Ontvangen 15 december 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel IV worden aan het voorgestelde artikel 1:112 van de Wet op het financieel toezicht twee leden toegevoegd, luidende:
5. Indien de steun is verleend aan een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een tot zodanige groep behorende rechtspersoon of vennootschap, wordt de aan het hoofd van die groep staande groepsmaatschappij voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid aangemerkt als de in die leden bedoelde financiële onderneming.
6. Indien de aan het hoofd van een groep als bedoeld in het vijfde lid staande groepsmaatschappij haar zetel buiten Nederland heeft, wordt in afwijking van het vijfde lid de binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in Nederland aangemerkt als de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde financiële onderneming.
B
Aan artikel V wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In een geval als bedoeld in artikel 1:112, vijfde of zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt voor de toepassing van het tweede en derde lid voor «financiële onderneming» gelezen: de aan het hoofd van de groep staande groepsmaatschappij, onderscheidenlijk de binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in Nederland.
Deze nota van wijziging strekt tot aanvulling van het voorgestelde nieuwe artikel 1:112 van de Wet op het financieel toezicht en ziet op de situatie dat de steun niet aan een op zichzelf staande financiële onderneming, maar aan een groep wordt verleend. Daarbij kan zich de situatie voordoen dat de groep zelf niet als financiële onderneming kwalificeert, waardoor artikel 1:112 – waarin immers wordt gesproken van «financiële onderneming» – naar de letter genomen niet van toepassing zou zijn. Het moge duidelijk zijn dat dit een onwenselijke situatie is. Om die reden wordt aan artikel 1:12 een vijfde lid toegevoegd, op grond waarvan de maatregel ook bij steunverlening aan een groep van toepassing is. Voor de volledigheid is in het vijfde lid geregeld, dat het daarbij niet uitmaakt of de steun aan de groep als geheel of aan een of meerdere specifieke onderdelen van de groep werd verleend. Ook wanneer de steun aan een specifiek onderdeel van de groep is verleend, profiteert van die steun de groep als geheel. Kenmerkend voor een groep is immers dat de groep een economische eenheid vormt van organisatorisch met elkaar verbonden rechtspersonen of vennootschappen (zie artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). Om die reden richt de maatregel zich tot de rechtspersoon of vennootschap («groepsmaatschappij») die aan het hoofd van de groep staat. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid voor de steunaanvraag neergelegd waar hij hoort, namelijk bij de top van de onderneming.
Het zesde lid bevat een voorziening voor het geval de aan het hoofd van de groep staande groepsmaatschappij haar zetel in het buitenland zou hebben. Omdat artikel 1:112 dan geen rechtskracht heeft, richt de maatregel zich in dat geval tot de groepsmaatschappij die aan het hoofd staat van de Nederlandse activiteiten van de groep.
De aanvulling van artikel V is technisch van aard en houdt verband met de toevoeging van twee nieuwe leden aan artikel 1:112. Het nieuwe vierde lid van artikel V voorziet erin dat het in het tweede en derde lid van dat artikel geregelde overgangsrecht ook van toepassing is bij steunverlening aan een groep.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager