Ontvangen 24 november 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift komt te luiden:
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële markten BES in verband met het invoeren van een aansprakelijkheidsbeperking voor de toezichthouders op de financiële markten en het opnemen van regels met betrekking tot de beloning van bestuurders van financiële ondernemingen die staatsteun genieten (Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen)
B
In de considerans wordt na de zinsnede «de Stichting Autoriteit Financiële Markten» ingevoegd: en dat het voorts wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de beloning van bestuurders van financiële ondernemingen die staatssteun genieten in verband met de stabiliteit van het financieel stelsel.
C
De artikelen IV en V worden vervangen door vier artikelen, luidende:
ARTIKEL IV
In de Wet op het financieel toezicht wordt voor deel 2 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 1.8 Beloningen van bestuurders bij steunmaatregelen
Artikel 1:112
1. Indien een financiële onderneming in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel steun geniet of heeft genoten in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, worden de door die onderneming aan haar bestuurders over de periode, waarin steun wordt of is genoten, toe te kennen of uit te keren beloningen, alsmede de door die onderneming aan haar bestuurders over de periode, voorafgaande aan de steunverlening, toe te kennen of uit te keren beloningen, voor zover die beloningen op het tijdstip dat de steunverlening aanving, nog niet waren toegekend of uitgekeerd, van rechtswege:
a. op een waarde van € 0 gesteld, voor zover het betreft het niet vaste deel van de beloning, waarvan de toekenning geheel of gedeeltelijk afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden;
b. op de waarde gesteld die zij hadden op het moment, onmiddellijk voorafgaand aan het van kracht worden van de steunmaatregel, voor zover het betreft de overige delen van de beloning, met dien verstande dat procentuele stijgingen van die overige delen van de beloning toegestaan blijven, voor zover die stijgingen eveneens gelden voor alle werknemers van de betrokken onderneming.
2. Een financiële onderneming kent geen beloningen toe en keert geen beloningen uit in strijd met het eerste lid.
3. Het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, ziet toe op de naleving van het tweede lid.
4. Bedingen tussen een financiële onderneming en haar bestuurders, die in strijd zijn met de strekking van het eerste lid, zijn nietig.
ARTIKEL V
1. Artikel 1:112 van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op beloningen over perioden waarin voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat artikel steun is genoten, indien die steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend en voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel was beëindigd.
2. Artikel 1:112, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht is, indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel steun geniet en deze steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend, niet van toepassing op reeds voor 26 oktober 2011 toegekende, maar nog niet uitgekeerde beloningen.
3. In afwijking van artikel 1:112, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht wordt, indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel steun geniet, en deze steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend, bij het bepalen van de waarde van de overige delen van de beloning van haar bestuurders uitgegaan van de waarde die deze overige delen van de beloning hadden op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel, met dien verstande dat de voor de toepassing van artikel 1:112, eerste lid, onderdeel b, in acht te nemen waarde ten hoogste 120% van de waarde op 26 oktober 2011 bedraagt.
ARTIKEL VI
1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen IV en V, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld.
2. De artikelen IV en V treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werken, voor financiële ondernemingen waaraan na 6 oktober 2011 steun wordt verleend, terug tot en met 6 oktober 2011.
ARTIKEL VII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen.
§1. Inleiding
Deze nota van wijziging strekt ertoe in de Wet op het financieel toezicht (Wft) vast te leggen dat wanneer een financiële onderneming ten laste van de publieke middelen steun geniet, het uitkeren van variabele beloningen («bonussen») aan de bestuurders van die onderneming niet is toegestaan, alsmede dat de overige delen van de beloning worden bevroren.
Deze nota van wijziging heeft betrekking op zowel nieuwe als bestaande gevallen van steunverlening. Voor de bestaande gevallen is daarbij in overgangsrecht voorzien, waarin rekening is gehouden met de mate waarin de nieuwe regels voorzienbaar waren voor gesteunde ondernemingen en hun bestuurders. Het spreekt vanzelf dat indien eventuele nieuwe steunverleningen voor de inwerkingtreding van deze maatregel nodig zouden zijn, deze niet onder dit overgangsrecht vallen. Zoals de Minister van Financiën tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 6 oktober 2011 in de Tweede Kamer heeft aangekondigd, geldt voor alle ondernemingen waaraan na die datum nog steun zou moeten verleend, het bonusverbod. Met het oog hierop voorziet de nota van wijziging in terugwerkende kracht tot en met 6 oktober 2011.
§2. De maatregel
a. aanleiding
De afgelopen jaren is het, om de samenleving te behoeden voor de consequenties van financiële instabiliteit, in een aantal gevallen nodig geweest om financiële ondernemingen staatssteun te verlenen. Gebleken is dat bij een aantal van deze ondernemingen ook tijdens de periode waarin de onderneming van overheidswege steun nodig had, in ieder geval de intentie bestond om hoge variabele beloningen toe te kennen. Het kabinet is van mening dat, wanneer een financiële onderneming ten laste van de publieke middelen steun geniet, het uitkeren van variabele beloningen aan degenen die het meest verantwoordelijk zijn voor de onderneming, daarmee onverenigbaar is. Deze wijziging strekt ertoe dit ook wettelijk vast te leggen. Hiermee wordt eveneens recht gedaan aan de strekking van de motie Van Vliet. Deze motie verzocht om bonussen bij gesteunde financiële ondernemingen eenmalig 100% te belasten.
b. rechtvaardiging
Een verbod op het toekennen of uitkeren van variabele beloningen door een financiële onderneming die staatssteun ontvangt, vormt naar zijn aard een inbreuk op de contractsvrijheid. Voor deze inbreuk bestaat naar het oordeel van het kabinet een duidelijke en sterke rechtvaardiging. Gedurende de periode waarin steun wordt verleend om de financiële onderneming overeind te houden, doet de financiële onderneming immers een beroep op de publieke middelen. Dit beroep wordt gehonoreerd om in het algemeen belang de financiële stabiliteit te borgen. Een zorgvuldige besteding van deze middelen brengt met zich mee dat er voor moet worden gewaakt dat die middelen – ook al is het verhoudingsgewijs slechts een klein deel van die middelen – of (mede) dankzij die middelen verdiende inkomsten vervolgens weer gedeeltelijk wegvloeien in de vorm van variabele beloningen aan bestuurders van de onderneming. Het valt bovendien niet te rechtvaardigen dat degenen die de onderneming besturen of hebben bestuurd, waaraan omwille van de stabiliteit van het financiële stelsel steun moest worden verleend, variabele beloningen blijven ontvangen alsof de onderneming niet in problemen verkeert of verkeerde. Dit geldt uiteraard temeer, wanneer men bedenkt dat aan andere in problemen verkerende financiële ondernemingen wellicht geen steun is verleend, omdat daar met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel geen noodzaak toe bestond.
Het is daarom naar de mening van het kabinet gerechtvaardigd om in de gevallen waarin staatsteun wordt gegeven aan een financiële onderneming, deze gevolgen te laten doorwerken in de beloningen van degenen die het meest verantwoordelijk zijn voor de onderneming; haar bestuurders.
c. reikwijdte
Deze maatregel beoogt te regelen dat een financiële onderneming geen variabele beloningen toekent of uitkeert aan bestuurders, wanneer zij steun geniet. In de periode waarin steun wordt genoten kunnen geen variabele beloningen worden uitgekeerd of toegekend. Eerder door de financiële onderneming toegekende variabele beloningen mogen niet door haar worden uitgekeerd tijdens de periode waarin steun wordt genoten of is genoten. Ook na afloop van de periode waarin steun is genoten, mogen door de financiële onderneming aan de bestuurders geen variabele beloningen worden toegekend noch uitgekeerd die zien op de periode waarin steun werd genoten, of op de periode voorafgaand aan de periode waarin steun werd genoten. Dat betekent bijvoorbeeld dat de financiële onderneming niet na afloop van de periode waarin steun werd genoten alsnog een variabele beloning voor het functioneren tijdens de periode waarin steun werd genoten kan geven.
Compensatie voor het op nul stellen van de variabele beloningen van de bestuurders door extra verhoging van de vaste beloning is, gedurende de periode dat de onderneming steun geniet, niet toegestaan. Het vaste deel van de beloning mag niet harder stijgen dan de procentuele stijgingen die ook gelden voor de rest van de onderneming.
Het derde lid legt het orgaan dat binnen de financiële onderneming het toezicht houdt (doorgaans de raad van commissarissen) de verplichting op toe te zien op de naleving van het bepaalde in artikel 1:112, eerste lid. Indien de financiële onderneming handelt in strijd met de wet en tijdens of betreffende de periode dat zij steun geniet wel variabele beloningen aan de bestuurders toekent of uitkeert, schiet de raad van commissarissen tekort in deze taak. De Nederlandsche Bank heeft in haar normale toetsing van de betrouwbaarheid van de raad van commissarissen de mogelijkheid om het niet naleven van artikel 1:112, derde lid, in die toetsing mee te nemen.
d. steunmaatregelen
Tot een steunmaatregel worden alle maatregelen gerekend die vallen binnen de definitie van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en die op grond van artikel 108, derde lid, van het VWEU moeten worden gemeld bij de Europese Commissie.
In het kader van de onderhavige wettelijke maatregel zijn alleen de steunmaatregelen relevant die in verband met de financiële stabiliteit zijn getroffen. Het gaat zowel om individuele steunmaatregelen (zoals bijvoorbeeld bij ING Groep en SNS Reaal) als om regelingen op basis waarvan verschillende financiële ondernemingen steun hebben ontvangen (zoals de garantieregeling waar bijvoorbeeld Leaseplan en NIBC gebruik van hebben gemaakt). In gevallen van steunmaatregelen waarbij de rechtvaardiging voor de steunmaatregel niet ingegeven is door de financiële stabiliteit, is naar de mening van het kabinet aanpassing van beloningen van de betrokkenen in beginsel niet gerechtvaardigd.
e. bestuurders
De aanpassing van de arbeidsvoorwaarden strekt zich uit tot de arbeidsvoorwaarden van alle bestuurders die de financiële onderneming besturen gedurende de periode waarin sprake is van staatssteun in verband met de financiële stabiliteit. De bestuurders worden door de toezichthouders op de financiële markten getoetst op hun deskundigheid en betrouwbaarheid. Hiernaast worden de bestuurders genoemd in het jaarverslag, en vaak ook in andere openbare informatie. Het is de financiële onderneming en de betrokken personen daarmee bekend wie de bestuurders zijn.
De effecten van deze wetgeving zullen het grootst zijn voor de bestuurders die betrokken zijn bij de onderneming op het moment waarop de staatssteun wordt verleend. Hun arbeidsvoorwaarden dienen feitelijk in lijn te zijn met de wet (het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken binnen de financiële onderneming ziet hier op toe), in die zin dat variabele beloningen niet meer worden toegekend of uitgekeerd en de vaste beloningen worden «bevroren». Dit geldt ook als de variabele of vaste beloningen eerder overeengekomen waren. De bestuurders die gedurende de periode waarin steun wordt genoten worden aangetrokken, kunnen op dat moment onderhandelen over hun arbeidsvoorwaarden, waarbij ook geldt dat de vaste beloning dient te passen binnen het geldende beloningsbeleid, en dat deze na vaststelling wordt bevroren. Daarbij geldt ook voor die bestuurders dat wanneer zij een variabele beloning overeenkomen, deze een waarde van nul heeft gedurende de periode waarin de onderneming nog steun ontvangt. Zodra de financiële onderneming geen staatssteun meer ontvangt, kan uiteraard ook weer een variabele beloning worden toegekend. Daarbij kunnen alleen variabele beloningen die zien op prestaties tijdens de periode na de staatssteun worden toegekend en uitgekeerd. Dit geldt zowel voor de bestuurders die betrokken zijn bij de onderneming op het moment waarop de staatssteun wordt verleend als bestuurders die gedurende de periode waarin steun wordt genoten, worden aangetrokken.
