Kamerstuk 33127-20

Amendement van de leden Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink over vergroting van keuzevrijheid van personen die voor ondersteuning op grond van deze wet in aanmerking komen

Dossier: Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid


Nr. 20 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER STAAIJ EN WIEGMAN- VAN MEPPELEN SCHEPPINK

Ontvangen 2 april 2012

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt aan onderdeel 4, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. persoonsvolgend budget:

budget dat onder beheer staat van het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de ondersteuning van een cliënt die voor compensatie van beperkingen als bedoeld in artikel 4 gebruik maakt van een niet door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

II

In artikel I, onderdeel D, komt het eerste onderdeel te luiden:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een individuele voorziening in natura en het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsvolgend budget. De gemeente kan alleen van het verstrekken van een persoonsvolgend budget afzien indien de gekozen aanbieder niet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen kan voldoen.

III

In artikel I, onderdeel D, wordt na onderdeel 1 een onderdeel ingevoegd, luidende:

1a. Na het eerste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 1a. De gemeenteraad regelt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening in welke gevallen en onder welke voorwaarden een persoon die aanspraak heeft op een individuele voorziening, in plaats van de voorziening in natura of een persoonsvolgend budget kan kiezen voor:

    • a. een financiële tegemoetkoming of

    • b. een met de individuele voorziening in natura vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 1b. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat, voor zover een cliënt een aanspraak heeft op een individuele vervoersvoorziening, het aantal kilometers in geval van een vervoersvoorziening jaarlijks wordt beperkt, met dien verstande dat de beperking niet geldt indien:

    • a. de gemeente geen overeenkomst heeft gesloten met een aanbieder die zich richt op de te compenseren beperking;

    • b. de te ondersteunen persoon alleen voor de beperking gecompenseerd kan worden door een aanbieder die zich bevindt op een afstand waarmee de jaarlijkse kilometerrestrictie wordt overschreden.

    • c. Indien de beperking, bedoeld in het vorige lid, geldt en de cliënt, bedoeld in het vorige lid, besluit ondersteuning te ontvangen van een aanbieder die zich op een afstand bevindt waarmee de jaarlijkse kilometerrestrictie wordt overschreden, kan de gemeenteraad bij verordening bepalen dat de cliënt een vergoeding betaalt per extra gemaakte kilometer.

Toelichting

De indieners van dit amendement hechten aan de keuzevrijheid van personen die voor ondersteuning op grond van deze wet in aanmerking komen. In hun visie past het bij een participerende, zelfstandig aan de gemeenschap deelnemende burger en hun netwerk om eigen keuzes te maken rond de vraag van wie iemand ondersteuning wil ontvangen.

Ondergetekenden stellen daarom voor om gemeenten te verplichten om burgers de keuze te geven tussen een voorziening in natura en een persoonsvolgend budget. Met het persoonsvolgend budget kan een persoon die voor ondersteuning in aanmerking komt een aanbieder aanwijzen waarvan hij ondersteuning wenst te ontvangen. Hiermee wordt het mogelijk om ook zorg af te nemen bij aanbieders die niet (op voorhand) door de gemeente gecontracteerd zijn en wordt de keuzevrijheid van mensen gerespecteerd. Van deze regel kan alleen afgeweken worden indien een aanbieder niet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen kan voldoen. Het uit te keren bedrag aan de aanbieder is vergelijkbaar met een aanbod in natura en toereikend.

Gemeenten gebruiken bij de beoordeling of een aanbieder in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van een persoonsvolgend budget dezelfde kwaliteitseisen als zij eerder hebben geformuleerd in de gemeentelijke verordening. Het is – zeker met de kleine groepen cliënten met specifieke ondersteuningsvraag of een specifieke achtergrond – voor gemeenten niet altijd op voorhand te voorzien met welke aanbieders het raadzaam is contracten af te sluiten. Het persoonsvolgend budget is voor deze situaties een goede oplossing om kennis te maken met nieuwe of tot dan toe bij de gemeente onbekende aanbieders.

Voor aanbieders is het persoonsvolgend budget een tot innovatie uitnodigend instrument. Niet alleen omdat zij pas ondersteuning mogen leveren indien zij voldoen aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen, maar ook omdat zij zich ervoor zullen inspannen de verwachtingen bij de gemeente waar te maken. De ondersteuning geleverd met het persoonsvolgend budget wordt hiermee een mogelijk opstap naar een contract voor meer te ondersteunen personen uit de gemeente.

Ook door de gemeente gecontracteerde aanbieders worden met dit instrument gemotiveerd scherp te blijven letten op de door hen geleverde kwaliteit. Het inzicht in de kwaliteit die geleverd wordt door andere aanbieders is nuttig voor de gemeente als de vraag aan de orde is of een contract met een aanbieder verlengd moet worden.

Tenslotte biedt het persoonsvolgend budget een oplossing voor de administratieve lasten van bovenregionaal opererende aanbieders die kwalitatief goede zorg leveren aan veel cliënten die verspreid zijn door het land. Door de inrichting van hun organisatie kan het voorkomen dat zij met heel veel gemeenten moeten onderhandelen over slechts enkele cliënten per gemeente. Mits zij de door de gemeente gevraagde kwaliteit kunnen leveren, is het voor hen zonder grote administratieve lasten mogelijk ondersteuning te bieden.

Vervoer

In theorie zou het kunnen voorkomen dat een te ondersteunen persoon met een persoonsvolgend budget een aanbieder aanwijst die op grote afstand van de eigen gemeente gevestigd is. Omdat het vervoer van en naar de locatie van de begeleiding in dit wetsvoorstel behoort tot de compensatieplicht, zou dat voor gemeenten kunnen betekenen dat de vervoerskosten onbeheersbaar worden. Daarom wordt met dit amendement geregeld dat gemeenten in de gemeentelijke verordening een jaarlijkse kilometerrestrictie mogen aanbrengen voor het vervoer van en naar de locatie waar ondersteuning wordt ontvangen. Deze jaarlijkse kilometerrestrictie wordt dan van toepassing op alle vormen van ondersteuning die gegeven wordt op basis van de Wmo.

Deze beperking van het aantal te vergoeden kilometers geldt niet als de gemeente geen overeenkomst heeft gesloten met een aanbieder die zich richt op de te compenseren beperking of de te ondersteunen persoon alleen voor de beperking gecompenseerd kan worden door een aanbieder die zich bevindt op een afstand waarmee de jaarlijkse kilometerrestrictie wordt overschreden.

Indien de cliënt toch besluit om ondersteuning te ontvangen van een aanbieder die zich op een afstand bevindt waarmee het jaarlijkse aantal kilometers wordt overschreden, kan de gemeenteraad bij verordening bepalen welk bedrag de te ondersteunen persoon per extra kilometer verschuldigd is aan de gemeente.

Van der Staaij Wiegman-van Meppelen Scheppink