Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen en, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een verplichting in te voeren voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt na artikel 5 een artikel ingevoegd, luidende:
1. De directeur stelt voor zijn personeelsleden en medewerkers een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. De directeur bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
In de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt na artikel 7a een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het hoofd van de inrichting stelt voor personeelsleden en medewerkers een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Het hoofd van de inrichting bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
In de Penitentiaire beginselenwet wordt in hoofdstuk II na artikel 5a een artikel ingevoegd, luidende:
1. De directeur stelt voor ambtenaren en medewerkers een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. De directeur bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
Artikel 16 van de Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid, onderdeel d, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. een meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken omgaan met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Na het vijfde lid worden vier leden toegevoegd, luidende:
6. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
7. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
8. Het college van burgemeester en wethouders bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode onder deze ambtenaren.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de artikelen 1.3.6, 1.3.7, 1.3.8,» ingevoegd: 1.3.9,.
2. In het tweede lid wordt na «de artikelen 1.3.6, 1.3.8,» ingevoegd: 1.3.9,.
B
In titel 3 wordt na artikel 1.3.8. een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag stelt voor het personeel van zijn instelling een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Het bevoegd gezag bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
C
Artikel 1.4.1, vijfde lid, komt als volgt te luiden:
5. De artikelen 1.3.8 en 1.3.9 zijn van overeenkomstige toepassing op instellingen als bedoeld in het eerste lid.
D
Aan artikel 1.4a.1 wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:
8. Artikel 1.3.9 is van overeenkomstige toepassing op instellingen als bedoeld in het eerste lid.
In de Wet op de expertisecentra wordt na artikel 4a een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Het bevoegd gezag bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 1.20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het instellingsbestuur stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Het instellingsbestuur bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
In de Wet op het primair onderwijs wordt na artikel 4a een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt bekostigd, stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt bekostigd, bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
In de Wet op het voortgezet onderwijs wordt in titel I na artikel 3 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt bekostigd, stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt bekostigd, bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1.51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau stelt voor het personeel of de gastouders een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
B
Na artikel 2.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De houder van een peuterspeelzaal stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. De houder van een peuterspeelzaal bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
De Kwaliteitswet zorginstellingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De zorgaanbieder stelt voor zijn medewerkers een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. De zorgaanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
B
In artikel 7, eerste lid, wordt «de artikelen 2, 3, 4, 4a, 4b, tweede lid, en 5» vervangen door: de artikelen 2, 3, 3a, 4, 4a, 4b, tweede lid, en 5.
C
In artikel 8, eerste en tweede lid, wordt «artikel 2, 3 of 4» telkens vervangen door: artikel 2, 3, 3a of 4.
De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:
lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring;
kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg;
Steunpunt Huiselijk Geweld als bedoeld in artikel 21a;
stichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e, van die wet;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
2. In onderdeel g, onder 7°, wordt «geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd» vervangen door: huiselijk geweld.
B
Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het college van burgemeester en wethouders ziet er op toe dat:
a. een derde die maatschappelijke ondersteuning verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 2°, 3°, 5°, 6° of 7°, een meldcode vaststelt, waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden;
b. indien een derde als bedoeld in het eerste lid beschikt over personeel, hij de kennis en het gebruik van die meldcode onder het personeel bevordert.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
C
Na artikel 21 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten draagt zorg voor de organisatie van een steunpunt huiselijk geweld, ten behoeve van die gemeente en de omliggende regio.
2. Een steunpunt huiselijk geweld oefent de volgende taken uit:
a. het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld;
b. het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk geweld, van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft;
c. het in kennis stellen van de politie van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft;
d. het in kennis stellen van het advies- en meldpunt kindermishandeling van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, als er kinderen in het gezin zijn;
e. het op de hoogte stellen van degene die een melding heeft gedaan, van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen.
3. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan degene die een vermoeden van huiselijk geweld heeft, desgevraagd advies over de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen en verleent daarbij zo nodig ondersteuning.
4. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten bevordert een goede samenwerking tussen het steunpunt huiselijk geweld en het advies- en meldpunt kindermishandeling, de hulpverlenende instanties en de politie.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de werkwijze van een steunpunt huiselijk geweld bij de uitoefening van de taken, bedoeld in het tweede en derde lid, en over de deskundigheid waarover een steunpunt huiselijk geweld moet beschikken om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren.
Het steunpunt huiselijk geweld verwerkt persoonsgegevens ten behoeve van de goede vervulling van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede en derde lid. Het steunpunt huiselijk geweld is de verantwoordelijke voor deze verwerking.
1. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die het betreft persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien dit noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid.
2. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die het betreft bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien uit een melding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld kan worden afgeleid en dit noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid.
3. Derden die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep tot geheimhouding zijn verplicht kunnen, zonder toestemming van degene die het betreft, aan een steunpunt huiselijk geweld desgevraagd of uit eigen beweging inlichtingen verstrekken waarover zij beroepshalve beschikken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken.
1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt een steunpunt huiselijk geweld op zijn verzoek terstond de algemene gegevens, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onder a, onderdelen 1 tot en met 6 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid.
2. In afwijking van artikel 103, eerste en tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens doet het college van burgemeester en wethouders geen mededeling aan de betrokkene of degene die namens deze daarom verzoekt, over de verstrekking van hem betreffende gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie aan het steunpunt, voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. Voor wat betreft de toepassing van artikel 110 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft het achterwege blijven van een mededeling als hier bedoeld dezelfde gevolgen als het achterwege blijven van een mededeling ingevolge artikel 103, derde lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
1. Indien aan een steunpunt huiselijk geweld bij de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, persoonsgegevens worden verstrekt door een ander dan de betrokkene, brengt hij, in afwijking van artikel 34, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, de betrokkene hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na het moment van vastlegging van de hem betreffende gegevens, op de hoogte.
2. De in het eerste lid genoemde termijn kan door het steunpunt huiselijk geweld telkens met ten hoogste twee weken worden verlengd, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, en dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.
3. In afwijking van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens kan een steunpunt huiselijk geweld de mededeling als bedoeld in dat artikel aan de betrokkene achterwege laten voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin het bekendmaken van de identiteit van de persoon die het huiselijk geweld of het vermoeden daarvan heeft gemeld of van de persoon van wie informatie in het kader van het onderzoek is verkregen, achterwege kan blijven.
1. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan een betrokkene desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden waarover deze met betrekking tot die betrokkene beschikt.
2. Inzage in of afschrift van de bescheiden wordt aan de betrokkene geweigerd, indien deze:
a. jonger dan twaalf jaren is, of
b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
3. Indien de betrokkene jonger is dan zestien jaren, of de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden desgevraagd aan de wettelijke vertegenwoordiger inlichtingen dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden verstrekt, tenzij het belang van de betrokkene zich daartegen verzet.
4. Inlichtingen over, inzage in of afschrift van bescheiden kan worden geweigerd, voor zover de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de betrokkene daardoor zou worden geschaad dan wel dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, of om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen dan wel een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.
5. Voor de verstrekking van een afschrift kan een vergoeding worden gevraagd overeenkomstig de krachtens artikel 39 van de Wet bescherming persoonsgegevens gestelde regels.
1. Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, verstrekt een steunpunt huiselijk geweld aan anderen dan de betrokkene geen inlichtingen over de betrokkene, dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden dan met toestemming van de betrokkene.
2. Indien de betrokkene minderjarig is, is in plaats van diens toestemming de toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist, indien hij:
a. jonger is dan twaalf jaren, of
b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
3. Onder anderen dan de betrokkene zijn niet begrepen degenen van wie beroepshalve de medewerking vereist is bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, door het steunpunt huiselijk geweld.
