Ontvangen 18 februari 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel 0A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0Aa
Artikel 5, onderdeel d, komt te luiden:
de bijstand, bedoeld in artikel 35, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, en de individuele studietoeslag, bedoeld in artikel 36b.
II
Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt onder vernummering van onderdeel c tot onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. het verlenen van een individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b;.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel c, in ieder geval betrekking op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag.
III
In artikel I worden na onderdeel I twee onderdelen ingevoegd, luidende:
I00a
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de individuele inkomenstoeslag,» ingevoegd: de individuele studietoeslag,.
2. In het vierde lid wordt «individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36» vervangen door: individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 en individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b.
I0a
Aan hoofdstuk 4, paragraaf 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Op een daartoe strekkend verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, kan het college, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele studietoeslag verlenen indien hij op de datum van de aanvraag:
a. 18 jaar of ouder is;
b. recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
c. geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft; en
d. een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
2. De artikelen 12, 43, 49 en 52 zijn niet van toepassing.
Dit amendement introduceert een studieregeling in de Participatiewet. Via een studie kunnen mensen hun kennis vergroten. Ook is een diploma een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft. Zeker dit laatste is belangrijk voor mensen met een arbeidshandicap. Werkgevers zijn vaak huiverig om hen in dienst te nemen. De drempel om een contract aan te bieden is lager als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond.
Mensen met een arbeidshandicap hebben een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.
Door dit amendement krijgen gemeenten de mogelijkheid om aan mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Voorwaarden zijn dat ze minimaal 18 jaar oud zijn, recht hebben op studiefinanciering of WTOS, en geen vermogen hebben. Voor deze regeling wordt in 2015 6 miljoen euro beschikbaar gesteld, oplopend tot 35 miljoen euro structureel. Deze kosten worden gedekt uit de resterende financiële ruimte van de Participatiewet en de Wet maatregelen WWB.
Van Weyenberg Schouten