Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nadere wijzigingen aan te brengen in de Wet verbod pelsdierhouderij waarmee extra flankerend beleid voor de afbouw van de pelsdierhouderij wordt geïntroduceerd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Indien het bij geleidende brief van 4 oktober 2006 ingediende voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij) (Kamerstukken II 2006–07, 30 826, nrs. 1–3) en het bij geleidende brief van 20 april 2010 ingediende voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij (Kamerstukken II 2009–10, 32 369, nrs. 1–3) tot wet worden verheven, wordt het bij geleidende brief van 4 oktober 2006 ingediende voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij) (Kamerstukken II 2006–2007, 30 826, nrs. 1–3) als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel d, wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
B
Na artikel 6 wordt, onder vernummering van de artikelen 7 en 8 tot de artikelen 8 en 9, een artikel ingevoegd, luidende:
C
Na artikel 9 (nieuw) worden, onder vernummering van de artikelen 9 (oud) en 10 tot de artikelen 12 en 13, twee artikelen ingevoegd, luidende:
In artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt «herstructurering van een bedrijfstak» vervangen door: herstructurering of beëindiging van een bedrijfstak.
Onze Minister is bevoegd degene die op de dag van inwerkingtreding van deze wet nertsen als pelsdier houdt en ouder is dan 55 jaar, tegemoetkoming te verlenen bij onbillijkheden van overwegende aard die zich als gevolg van het verbod, bedoeld in artikel 2, ten aanzien van zijn pensioenvoorziening voordoen.
Deze wet treedt in werking op het tijdstip waarop het voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij) (Kamerstukken II 2006–07, 30 826, nrs. 1–3) en het voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij (Kamerstukken II 2009–10, 32 369, nrs. 1–3) na tot wet te zijn verheven in werking zijn getreden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
De Minister van Financiën,