Onverminderd artikel 21i bewaart het steunpunt huiselijk geweld bescheiden die deze met betrekking tot een betrokkene onder zich heeft gedurende vijftien jaren, te rekenen van het tijdstip van ontvangst of waarop zij door het steunpunt huiselijk geweld zijn vervaardigd, of zoveel langer als redelijkerwijs in verband met een zorgvuldige uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, noodzakelijk is.
1. Het steunpunt huiselijk geweld vernietigt de door hem bewaarde bescheiden binnen drie maanden na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van degene op wie de bescheiden betrekking hebben.
2. Het eerste lid geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.
3. Het verzoek wordt niet ingewilligd indien het gedaan is door iemand die:
a. jonger is dan twaalf jaren, of
b. minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
4. In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan het verzoek door een wettelijke vertegenwoordiger worden gedaan.
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 40 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Degene die in een register als bedoeld in artikel 3 staat ingeschreven of die een beroep uitoefent waarvan de opleiding krachtens artikel 34, eerste lid, is geregeld of aangewezen en die zijn beroep uitoefent anders dan in het kader van een instelling als bedoeld in de Kwaliteitswet zorginstellingen, hanteert in voorkomende gevallen een meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe hij met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling omgaat en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
B
In artikel 86, eerste lid, wordt na «artikel 40, eerste, derde en vierde lid,» ingevoegd: en artikel 40a.
C
In artikel 87a wordt na «artikel 40, eerste tot en met derde lid, gestelde voorschriften,» ingevoegd: of artikel 40a.
De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:
huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
B
Aan artikel 11, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. het in kennis stellen van het steunpunt huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van de Wet maatschappelijke ondersteuning van een melding van kindermishandeling gepleegd door iemand uit de huiselijke kring of een vermoeden daarvan.
C
In artikel 13, zevende lid, tweede volzin, wordt na «de raad voor de kinderbescherming en» ingevoegd: met een steunpunt huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van de Wet maatschappelijke ondersteuning, alsook omtrent.
D
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De stichting stelt voor de medewerkers van de stichting een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. De stichting bevordert de kennis en het gebruik van die meldcode.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
E
Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De zorgaanbieder stelt voor zijn medewerkers een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. De zorgaanbieder bevordert de kennis en het gebruik van die meldcode.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
In de Wet publieke gezondheid wordt na artikel 15 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de gemeentelijke gezondheidsdienst voor zijn medewerkers een meldcode vaststelt waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.
4. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de gemeentelijke gezondheidsdienst de kennis en het gebruik van de meldcode bevordert.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, Kamerstukken 2009–10, 32 015, tot wet is of wordt verheven en artikel III van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel XII van deze wet, wordt artikel XII van deze wet als volgt gewijzigd:
Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 21c, derde lid, komt te luiden:
3. Derden, die beroepshalve beschikken over inlichtingen die noodzakelijk kunnen worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken, kunnen een steunpunt huiselijk geweld deze inlichtingen desgevraagd of uit eigen beweging verstrekken zonder toestemming van degene die het betreft en indien nodig met doorbreking van de plicht tot geheimhouding op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet, houdende de Wet cliëntenrechten zorg, Kamerstukken II, 2009–10, 32 402, tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden na onderdeel h drie onderdelen ingevoegd, luidende:
lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld jegens de cliënt, of bedreiging daarmee, door iemand uit de huiselijke kring van de cliënt;
de familie of (ex-)partner of mantelzorger van slachtoffers van huiselijk geweld dan wel kindermishandeling.
kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg;.
B
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De zorgaanbieder stelt een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe degenen die werkzaam zijn voor de zorgaanbieder of voor een rechtspersoon die in opdracht van de zorgaanbieder zorg verleent, wordt omgegaan met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling.
2. De meldcode is zodanig ingericht dat zij er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
3. De zorgaanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet, houdende de Wet cliëntenrechten zorg, Kamerstukken II, 2009–10, 32 402, tot wet is of wordt verheven:
a. vervalt artikel 40a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
b. vervalt artikel 15a van de Wet publieke gezondheid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Veiligheid en Justitie,