Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2012
Door de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is mij gevraagd de Kamer te informeren over de financiële gevolgen voor de gemeenten van het controversieel verklaren van het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen. Het gaat hierbij onder andere over de financiële gevolgen rondom de herstructureringsfaciliteit.
Met deze brief voldoe ik aan het verzoek van de commissie. Het controversieel verklaren van het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen heeft de volgende financiële gevolgen voor gemeenten. De voorziene korting op de Wsw-middelen in 2013 van 90 miljoen euro vindt geen doorgang. Door het controversieel verklaren is de grondslag voor de herstructureringsfaciliteit Wsw komen te vervallen. De middelen uit de faciliteit komen derhalve niet beschikbaar voor gemeenten.
Voor wat betreft de gevolgen voor de uitvoeringskosten van gemeenten geldt het volgende. In paragraaf 8.7 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven wat de gevolgen zijn van het wetsvoorstel voor de uitvoeringskosten van gemeenten in het gemeentefonds. De daar vermelde reeks vloeit voort uit de totaalafspraak die met de VNG is gemaakt in het kader van het onderhandelaarsakkoord. In deze totaalafspraak werden voor de wetsvoorstellen afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentie minimumloon (AHK), afschaffing van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK), WWB-maatregelen en het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen (WWNV) in één keer afspraken gemaakt over de uitvoerings- en transitiekosten. Nu de huishoudinkomenstoets wordt afgeschaft en de WWNV controversieel is verklaard, resteren in deze afspraak de wetten AHK en de WWIK. Dit is per saldo gunstig voor gemeenten en levert gemeenten op termijn een structureel meerjarig voordeel op van 19 miljoen euro voor uitvoeringskosten die zij niet meer hoeven te maken en welke niet uit het gemeentefonds zijn uitgenomen. Daarom is in het Begrotingsakkoord 2013 afgesproken dat de eventuele uitvoeringskosten die samenhangen met het intrekken van de huishoudinkomenstoets voor rekening van gemeenten komen. Gemeenten ondervinden nu eenmalig last van het afschaffen van de huishoudinkomenstoets maar hebben dus meerjarig voordeel van de overige afspraken.
Ten slotte merk ik op dat het aan een volgend kabinet is hoe verder om te gaan met het controversieel verklaarde wetsvoorstel en de meerjarige financiële doorwerking daarvan.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom