Ontvangen 20 april 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel K, worden aan artikel 3.9 drie leden toegevoegd, luidende:
5. Op de berekeningsgrondslag, bedoeld in het derde lid, wordt € 363,– in mindering gebracht voor ieder kind dat in het studiejaar dat aanvangt in het jaar voorafgaand aan het studiefinancieringstijdvak, onder de werking van de hoofdstukken 3 of 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of van artikel 2, derde tot en met vijfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget valt.
6. Het bedrag dat na de toepassing van het vijfde lid resteert, is de berekeningsgrondslag voor een ouder van de veronderstelde ouderlijke bijdrage op jaarbasis.
7. Indien een kind waarvoor de aftrek, bedoeld in het vijfde lid, heeft plaatsgevonden, onder de werking van deze wet gaat vallen, wordt met ingang van het tijdstip waarop dit kind onder de werking van deze wet gaat vallen, de veronderstelde ouderlijke bijdrage, bedoeld in het zesde lid, opnieuw berekend.
II
In artikel I, onderdeel M, onder 2, vervalt: , met uitzondering van het kind dat tevens valt onder artikel 3.9, vijfde lid,.
Met dit amendement blijft de huidige regeling over telkinderen in stand. Het schrappen van de meeweging van minderjarige kinderen rust volgens de indieners niet op een inhoudelijke argumentatie, maar is slechts een bezuiniging die gezinnen disproportioneel raakt. Derhalve wil de indiener het meetellen van minderjarige kinderen behouden.
Jadnanansing