Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2014
Met deze brief informeer ik u over enkele recente ontwikkelingen met betrekking tot de implementatie van de Participatiewet die op 1 januari 2015 in werking treedt en de relatie met de banenafspraak voor mensen met een arbeidsbeperking.
Op 11 november heb ik een bestuurlijk overleg gevoerd met de sociale partners en de VNG over instrumenten voor de doelgroep van de banenafspraak. De Werkkamer, overlegorgaan van gemeenten en sociale partners, heeft de afgelopen periode gekeken naar de mogelijkheden van een basispakket van instrumenten voor de doelgroep van de banenafspraak. Voor de baanafspraak komen mensen uit de Wajong (doelgroep UWV) en de Participatiewet (doelgroep gemeenten) in aanmerking. Het instrumentarium dat door UWV en gemeenten (onder de Participatiewet) ingezet kan worden verschilt van elkaar. De Werkkamer heeft mij bij brief van 10 oktober verzocht om harmonisatie van drie instrumenten: een uniforme no-riskpolis bij UWV, een gelijke mobiliteitsbonus en de mogelijkheid van één jobcoach per bedrijf. De Werkkamer doet deze voorstellen vanuit de wens van een gelijk speelveld tussen gemeenten en UWV voor de doelgroep banenafspraak en eenduidigheid voor werkgevers. De implicaties van deze voorstellen zijn de afgelopen periode met sociale partners en VNG verkend.
In genoemd bestuurlijk overleg heb ik goede afspraken kunnen maken met de gesprekspartners over harmonisering van deze instrumenten. Deze afspraken staan verwoord in de bijlage bij deze brief. De afspraken houden, kort gezegd, in dat ik naar aanleiding van het verzoek van sociale partners en VNG bereid ben het kabinet voor te stellen wetgeving voor te bereiden. Deze wetgeving is gericht op een uniforme no-riskpolis via het UWV en een gelijke mobiliteitsbonus voor de doelgroep banenafspraak voor de periode 2016–2020, beide te realiseren per 1 januari 2016. Het is de vaste overtuiging van partners dat dit zal bijdragen aan een goede werkgeversdienstverlening die van belang is voor het realiseren van de banenafspraak.
Ik hecht eraan de Kamer hierover te informeren zodat de Kamer dit kan betrekken bij haar oordeelsvorming. Ik ben voornemens naar aanleiding van het verzoek van de Werkkamer zo snel mogelijk een voorstel tot wetswijziging voor te bereiden dat dan na de geldende procedures in het voorjaar van 2015 bij uw Kamer wordt ingediend.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma
1. Op 11 november heeft een bestuurlijk overleg van Staatssecretaris SZW en voorzitters van sociale partners en VNG plaatsgevonden over instrumenten voor de doelgroep van de banenafspraak.
2. De doelgroep van de banenafspraak bestaat uit mensen met een Wajonguitkering, mensen met een Wsw-indicatie en mensen uit de Participatiewet die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Gemeenten en UWV hebben voor deze mensen instrumenten die in de wet zijn vastgelegd. Deze instrumenten zijn niet steeds gelijk.
3. De Werkkamer, overlegorgaan van gemeenten en sociale partners, heeft de afgelopen periode gekeken naar de mogelijkheden van een basispakket van instrumenten voor de doelgroep van de banenafspraak. De Werkkamer heeft de Staatssecretaris met zijn brief van 10 oktober jl. verzocht om harmonisatie van drie instrumenten: een uniforme no-riskpolis bij UWV, een gelijke mobiliteitsbonus en de mogelijkheid van één jobcoach per bedrijf. De Werkkamer doet deze voorstellen vanuit de wens van een gelijk speelveld voor de doelgroep banenafspraak en eenduidigheid voor werkgevers.
4. In het bestuurlijk overleg zijn de volgende conclusies getrokken:
a) Breed onderschreven en herbevestigd is het doel en de urgentie van extra banen voor mensen uit de doelgroep van de banenafspraak.
b) Gedeeld is het belang van een adequaat instrumentarium, met de regierol van gemeenten bij de re-integratie van mensen uit de Participatiewet.
c) Onderstreept is het belang dat gemeenten en regionale werkbedrijven zo snel mogelijk van start gaan met de implementatie van de Participatiewet.
d) Partijen zoeken naar constructieve oplossingen, mochten zich bij de implementatie problemen voordoen. Uitgangspunt daarbij zijn de wettelijke en financiële kaders.
5. Over de instrumenten zijn de volgende conclusies getrokken:
a) Wat betreft de no-riskpolis is de Staatssecretaris van SZW bereid om conform de wens van VNG en sociale partners het kabinet voor te stellen om een wetsvoorstel voor te bereiden, waarmee de no-riskpolis voor de doelgroep van de banenafspraak onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring per 1 januari 2016 door UWV wordt uitgevoerd. VNG en sociale partners aanvaarden de budgettaire gevolgen van deze afspraak. Voor de periode 2016–2020 zal de volgende reeks terugvloeien van de Integratie-uitkering sociaal domein (onderdeel gemeentefonds) naar het Rijk:
Mln euro’s |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
---|---|---|---|---|---|---|
– |
8 |
12 |
17 |
21 |
23 |
In de wet zal een horizonbepaling worden opgenomen, waardoor de regeling na vijf jaar eindigt. Na drie jaar zal de werking van het instrument worden geëvalueerd. Op basis daarvan zal worden bezien of er aanleiding is voor wetgeving met het oog op de situatie na 2020. VNG en UWV werken actief mee aan een goede uitvoering van de afspraken. Gemeenten zullen voorts bij ziekte de loonkostensubsidie doorbetalen aan de werkgever en hierover adequate gegevens verstrekken aan UWV. Voor 2015 zullen gemeenten zelf een tijdelijke regeling treffen. Zij maken daartoe afspraken maken met UWV. De uitvoering van de taken door UWV moet plaatsvinden binnen de kaders voor publieke samenwerking op grond van de Wet SUWI. SZW zal dit bij de melding beoordelen.
b) Wat betreft de mobiliteitsbonus is de Staatssecretaris van SZW bereid om het kabinet voor te stellen in overleg met de Staatssecretaris van Financiën een wetswijziging voor te bereiden, waardoor de mobiliteitsbonus voor de doelgroep banenafspraak per 1 januari 2016 wordt geharmoniseerd voor een periode van vijf jaar. De hoogte van de mobiliteitsbonus bedraagt dan voor de doelgroep banenafspraak € 1.800,– per jaar. Na drie jaar zal de stand van zaken worden bezien. Na 5 jaar verdwijnt de mobiliteitsbonus voor deze groep. De dan resterende financiële middelen kunnen dan voor andere arbeidsmarktinstrumenten in de belasting- en premiesfeer worden ingezet.
c) Wat betreft de jobcoach is harmonisatie mogelijk wanneer gemeenten aansluiten bij het uitvoeringsbeleid van UWV, zoals neergelegd in het protocol jobcoach van UWV. VNG en UWV overleggen over de mogelijkheden van één jobcoach per bedrijf, uitgaande van de huidige wettelijke en financiële kaders.