Ontvangen 24 april 2012
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel 0A, vervalt.
II
In artikel I, onderdeel A, vervallen de onderdelen 1, 2, onder b, en 4.
III
In artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2 vervalt «een persoon uit de doelgroep loondispensatie of».
2. In onderdeel 3 vervalt «die niet behoren tot de doelgroep loondispensatie of».
IV
Artikel I, onderdeel F, vervalt
V
Artikel I, onderdeel L, komt te luiden:
L
Aan hoofdstuk 7A wordt een artikel toegevoegd waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk, luidende:
1. Door het college op grond van de Wet werk en bijstand genomen besluiten gelden als door hem genomen besluiten op grond van deze wet.
2. Het college brengt de in het eerste lid bedoelde besluiten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen in overeenstemming met deze wet, voor zover die besluiten afwijken van deze wet.
3. Op een aanvraag op grond van de Wet werk en bijstand waarop niet is beslist voor de datum van inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen wordt beslist met toepassing van deze wet.
4. Op een bezwaar- of beroepschrift dat vóór of op de datum van inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen is ingediend tegen een door het college op grond van de Wet werk en bijstand genomen besluit en waarop op die datum nog niet onherroepelijk is beslist, wordt beslist met toepassing van de Wet werk en bijstand.
5. De regels, die bij verordening zijn vastgesteld op grond van artikel 8, eerste lid, onderdelen b, c en d, 8a en 47 van de Wet werk en bijstand gelden na de datum van inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen als regels op grond van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en c, 8a respectievelijk 47 van de Wet werken naar vermogen.
VI
In het in artikel IV, onderdeel D, voorgestelde artikel 3a, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, wordt «tot de doelgroep loondispensatie behoort of een andere structurele functionele beperking heeft» vervangen door: een structurele functionele beperking heeft.
2. In onderdeel c vervalt «of die behoort tot de doelgroep loondispensatie in de zin van de Wet werken naar vermogen».
VII
In artikel VI, onderdeel C, onder 2, vervalt «behoort tot de doelgroep loondispensatie, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel e, van die wet dan wel».
VIII
In artikel VIII, onderdeel H, onder 1, onderdeel b, vervalt: , 10b tot en met 10e.
Dit amendement schrapt het instrument loondispensatie uit de wet Werken naar Vermogen. Werken onder het minimumloon is onverstandig, onwenselijk en discriminerend. Het instrument breekt het perspectief op een betere onafhankelijke toekomst voor mensen met een beperking tot op de grond toe af. De indiener is van mening dat voor mensen die naar vermogen werken, het wettelijk minimumloon het uitgangspunt hoort te zijn als beloning van de door hen verrichte arbeid. Het minimumloon is niet voor niets als bodem voor de CAO-lonen geïntroduceerd. Die bodem moet niet weggeslagen worden door werken onder het minimumloon te legaliseren middels introductie van het instrument loondispensatie zonder garantie op aanvulling tot het wettelijk minimumloon. Ook mensen met een arbeidsbeperking die naar vermogen werken moeten economisch zelfstandig kunnen worden en een gelijkwaardige positie op de arbeidsmarkt krijgen als mensen zonder beperking. Werken onder het minimumloon middels loondispensatie vormt daarvoor een grote belemmering. Het loon is ontoereikend om van rond te kunnen komen, mensen kunnen geen of weinig pensioen opbouwen en moeten hun hand blijven ophouden bij de sociale dienst. Mensen met een arbeidsbeperking kunnen niet volwaardig participeren, ook al doen zij hun stinkende best. De Nederlandse overheid moet mensen met een beperking op deze wijze niet willen discrimineren. Werken onder het minimumloon resulteert in meer werkende armen en een groter beslag op andere overheidsuitgaven terwijl het officiële kabinetsbeleid dit juist wil terugdringen. Bovendien blijkt dat werkgevers en werknemers zeer kritisch zijn over het instrument loondispensatie. De experimenten met werken onder het minimumloon hebben vooral bedroevende resultaten opgeleverd zonder noemenswaardige duurzame arbeidscontracten. Tot slot zorgt loondispensatie voor verdringing en nog meer concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Het zet de CAO’s onder druk en ondermijnt verworven rechten, zoals het wettelijk minimumloon.
Karabulut Hamer