Vastgesteld 31 januari 2014
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de vijfde nota van wijzing van 24 januari 2014 besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
||
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Voorziening beschut werk |
2 |
3. |
Overig |
4 |
De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de vijfde nota van wijziging van de Invoeringswet Participatiewet. Zij hebben enkele aanvullende vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de vijfde nota van wijziging. Zij vinden het een verbetering dat met dit voorstel het mogelijk wordt gemaakt dat ook personen die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en een uitkering van het UWV ontvangen tot de verantwoordelijkheid van gemeenten gaan behoren en door het college naar werk worden begeleid, als het UWV en het college dit overeenkomen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de vijfde nota van wijziging. Deze leden vinden dat de behandeling van het wetsvoorstel niet eenvoudiger wordt, als de regering afspraken maakt met sociale partners, deze afspraken in een nota van wijziging vastlegt, en één van de sociale partners vervolgens aan de Tweede Kamer kenbaar maakt dat de regering gemaakte afspraken niet nakomt.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van de vijfde nota van wijziging met betrekking tot de Invoeringswet Participatiewet. In vervolg op de recent gestelde vragen bij de vierde nota van wijziging, willen de genoemde leden naar aanleiding van de vijfde nota van wijziging graag nog de volgende aanvullende vragen stellen.
De leden van de SGP-fractie kunnen zich niet aan de indruk ontworstelen dat de nota van wijziging in hoge mate aan wazigheid onderhevig is. Volgens deze leden lijkt het wetsvoorstel ten aanzien van beschut werk een andere werkelijkheid weer te geven dan de toelichting. Graag ontvangen zij verduidelijking van de bedoeling.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de beoordelingscriteria voor beschut werk er uit gaan zien. Wanneer kunnen deze leden de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) beschut werk tegemoet zien? Kan de regering toezeggen dat deze AMvB via een voorhangprocedure aan de Kamer wordt voorgelegd?
Wat bedoelt de regering met «op welk moment» in de volgende tekst: «Gemeenten voeren ten behoeve van de participatievoorziening beschut werk een voorselectie uit. Daarin bepalen zij voor welke mensen zij op welk moment deze participatievoorziening willen inzetten.»
De leden van de PvdA-fractie vragen verder of een persoon zelf bij de gemeente om een adviesaanvraag beschut werk bij het UWV kan vragen.
Kunnen mensen bezwaar en beroep aantekenen voor de voorselectie voor de indicering van beschut werk van de gemeente?
Op welke manier kan een gemeente bezien of een advies van het UWV over beschut werk op «zorgvuldige wijze» tot stand is gekomen? Welke controle moet de gemeente hier exacte uitvoeren?
Waar kunnen mensen zich melden voor bezwaar en beroep als zij het niet eens zijn met het inhoudelijke advies van het UWV?
Is de gemeente (eind)verantwoordelijk voor het organiseren van beschut werk, of zijn sociale partners hier lokaal en regionaal ook bij betrokken?
De leden van de SP-fractie stellen dat doordat beschut werk een van de instrumenten is die door gemeenten kunnen worden ingezet, gemeenten op basis van eigen criteria een voorselectie mogen maken van mensen die in aanmerking komen voor beschut werk. Hierdoor worden mensen die tot de doelgroep behoren overgeleverd aan lokale willekeur. Waarom is niet gekozen voor landelijke criteria?
Door gemeenten de ruimte te geven om op basis van eigen criteria een voorselectie te maken ontstaat het risico dat het beschikbare budget leidend is. Hoe wordt voorkomen dat financiële belangen leidend worden voor de selectie? Hoe wordt gegarandeerd dat mensen voor wie beschut werk de oplossing is, ook daadwerkelijk beschut werk krijgen aangeboden?
Gemeenten stellen op basis van het advies van het UWV vast of mensen tot de doelgroep beschut werk behoren. De inhoudelijke beoordeling is aan het UWV, hier kan men niet tegen in beroep gaan. Waarom is het niet mogelijk om in beroep te gaan? Mensen kunnen wel in beroep gaan tegen de door de gemeente aangedragen voorziening. Waarom is voor deze constructie gekozen? Ontstaat hierdoor niet het risico dat hierbij het advies van het UWV alsnog onderwerp van discussie wordt?
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering ervoor kiest om gemeenten te laten bepalen welke voorziening wordt aangeboden en hoe deze er uit moet komen te zien. Hoe sluit dit aan bij de afspraak uit het sociaal akkoord dat er regionale werkbedrijven moeten komen? Hoe garandeert de regering dat deze regionale bedrijven er komen? De aangekondigde wettelijke verankering van de regionale werkbedrijven is wel aangekondigd, maar nog niet geregeld. Op welke wijze wordt deze verankering vormgegeven?
Verder vragen de leden van de SP-fractie wat de reactie van de regering is op het verzoek de doelgroep en prioritering voor beschut werk op te nemen in de Participatiewet. Welke mogelijkheden worden gecreëerd voor mensen die werken in de beschutte werkplaatsen om boven het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen? Op welke wijze kunnen mensen zich beroepen op dit recht? Hoe en waar is dit wettelijk geborgd?
De leden van de D66-fractie hebben een vraag over de middelen die gemeenten krijgen voor de sociale werkvoorziening. Deze middelen gaan deel uitmaken van het sociaal deelfonds. Deze leden vragen op welke wijze deze middelen worden geïndexeerd.
De leden van de D66-fractie vragen naar het effect van toekomstige wetswijzigingen, bijvoorbeeld voor mensen die een vast contract hebben en met loonkostensubsidie werken. Wat gebeurt er met deze mensen in het geval dat na een toekomstige wetswijziging het instrument loonkostensubsidie niet meer mogelijk is. Blijft dan voor bestaande arbeidscontracten het instrument loonkostensubsidie beschikbaar, moeten er dan binnen het arbeidscontract naar andere oplossingen worden gezocht, of is het voor werkgevers mogelijk om dan het arbeidscontract te beëindigen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering al meer inzicht kan geven in de inhoud van de landelijke criteria die per AMvB zullen worden vastgelegd voor de beoordeling door het UWV. Binnen welk termijn verwacht de regering met de uitwerking van de AMvB te komen, zo vragen deze leden.
Genoemde leden willen weten wanneer de regering duidelijkheid verwacht te kunnen geven over de financiering van de beoordeling. Kan de regering concreter aangeven welke opties hierbij worden overwogen, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie vragen welke overwegingen ertoe nopen de indicatiestelling niet langer op de huidige wijze door het UWV te laten verlopen, wanneer het niet de bedoeling is de gemeente een inhoudelijke rol bij het stellen van de indicatie te geven. Deze leden vragen wat de charme is van het inbouwen van een extra procedurele schakel, terwijl de uitkomsten van de inhoudelijke beoordeling niet zullen verschillen van de huidige situatie. Zij vragen welke en hoeveel procedure onzorgvuldigheden momenteel worden vastgesteld en waarom de huidige mogelijkheden van de gemeente om deze procedurele onzorgvuldigheden aan de orde te stellen niet voldoen.
De leden van de SGP-fractie merken op dat het verwarrend is dat de nota van wijziging spreekt over een adviserende rol van het UWV, terwijl beoogd is dat gemeenten niet vanwege inhoudelijke overwegingen kunnen afwijken maar enkel vanwege procedurele onzorgvuldigheden. Zij vragen waarom voor deze regeling gekozen is.
De leden van de SGP-fractie vragen of in hoeverre onderscheid bestaat tussen de ambtshalve vaststelling in artikel 10b, eerste lid, en de vaststelling in het tweede lid.
De leden van de SGP-fractie lezen in de toelichting dat gemeenten een eigenstandige voorselectie kunnen doen. Zij vragen allereerst in hoeverre die mogelijkheid daadwerkelijk bestaat, aangezien de nota van wijziging regelt dat gemeenten bij een voornemen tot vaststelling het UWV dienen te raadplegen, van wiens advies zij niet om inhoudelijke redenen kunnen afwijken. Deze leden vragen vervolgens – indien de mogelijkheid van een eigenstandige voorselectie daadwerkelijk bestaat – in hoeverre een dergelijke voorselectie wenselijk is. Zij vragen hoe in dat geval voorkomen wordt dat gemeenten belanghebbenden buiten de selectie houden, terwijl deze personen op basis van de beoordeling van het UWV voor beschut werk in aanmerking zouden kunnen komen. Deze leden constateren dat door de combinatie van een voorselectie van gemeenten en de beoordeling van het UWV twee groepen voor beschut werk in aanmerking kunnen komen waarvan de criteria uiteenlopen. Zij vragen een reactie op beide lezingen van de nota van wijziging.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de doelgroep voor de baangarantie wettelijk wordt verankerd in de Participatiewet of in de Quotumwet? En waarom? Klopt het dat de baangarantie van 125.000 extra banen onderdeel uitmaakt van de Participatiewet, en het dan ook logisch lijkt om de doelgroep voor de baangarantie in de Participatiewet vast te leggen?
De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een reactie van de regering op de brief van de FNV (dd. 19 januari 2014) over de vijfde nota van wijziging Invoeringswet Participatiewet.
De leden van de SP-fractie constateren dat de FNV de plannen huidige plannen in de Participatiewet inmiddels «onvoldoende» heeft genoemd en dat de FNV meer aanpassingen verwacht in een volgend voorstel. Is de regering het eens met de stelling van de FNV dat met de huidige plannen voor de Participatiewet niet wordt voldaan aan het sociaal akkoord? Wat is de reactie van de regering op de FNV die schrijft dat geen van door hen voorgestelde wijzigingen en aanvullingen terugkomen in de vijfde nota van wijziging? De Abvakabo heeft inmiddels een ultimatum gesteld en eist dat er landelijke kaders komen en dat er heldere afspraken zijn voor de oprichting van regionale werkbedrijven. Wat is de reactie van de regering op de door de Abvakabo gestelde eisen?
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de reactie van de FNV op onderhavige nota van wijziging en vragen de regering in te gaan op de kritiek van de FNV dat een aantal afspraken die gemaakt zouden zijn binnen de Werkkamer en met de Staatssecretaris nog niet verwerkt zouden zijn.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering de mening van de FNV deelt dat er afspraken gemaakt zijn, die niet worden nagekomen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de FNV in haar reactie op de vijfde nota van wijziging verwijst naar een «set van afspraken». Een groot deel van de afspraken die volgens de FNV gemaakt zouden zijn, is bij de leden van de D66-fractie niet bekend. De betreffende leden vragen of er aanvullend op het sociaal akkoord afspraken gemaakt zijn met de sociale partners. Indien dit het geval is, vragen de betreffende leden of de regering deze afspraken aan de Tweede Kamer wil sturen.
De leden van de D66-fractie merken op dat de FNV in haar brief diverse voorwaarden stelt aan de herbeoordeling van Wajongers. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de FNV deze voorwaarden beter had kunnen stellen voordat de FNV instemde met het sociaal akkoord, waarin deze voorwaarden niet zijn afgesproken. Kan de regering bevestigen dat de FNV heeft ingestemd met de afspraak «Het zittend bestand Wajong wordt herkeurd; mensen met arbeidsvermogen kunnen beroep doen op gemeente voor uitkering en/of ondersteuning bij re-integratie (bijstandsregime)», zoals die in de kabinetsbrief over de resultaten van het sociaal overleg is vastgelegd?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de FNV dat bij de no-riskpolis die gemeenten bieden, werknemers die ziek worden en in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) belanden, wel meetellen voor de gedifferentieerde premie op grond van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Dit in tegenstelling tot de no-riskpolis van het UWV. Naar de mening van de leden van de D66-fractie is dit een drempel voor werkgevers om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. Deze leden vragen de regering op welke manier deze drempel weggenomen zou kunnen worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de FNV in reactie op de vijfde nota van wijziging aangeeft dat de positie van de werkbedrijven onvoldoende verankerd is en dat er sprake is van strijdigheden in de formuleringen tussen de conceptwettekst en de brief van de regering van 2 december 2013. Kan de regering nader ingaan op deze opmerkingen, zo vragen deze leden.
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie, Smits