Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in navolging van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en het beroepsonderwijs ook voor het primair onderwijs en het voortgezet (speciaal) onderwijs een brede grondslag te creëren voor innovatieve experimenten ter bevordering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het onderwijs, zowel in Nederland als het Caribische deel van Nederland;
dat in verband hiermee de desbetreffende onderwijswetten dienen te worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
Na Hoofdstuk I, titel IV, afdeling 11A, wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het basisonderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, afdeling 2, artikelen 47 en 48, en titel IV, afdeling 1, 2, 4 tot en met 7, afdeling 8, paragrafen 2, 3, 6 en 7 en afdeling 9 paragrafen 1 en 2, van de wet.
2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene maatregel van bestuur in elk geval bepaald:
a. het doel van het experiment;
b. op welke wijze van welke artikelen van de in het eerste lid genoemde afdelingen wordt afgeweken,
c. de duur van het experiment, en
d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar. Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.
6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden afgeweken van artikel 1 van de Leerplichtwet 1969.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, een school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, of een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden afgeweken van titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en titel IV, afdelingen 4 tot en met 6 en afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7 van de Wet op de expertisecentra, en titel II, afdeling I, hoofdstuk I en titel III, afdeling II van de Wet op het voortgezet onderwijs. Bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
8. De voordracht van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overlegd.
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
Na Hoofdstuk I, afdeling 10, wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het basisonderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en afdeling 2, artikelen 53 en 54 en titel III, afdelingen 1,2, 4 tot en met 6, afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7, en afdeling 8, paragraaf 1, van de wet.
2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene maatregel van bestuur in elk geval bepaald:
a. het doel van het experiment;
b. op welke wijze van welke artikelen van de in het eerste lid genoemde afdelingen wordt afgeweken,
c. de duur van het experiment, en
d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar. Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.
6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden afgeweken van artikel 1 van de Leerplichtwet BES.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES. Bij samenwerking met een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES kan worden afgeweken van titel II, afdeling I, hoofdstuk I en titel III, afdeling III van de Wet voortgezet onderwijs BES. Bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, of de Wet voortgezet onderwijs BES vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
Na titel IV wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, afdeling 2, artikelen 50 en 51, en titel IV, afdelingen 1, 2, 4 tot en met 6, afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7, en afdeling 8, artikelen 146 tot en met 149 en 151, van de wet.
2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene maatregel van bestuur in elk geval bepaald:
a. het doel van het experiment;
b. op welke wijze van welke artikelen van de in het eerste lid genoemde afdelingen wordt afgeweken,
c. de duur van het experiment, en
d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar. Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.
6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden afgeweken van artikel 1 van de Leerplichtwet 1969.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school of instelling als bedoeld in artikel 1, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, of een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en titel IV, afdeling 4 tot en met 7 en afdeling 8, paragrafen 2, 3, 6 en 7, van de Wet op het primair onderwijs, en titel II, afdeling I, hoofdstuk I en titel III, afdeling II van de Wet op het voortgezet onderwijs. Bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op het primair onderwijs, of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
8. De voordracht van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overlegd.
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 10b6, eerste lid, onder e, wordt «assistenopleiding» vervangen door: assistentopleiding.
B
Na titel IVC wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het voortgezet onderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van titel II, afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling II, van de wet.
2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene maatregel van bestuur in elk geval bepaald:
a. het doel van het experiment;
b. op welke wijze van welke artikelen van het in het eerste lid genoemde hoofdstuk en de daar genoemde afdeling wordt afgeweken,
c. de duur van het experiment, en
d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar. Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.
6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden afgeweken van:
a. artikel 1 van de Leerplichtwet 1969,
b. artikel 1 van de Les- en cursusgeldwet,
c. artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering 2000,
d. artikel 1.1 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, een school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, afdeling 2, artikelen 47 en 48, en titel IV, afdeling 1, 2, 4 tot en met 7 en afdeling 8, paragrafen 2, 3, 6 en 7 en afdeling 9, paragrafen 1 en 2, van de Wet op het primair onderwijs, dan wel titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, afdeling 2, artikelen 50 en 51, en titel IV, afdelingen 1, 2, 4 tot en met 6 en afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7, en afdeling 8, artikelen 146 tot en met 149 en 151, van de Wet op de expertisecentra, hoofdstuk 2, titel 2, en hoofdstukken 6 en 7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en hoofdstuk 2, titel 2, hoofdstuk 5a, hoofdstuk 6 en 7, hoofdstuk 9, titel 2, hoofdstuk 10, titel 3 en hoofdstuk 11, titel 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
8. De voordracht van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overlegd.
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
Na titel V wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het voortgezet onderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van titel II, afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling III, van de wet.
2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene maatregel van bestuur in elk geval bepaald:
a. het doel van het experiment;
b. op welke wijze van welke artikelen van de in het eerste lid genoemde hoofdstuk en daargenoemde paragraaf wordt afgeweken,
c. de duur van het experiment, en
d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar. Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.
6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden afgeweken van:
a. artikel 1 van de Leerplichtwet BES,
b. artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering BES.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, of een school als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES, een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school, instelling of uitvoeringsinstantie respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en afdeling 2, artikelen 53 en 54 en titel III, afdeling 1, 2, 4 tot en met 6, afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7, en afdeling 8, paragraaf 1, van de Wet primair onderwijs BES, dan wel hoofdstuk 2, titel 2, en de hoofdstukken 6 en 7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES. Bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet primair onderwijs BES of de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
Titel 1 van hoofdstuk 12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs komt te luiden:
1. Het experiment leergang vm2, dat is onderverdeeld in zes leergangen van vier jaar die per opvolgend leerjaar zijn of worden gestart, wordt voor de toepassing van artikel 11a.1, vierde lid, geacht te zijn gestart op 1 augustus 2008.
2. Artikel 11a.1, vierde lid, wordt ten aanzien van de duur van het experiment leergang vm2 zodanig toegepast dat een leerling die deelneemt aan een leergang die binnen de termijn van zes jaar is gestart, de leergang van vier jaar kan doorlopen.
Artikel 1.7a, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek komt te luiden:
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband tussen een instelling voor hoger onderwijs en een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs. In het laatste geval kan voor een instelling als bedoeld in die wet afgeweken worden van artikel 8.1.1 van de wet, indien hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1, van deze wet van toepassing wordt verklaard.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie,