Ontvangen 16 april 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel 0A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0Aa
Aan artikel 5 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. studietoelage: de studietoelage bedoeld in hoofdstuk 4a.
II
In artikel I, onderdeel B, wordt na onderdeel 1 een onderdeel ingevoegd, luidende:
1a. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «bijstand» ingevoegd: of een studietoelage.
III
In artikel I wordt na onderdeel I een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ia
Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Recht op een studietoelage heeft, iedere in Nederland woonachtige Nederlander:
a. van wie is vastgesteld dat hij als gevolg van lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijke minimumloon;
b. geen recht heeft op algemene bijstand of behoort tot een gezin dat recht heeft op algemene bijstand en dat niet enkel uit gehuwden of uit gehuwden met hun ten laste komende kinderen bestaat;
c. die niet is uitgesloten van algemene bijstand op grond van artikel 13, eerste lid, tweede lid, onderdelen a, b, c, onder 2°, of d, derde of vierde lid;
d. die als studerende in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapte wordt aangemerkt of uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt en die:
1°. studiefinanciering ontvangt op grond van de Wet studiefinanciering 2000;
2°. een financiële voorziening ontvangt als bedoeld in artikel 7.51, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
3°. een tegemoetkoming ontvangt op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; of
4°. voor wie de verzekerde in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van die wet;
e. wiens in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de norm voor de studietoelage.
2. De hoogte van de studietoelage is het verschil tussen het inkomen en de norm voor de studietoelage.
3. In de studietoelage is een vakantietoeslag begrepen ter hoogte van 5 procent van de studietoelage.
4. De studietoelage wordt verhoogd met de loonbelasting waarvoor de gemeente die de studietoelage verleent, krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is.
5. De artikelen 11, tweede en derde lid, 15, 17, 18 en 38 en de hoofdstukken 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de studietoelage.
6. Paragraaf 2.1 is niet van toepassing op de belanghebbende die een studietoelage ontvangt.
De Wet Werken naar Vermogen voorziet helaas niet in een studieregeling, dit is een gemiste kans. Via een studie kunnen mensen hun kennis vergroten. Ook is een diploma een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft. Zeker dit laatste is belangrijk voor mensen met een arbeidshandicap. Werkgevers zijn vaak huiverig om hen in dienst te nemen. De drempel om een contract aan te bieden is lager als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond.
Mensen met een arbeidshandicap hebben een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later helaas een stuk lager is. Ook zal een full-time baan voor een deel te hoog gegrepen zijn, alleen een part-time baan is realistisch. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap naar school te zetten. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.
Dit amendement regelt dat er in de Wet Werken naar Vermogen een studieregeling komt analoog aan de n-Wajong. Dit betekent dat mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een studietoelage krijgen als ze studeren. Voorwaarden zijn dat ze geen algemene bijstand of een andere uitkering ontvangen of deel uitmaken van een gezin dat wel algemene bijstand ontvangt. De gekozen norm voor de studietoelage is gelijk aan 25% van het wettelijke minimumloon. Het inkomen van degene die de toelage ontvangt wordt in mindering gebracht op de toelage. De studiefinanciering wordt niet in mindering gebracht. Omdat deze personen studeren is niet geregeld dat de gemeente een re-integratietaak heeft ten aanzien van deze mensen.
De studieregeling kost 7 miljoen in 2013 en 26 miljoen in 2014. In 2015 wordt de structurele situatie van 43 miljoen extra kosten bereikt. Uit de toelichting van de Wet Werken naar Vermogen blijkt dat het wetsvoorstel structureel 350 miljoen euro meer opbrengt dan begroot. De dekking voor dit amendement wordt gevonden in deze ruimte.
Koşer Kaya