Gepubliceerd: 22 maart 2012
Indiener(s): Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk ziekte en arbeidsongeschiktheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33161-7.html
ID: 33161-7

Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht om een reactie te geven op de berichtgeving in het Financiële Dagblad van 13 maart 2012 waarin wordt gemeld dat 200 gemeenten in grote financiële problemen dreigen te komen door de introductie van de nieuwe Wet werken naar vermogen. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over het overleg dat heeft plaatsgevonden met de gemeente Weert over hun berekeningen van de middelen die zij met ingang van 2013 zouden ontvangen uit het gebundelde re-integratiebudget. Dit heb ik u toegezegd tijdens het 30 ledendebat op 1 maart jongsleden (Handelingen II 2011/12, nr. 58, item 3, blz. 3–20).

Gemeenten: effectiever en kostenefficiënter werken.

In het kader van de kabinetsformatie heeft de VNG in 2010 aan de formateur de notitie «Het perspectief van gemeenten» aangeboden. Daarin stelt de VNG dat:

  • 3.4 Bij werk (o.a. Wajong, SW, WWB) moet worden gekozen voor een integrale benadering voor de verschillende doelgroepen ongeacht hun uitkeringsrechten. Met decentralisatie en maatwerk kunnen dan veel kosten worden bespaard en wordt de effectiviteit van re-integratie verhoogd.

Met het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen geeft het kabinet invulling aan bovenstaand punt.

Het gebundelde re-integratiebudget in 2015.

Gemeenten krijgen met de Wet werken naar vermogen de beschikking over een gebundeld re-integratiebudget. In dit budget zijn de middelen voor re-integratie WWB en Wajong alsmede de middelen voor de uitvoering van de Wsw gebundeld. Met mijn brief van 27 mei 2011 heb ik u geïnformeerd over de middelen in het gebundelde re-integratiebudget dat gemeenten gaan ontvangen voor de doelgroep van de Wet werken naar vermogen. Daarin heb ik aangegeven dat gemeenten uit zouden moeten kunnen komen met een gemiddelde (fictieve) bijdrage per Wsw-plek van 22 050 euro. In 2015 bedraagt het gebundelde re-integratiebudget circa 2,6 miljard euro. Uitgaande van ongeveer 1,8 miljard euro voor 81 000 Wsw-werkplekken zouden gemeenten 800 miljoen euro kunnen besteden aan trajecten en begeleidingskosten voor de gemeentelijke doelgroepen.

Wat zijn de aannames van de VNG?

De VNG gaat uit van de macrobudgetten zoals opgenomen in de begroting Wsw en het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen. Daarnaast volgt de VNG in haar berekeningen de door het kabinet geschetste landelijke volumeontwikkeling van het Wsw zittend bestand en de nieuwe instroom in beschutte arbeid. Bij de presentatie van het beeld over het jaar 2015 op gemeentelijk niveau is de VNG ervan uitgegaan dat de volumeontwikkeling in de Wsw voor alle gemeenten gelijk is en het individuele aandeel in de middelen voor re-integratie gelijk blijft aan het huidige aandeel. Daarnaast neemt VNG aan dat een budget van 22 050 euro voor nieuwe instroom in beschut werk voldoende is en de gemiddelde kosten voor het Wsw zittend bestand niet afnemen.

Waar wijkt de berekening van de VNG af van die van kabinet?

Bij de verdeling van de middelen van het gebundeld re-integratiebudget zal voor 2013 e.v. rekening worden gehouden met de individuele omstandigheden in een gemeente. Dat betekent dat in de praktijk de gemeentelijke budgetten zullen afwijken van hetgeen de VNG nu heeft verondersteld.

Cruciaal voor het negatieve beeld dat VNG presenteert is de aanname dat de kosten voor het zittend Wsw-bestand in de periode tot en met 2015 op het niveau van 27 000 euro per plek blijven. De VNG gaat kennelijk uit van een scenario waarin geen sprake is van mogelijkheden tot verandering, hervorming of verbetering van de efficiency. Dit scenario leidt er toe dat de Wsw-uitgaven een groot beslag leggen op het gebundeld re-integratiebudget.

De uitvoering van de huidige Wsw kan kostenefficiënter.

Ik heb met mijn brief aan uw kamer van 27 mei 2011 en bij meerdere gelegenheden in debatten met uw Kamer, zoals recentelijk het 30-ledendebat van 1 maart jongsleden, uitvoerig uiteengezet welke mogelijkheden gemeenten hebben om de inkomsten te verhogen, de uitgaven te verlagen en/of efficiënter te gaan werken. De uiteindelijke keuze is afhankelijk van de lokale situatie, dit is een lokale verantwoordelijkheid.

Ook de door de VNG ingestelde commissie Westerlaken onderkent de noodzaak van hervorming van de sw-sector en is van mening dat de financiële middelen op termijn voldoende moeten zijn om het beleid uit te voeren. Voor de transitieperiode heeft het kabinet een herstructureringsfaciliteit van 400 mln euro beschikbaar gesteld. Gemeenten kunnen tot 1 mei 2012 hun plannen indienen om aanspraak te maken op die gelden.

Gezien het bovenstaande deel ik de mening van de VNG niet dat het gemiddelde kostenniveau per Wsw-plek onvermijdelijk stabiel blijft op 27 000 euro. Ik ga er vanuit dat gemeenten, zoals zij zelf hebben aangegeven in bovengenoemde notitie «Het perspectief van gemeenten», in staat zijn te komen tot een efficiënte uitvoering van de Wwnv.

Overleg met gemeente Weert

Tijdens het 30 ledendebat op 1 maart jongsleden over het niet verlengen van tijdelijke aanstellingen bij sw-bedrijven De Risse en Westrom, heb ik aangegeven contact met de gemeente Weert op te zullen nemen om nog eens goed te kijken naar de cijfers waarop Weert haar beleid baseert. Op 19 maart 2012 heeft constructief ambtelijk overleg plaatsgevonden met de gemeente Weert. In dit overleg is de onderliggende berekening van de gemeente Weert doorgesproken en vergeleken met de berekening van mijn departement. Gezamenlijk is geconstateerd dat de gemeente Weert heeft gerekend met een veel lager (fictief) macrobudget voor re-integratie (exclusief de middelen voor de Wsw), dan feitelijk de komende jaren beschikbaar is. Daarnaast heeft de gemeente Weert gerekend met een langzamere afbouw van het zittend bestand Wsw, dan op grond van de actuariële gegevens van Weert mag worden verwacht. Daardoor heeft Weert de (fictieve) middelen voor de uitvoering van de Wsw te hoog geraamd. Per saldo is het bedrag uit het participatiebudget waarop de gemeente Weert, volgens de huidige inzichten, de komende jaren kan rekenen groter dan zij zelf had ingeschat.

Ik heb geconstateerd dat het voor gemeenten lastig is om zich een beeld te vormen van de omvang van het gemeentelijk participatiebudget de komende jaren. Teneinde gemeenten beter inzicht te bieden in de beschikbare budgetten is inmiddels via het gemeenteloket een overzicht beschikbaar gesteld. Dit geeft per gemeente indicatief inzicht in het verloop van het beschikbare participatiebudget in de periode 2013–2015.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom