Ontvangen 2 april 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel N, komt te luiden:
N
In artikel 3.14, tweede lid, eerste volzin, wordt «artikel 3.9, derde lid» vervangen door: artikel 3.9, tweede lid.
II
In artikel I, onderdeel Ah, komt te luiden:
Ah
In artikel 11.5, tweede lid, vervalt, onder toevoeging van «en» aan het einde van onderdeel c, en onder vervanging van «, en» aan het einde van onderdeel d door een punt, onderdeel e.
Met dit amendement blijft de verhouding tussen ouder en studerende of onvindbaarheid van de ouder een grond voor toekenning van de aanvullende beurs. De indiener is van mening dat studenten met weigerachtige of onvindbare ouders in aanmerking moeten blijven komen voor een aanvullende beurs, omdat afschaffing van deze regeling er toe kan leiden dat studenten uit kwetsbare gezinnen onevenredig hard getroffen worden. Daarmee komt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar.
Klaver