Ontvangen 23 januari 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 1:75, tweede lid, wordt «hij» vervangen door «zij» en wordt na «of de liquiditeit» ingevoegd: , onderscheidenlijk de technische voorzieningen, .
0B
In artikel 1:76, derde lid, wordt «hij» vervangen door «zij», vervalt de komma na «solvabiliteit» en wordt na «of de liquiditeit» ingevoegd: , onderscheidenlijk de technische voorzieningen, .
2. Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het voorgestelde artikel 3:159l komt te luiden:
Artikel 3:159l
1. De rechtbank vermeldt op een beschikking waarbij het overdrachtsplan wordt goedgekeurd het tijdstip waarop de beschikking is gegeven tot op de minuut nauwkeurig.
2. De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de in het overdrachtsplan genoemde deposito-overeenkomsten gaan door de goedkeuring van het overdrachtsplan over op het tijdstip waarop de beschikking is gegeven, tenzij anders is bepaald in het overdrachtsplan.
3. Indien de rechtbank het overdrachtsplan goedkeurt, stelt de griffier van de rechtbank de Nederlandsche Bank daarvan terstond in kennis. De Nederlandsche Bank doet van de goedkeuring onverwijld mededeling in de Staatscourant.
4. De overnemer geeft kennis van de overgang van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de deposito-overeenkomsten aan de depositohouders zo spoedig mogelijk nadat hij in het bezit is gekomen van de administratie die betrekking heeft op de deposito-overeenkomsten.
2°. Het voorgestelde artikel 3:159p komt te luiden:
Artikel 3:159p
1. De rechtbank vermeldt op een beschikking waarbij het overdrachtsplan wordt goedgekeurd het tijdstip waarop de beschikking is gegeven tot op de minuut nauwkeurig.
2. De in het overdrachtsplan genoemde activa of passiva gaan over door de goedkeuring van het overdrachtsplan op het tijdstip waarop de beschikking is gegeven, tenzij anders is bepaald in het overdrachtsplan.
3. Indien de rechtbank het overdrachtsplan goedkeurt, stelt de griffier van de rechtbank de Nederlandsche Bank daarvan terstond in kennis. De Nederlandsche Bank doet van de goedkeuring onverwijld mededeling in de Staatscourant.
4. Indien de overgang van activa of passiva betrekking heeft op vorderingen of overeenkomsten waaruit schulden voortvloeien, geeft de overnemer kennis van de overgang aan de betreffende schuldenaren onderscheidenlijk schuldeisers.
5. Degene die een vordering waarop de overgang betrekking heeft voldoet aan de probleeminstelling na het in het eerste lid genoemde tijdstip doch voor de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in het derde lid, heeft bevrijdend voldaan zolang zijn bekendheid met de goedkeuring van het overdrachtsplan niet wordt bewezen.
3°. Het voorgestelde artikel 3:159x wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «artikel 3:159f» ingevoegd: , eerste lid.
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. Ingeval de probleeminstelling zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond, indien de Nederlandsche Bank in redelijkheid niet tot die beslissing of dat oordeel heeft kunnen komen.
4°. In het voorgestelde artikel 3:159ac, derde lid, wordt «artikel 3:159z» telkens vervangen door: artikel 3:159ij.
5°. In artikel 3:159ah, tweede lid, wordt na «3:159c, eerste lid en tweede lid, onderdelen b en c,» vervangen door: 3:159c, eerste lid, tweede lid, onderdelen b en c, en vierde lid, .
3. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het voorgestelde artikel 3:162b komt te luiden:
Artikel 3:162b
1. De bank of verzekeraar kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen:
a. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid;
b. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159f, eerste lid;
c. beslissingen als bedoeld in de artikelen 1:75 en 1:76 die zijn genomen nadat de Nederlandsche Bank een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, heeft gedaan;
d. het oordeel van de Nederlandsche Bank dat zich een situatie als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval een bank of verzekeraar zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien de Nederlandsche Bank in redelijkheid niet tot die beslissingen of dat oordeel heeft kunnen komen.
2°. In het voorgestelde artikel 3:162c, tweede lid, wordt na «3:159c» ingevoegd: tweede lid, onderdeel a of b, .
4. In onderdeel M wordt het voorgestelde artikel 3:174b, tweede lid, als volgt gewijzigd:
1°. na «3:159u,» wordt ingevoegd: 3:159v,.
2°. na «3:159ad, eerste tot en met vijfde» wordt ingevoegd: , achtste.
3°. «en 3:159ae tot en met 3:159ag» wordt vervangen door: 3:159ae en 3:159ag.
5. Onderdeel Q, subonderdeel 2, komt te luiden:
2. In het eerste lid wordt de zinsnede «3:160, eerste of tweede lid, 3:161» vervangen door «162c, eerste lid» en wordt de zinsnede «zo zij niet zijn gehoord» vervangen door: zo zij niet in staat zijn gesteld te worden gehoord.
6. In onderdeel Z wordt in het voorgestelde artikel 3:267f, vierde lid, onderdeel a, «instelling» vervangen door: deelnemer.
B
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:
1°. In de aanhef wordt «In artikel 212g, eerste lid,» vervangen door: Artikel 212g, eerste lid.
2°. Subonderdeel 1 komt te luiden:
1. In onderdeel h wordt «, bedoeld in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 83/66/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141)» vervangen door: als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
3°. In de aanhef van subonderdeel 2 wordt «vijf onderdelen» vervangen door: vier onderdelen.
2. Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het voorgestelde artikel 212hf komt te luiden:
Artikel 212hf
1. De bank kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen:
a. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid van de Wet op het financieel toezicht;
b. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159f, eerste lid, van die wet;
c. beslissingen als bedoeld in de artikelen 1:75 en 1:76 van die wet die zijn genomen nadat De Nederlandsche Bank N.V. een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, van die wet heeft gedaan;
d. het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat zich een situatie als bedoeld in artikel 212ha, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval een bank zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot die beslissing of dat oordeel heeft kunnen komen.
2°. Het voorgestelde artikel 212hi komt te luiden:
Artikel 212hi
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 212hb of 212hg, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad.
2. In afwijking van artikel 8, eerste lid, staat geen hoger beroep open tegen het uitspreken van het faillissement indien de rechtbank eveneens een verzoek om goedkeuring van een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 212hc heeft toegewezen.
3. Artikel 10 is niet van toepassing.
3°. In het voorgestelde artikel 212hn, tweede lid, vervalt de komma na «kan zij».
3. In onderdeel F vervallen in het voorgestelde artikel 212l, eerste lid, de komma’s in de zinsnede «geschorst, totdat op het verzoek tot het uitspreken van de overdrachtsregeling, onderscheidenlijk de noodregeling, is beschikt».
4. Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het voorgestelde artikel 213ab vervallen de aanduiding «1.» voor het eerste lid en het tweede lid.
2°. Het voorgestelde artikel 213af komt te luiden:
Artikel 213af
1. De verzekeraar kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen:
a. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159f, eerste lid, van die wet;
c. beslissingen als bedoeld in de artikelen 1:75 en 1:76 van die wet die zijn genomen nadat De Nederlandsche Bank N.V. een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, van die wet heeft gedaan;
d. het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat zich een situatie als bedoeld in artikel 213aa, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval een verzekeraar zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot die beslissing of dat oordeel heeft kunnen komen.
3°. Onder plaatsing van «1. » voor de tekst van het voorgestelde artikel 213ah wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van artikel 8, eerste lid, staat geen hoger beroep open tegen het uitspreken van het faillissement indien de rechtbank eveneens een verzoek om goedkeuring van een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 212ac heeft toegewezen.
5. In onderdeel J vervallen in het voorgestelde artikel 213e, eerste lid, de komma’s in de zinsnede «geschorst, totdat op het verzoek tot het uitspreken van de overdrachtsregeling, onderscheidenlijk de noodregeling, is beschikt».
C
Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:
Aan artikel 666, eerste lid, van Boek 7, wordt onder vervanging van de punt aan het slot toegevoegd: alsmede, indien de werkgever een bank in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een verzekeraar in de zin van dat artikel is, ten aanzien van de werkgever de noodregeling, bedoeld in artikel 3.5.5 van die wet is uitgesproken, de rechtbank een machtiging als bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, aanhef en onderdeel b heeft verleend, of indien de rechtbank een machtiging als bedoeld in artikel 3:163m eerste lid, aanhef en onderdeel c, van die wet heeft verleend en de bewindvoerders overgaan tot liquidatie.
D
Artikel VI komt te luiden:
ARTIKEL VI
1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel IJ, en II, onderdelen A en B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 20 januari 2012.
2. De artikelen I, onderdeel IJ, en II, onderdelen A en B, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor die artikelen verschillend kan worden vastgesteld.
A
Onder 1 (Artikel I, onderdelen 0A en 0B)
Met deze wijzigingen wordt het eerste element van het criterium waaraan voldaan moet zijn indien DNB een aanwijzing geeft of een zogeheten stille curator benoemt, in lijn gebracht met het eerste element van het criterium waaraan voldaan moet zijn voor het aanvragen van de overdrachtsregeling, de noodregeling of het faillissement. Het tweede element, met betrekking tot het toekomstperspectief, geldt wel voor het aanvragen van de overdrachtsregeling, de noodregeling of het faillissement, maar niet voor het geven van een aanwijzing of de benoeming van een stille curator. Een aanwijzing kan worden gegeven en een stille curator kan worden benoemd ook indien DNB tekenen ontwaart van een ontwikkeling die de technische voorzieningen in gevaar kunnen brengen. De overige factoren (eigen vermogen, solvabiliteit en liquiditeit) worden niet gewijzigd.
Onder 2 (Artikel I, onderdeel C)
1° en 2°. De belangrijkste wijziging in de voorgestelde artikelen 3:159l en 3:159p is dat de overgang ook jegens anderen dan de probleeminstelling en de overnemer werkt vanaf het tijdstip waarop de rechtbank het overdrachtsplan goedkeurt. In de oorspronkelijke voorgestelde artikelen 3:159l en 3:159p was bepaald dat de overgang jegens derden werking had met ingang van de dag waarop DNB in de Staatscourant mededeling had gedaan van de goedkeuring. Voortschrijdend inzicht heeft geleerd dat het de voorkeur verdient de werking jegens derden eerder te laten ingaan, en wel op hetzelfde tijdstip als het tijdstip waarop de overgang tussen de probleeminstelling en de overnemer werkt. Een en ander wordt bereikt door niet langer onderscheid te maken tussen enerzijds de werking jegens de probleeminstelling en de overnemer en anderzijds de werking jegens derden. Hiermee is aangesloten bij het voorgestelde artikel 6:2, derde lid, Wft. De mededeling in de Staatscourant blijft verplicht, maar is niet langer nodig om de overgang werking jegens derden te doen hebben.
Met betrekking tot de overdracht van activa en passiva is een aanvullende regel opgenomen voor het geval de overgang betrekking heeft op een vordering, en de schuldenaar deze vordering voldoet aan de probleeminstelling in plaats van aan de overnemer voordat de mededeling in de Staatscourant is gedaan. Bepaald is dat in dat geval de schuldenaar bevrijdend heeft betaald zolang zijn bekendheid met de goedkeuring van het overdrachtsplan niet wordt bewezen. Hiermee is aangesloten bij artikel 52 Faillissementswet. Na de bekendmaking in de Staatscourant moet de schuldenaar geacht worden op de hoogte te zijn of te kunnen zijn van de overdracht. Het is mogelijk dat de schuldenaar bekend is met de goedkeuring voordat de mededeling in de Staatscourant is gedaan. Indien wordt bewezen dat hij bekend was met de goedkeuring op het tijdstip dat hij aan de probleeminstelling in plaats van aan de overnemer betaalde, heeft hij niet bevrijdend betaald.
3° tot met 5°. De aanpassing van de voorgestelde wijzigingen in de artikelen 3:159x, 3:159ac en 3:159ah zijn niet inhoudelijk en betreffen slechts verbeteringen of preciseringen van verwijzingen naar andere artikelen. Daarnaast is het tweede lid van 3:159x net zo geformuleerd als bijvoorbeeld artikel 3:162b. Deze beknoptere formulering is geen inhoudelijke wijziging.
Onder 3 (Artikel I, onderdeel H)
1°. De aanpassing van de voorgestelde wijziging van artikel 3:162b is niet inhoudelijk en beoogt slechts dit artikel op dezelfde wijze te formuleren en te structureren als artikel 3:159x, eerste lid.
2°. De aanpassing van de voorgestelde wijziging in artikel 3:162c is niet inhoudelijk en betreffen slechts een verbetering van een verwijzing naar andere artikelen.
Onder 4 (Artikel I, onderdeel M)
De aanpassing van de voorgestelde wijzigingen in artikelen 3:174b is niet inhoudelijk en betreft slechts verbeteringen of preciseringen van verwijzingen naar andere artikelen.
Onder 5 (Artikel I, onderdeel Q)
Deze aanpassing brengt de voorgestelde wijziging van artikel 3:191, tweede lid, in lijn met andere voorgestelde wijzigingen, bijvoorbeeld de voorgestelde artikelen 3:159w, eerste lid en 3:159aa, vierde lid.
Onder 6 (Artikel I, onderdeel Z)
Bij wet van 21 april 2011 (Stb. 210) is in artikel 212b van de Faillissementswet (Fw) «instelling» vervangen door «deelnemer». Bij de redactie van artikel 3:267f, vierde lid, onderdeel a, was hiermee ten onrechte geen rekening gehouden. Deze omissie wordt thans geredresseerd.
B
Onder 1 (Artikel II, onderdeel C)
Met de aanpassingen van het voorgestelde onderdeel C worden enkele taalkundige ongerechtigheden gecorrigeerd, en wordt het juiste voor te stellen onderdelen in artikel 212g, tweede lid, genoemd. De aanpassingen van de wijzigingen zijn niet inhoudelijk.
Onder 2 (Artikel II, onderdeel D)
1°. De aanpassing van de voorgestelde wijziging van artikel 212hf is niet inhoudelijk en beoogt slechts dit artikel op dezelfde wijze te formuleren en te structureren als artikel 3:159x, eerste lid.
2°. In de voorgestelde wijziging van artikel 212hi wordt een onjuiste verwijzing gecorrigeerd. Deze aanpassing heeft geen inhoudelijke gevolgen. Voorts wordt een tweede lid toegevoegd teneinde dit artikel in overeenstemming te brengen met artikel 3:191, derde lid, van de Wft.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het verzetrecht voor schuldeisers en belanghebbenden bij de faillietverklaring van banken en verzekeraars uit te sluiten. Artikel 10 Fw wordt buiten toepassing verklaard in geval van een verzoek om het faillissement van een bank of verzekeraar uit te spreken. In dit artikel is bepaald dat een schuldeiser en elke belanghebbende in verzet kan komen tegen de faillietverklaring. Gelet op de vereiste slagvaardigheid van DNB, en op de ernst van de situatie waarmee het faillissement van een bank of verzekeraar gepaard zal gaan, ligt het voor de hand artikel 10 Fw. uit te sluiten. Schuldeisers en belanghebbenden kunnen derhalve niet in verzet komen tegen de faillietverklaring van een bank of verzekeraar, noch tegen het uitspreken van de overdrachtsregeling of noodregeling. Voor de overdrachtsregeling en de noodregeling is het niet nodig dat uitdrukkelijk te bepalen, maar het systeem van de bestaande wet brengt met zich mee dat het wel nodig is dit voor de faillietverklaring uitdrukkelijk te bepalen.
3°. In de voorgestelde wijziging van artikel 212hn vervalt een ten onrechte opgenomen komma. Deze aanpassing heeft geen inhoudelijke gevolgen.
Onder 3 (Artikel II, onderdeel F)
In de voorgestelde wijziging van artikel 212l vervallen enkele ten onrechte opgenomen komma’s. Deze aanpassing heeft geen inhoudelijke gevolgen.
Onder 4 (Artikel II, onderdeel I)
1°. Door de aanpassing van de wijziging van artikel 213ab wordt dat artikel in overeenstemming gebracht met artikel 212hb.
2°. De aanpassing van de wijziging van artikel 213af is niet inhoudelijk en beoogt slechts dit artikel op dezelfde wijze te formuleren en te structureren als artikel 3:159x, eerste lid.
3°. Aan artikel 213ah wordt een tweede lid toegevoegd teneinde dit artikel in overeenstemming te brengen met artikel 3:191, derde lid, van de Wft.
Onder 5 (Artikel II, onderdeel J)
In de voorgestelde wijziging van artikel 213e vervallen enkele ten onrechte opgenomen komma’s. Deze aanpassingen hebben geen inhoudelijke gevolgen.
C
(Artikel III, onderdeel B)
De belangrijkste aanpassing van de wijziging van artikel 666 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is dat de zinsnede «geen machtiging als bedoeld in artikel 3:163, van die wet of» is vervallen. Deze zinsnede was als gevolg van een tekstverwerkingsfout in het wetsvoorstel opgenomen. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt nader ingegaan op de artikelen 662 tot en met 666 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
D
(Artikel VI)
In de nota naar aanleiding van het verslag is in antwoord op een vraag van de CDA-fractie toegezegd dat aan de wet terugwerkende kracht zal worden verleend. In verband hiermee is de inwerkingtredingbepaling van artikel VI aangepast. Gekozen is om de wet te laten terugwerken tot en met 20 januari 2012, hetgeen bij benadering de datum is waarop de onderhavige nota van wijziging bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. Met het oog op de terugwerkende kracht is ook het tijdstip waarop de wet in werking treedt, aangepast. Om de periode waarover de wet terugwerkt zo kort mogelijk te laten zijn, zal de wet onmiddellijk na publicatie in werking treden.
In artikel VI is een uitzondering opgenomen voor de artikelen I, onderdeel IJ, en II, onderdelen A en B. De in die artikelen opgenomen wijzigingen houden geen rechtstreeks verband houden met de in het wetsvoorstel opgenomen bijzondere bevoegdheden en behoeven daarom niet terug te werken. Voor artikel I, onderdeel IJ, geldt bovendien dat die wijziging pas in werking kan treden, zodra de uitvoeringsregelgeving in verband met de nieuwe ex ante-financiering van het depositogarantiestelsel gereed is. Voor de artikelen I, onderdeel IJ, en II, onderdelen A en B, wordt daarom de aanvankelijke inwerkingtreding op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip gehandhaafd, en wordt aan de desbetreffende wijzigingen geen terugwerkende kracht verleend.
De minister van Financiën, J. C. de Jager