minimumloon. De indiener is van mening dat iedereen die naar vermogen werkt minimaal het wettelijk minimumloon hoort te verdienen. Het ondermijnen van het wettelijk minimumloon is onwenselijk, onverstandig en discriminatoir. Dit amendement handhaaft het wettelijk minimumloon ook voor werknemers met een arbeidsbeperking die naar vermogen werken. Zo houden zij iets meer inkomen over en worden zij niet gediscrimineerd.
Karabulut Hamer