Ook de contractuele relatie tussen bestuurder en onderneming is van belang. Als gevolg van de recente inwerkingtreding van de wet inzake bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen zal geen sprake meer zijn van een arbeidsovereenkomst tussen financiële beursgenoteerde ondernemingen en de bestuurders. Bestuurders van financiële ondernemingen die geen beursnotering hebben kunnen nog wel op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. De vorm van de arbeidsrelatie (arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht) is niet relevant voor deze wettelijke maatregel omtrent de beloningen van bestuurders. Beloningen ingevolge een arbeidsovereenkomst worden in dit kader op dezelfde wijze aangepast door de financiële onderneming als beloningen ingevolge een overeenkomst van opdracht.
§3. Overgangsrecht en terugwerkende kracht
Vanaf het moment van inwerkingtreding van artikel 1:112 geldt deze bepaling ook voor de variabele en overige beloningen van bestuurders van financiële ondernemingen die op dat moment al steun hebben. Hierbij is overgangsrecht van toepassing om ten eerste te verzekeren dat de bepaling niet van toepassing is op financiële ondernemingen die op het moment van inwerkingtreding van artikel 1:112 de steunperiode reeds hebben afgesloten. Ten tweede bevat het overgangsrecht een bepaling over de vaste beloning die wordt «bevroren» bij financiële ondernemingen die al steun hebben op het moment van inwerkingtreding. De vaste beloning wordt bevroren zoals die voor die bestuurder gold op het moment van inwerkingtreding van deze wet. In de periode tussen indiening van deze wetswijziging bij de Tweede Kamer en het moment van inwerkingtreding mag de vaste beloning met maximaal 20% stijgen. Ten derde blijft het mogelijk om variabele beloningen, die voor het moment van indiening van deze maatregel bij de Tweede Kamer reeds zijn toegekend, tijdens de periode waarin steun wordt genoten uit te keren. Variabele beloningen die na het moment van indiening worden toegekend worden wel op een waarde van € 0 gezet. Dit overgangsrecht geldt enkel voor steunverleningen die voor 6 oktober 2011 zijn verleend, dit met het oog op de voorzienbaarheid van de maatregel. Letwel, dit overgangsrecht geldt niet voor eventuele nieuwe gevallen waaraan voor het moment van inwerkingtreding steun wordt verleend. Voor deze laatste categorie is voorzien in terugwerkende kracht van artikel 1:112.
§4. Bedrijfseffecten
Aangezien staatssteun in verband met de financiële stabiliteit slechts zeer zelden aan de orde is, worden de effecten van deze maatregel beperkt ingeschat. Ook de effecten voor het vestigingsklimaat worden om deze reden als beperkt ingeschat. De situatie kan ontstaan dat een financiële onderneming in Nederland steun ontvangt. Dit heeft consequenties voor de financiële onderneming en haar bestuurders. Zij krijgen geen variabele beloning met als gevolg dat de variabele beloning onderdeel blijft van het eigen vermogen van de onderneming. Er is hierbij sprake van het minst belastende alternatief wat betreft administratieve lasten. Op de naleving wordt toegezien door het orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken (bij de meeste ondernemingen is dat de raad van commissarissen). Deze is nu al verantwoordelijk voor onder meer de goedkeuring van de algemene beginselen van het beloningsbeleid en de tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid. Dit is opgenomen in de Regeling Beheerst Beloningsbeleid Wft 2011. Deze financiële ondernemingen kennen op grond van deze regeling al uitgebreide publicatieverplichtingen ten aanzien van het beloningsbeleid op grond van artikel 25 van de Regeling Beheerst Beloningsbeleid Wft 2011. Er wordt dus een element toegevoegd aan de bestaande verplichtingen van de interne toezichthouder op het vlak van beloningsbeleid en door de publicatieverplichting zal kenbaar worden of verplichtingen worden nageleefd.
A en B
Het opschrift en de considerans zijn aangepast in verband de aan het wetsvoorstel toegevoegde bepalingen inzake het bonusverbod bij staatssteun.
C
(ARTIKEL IV)
Artikel 1:112 van de Wft bepaalt in het eerste lid de gevolgen van steun voor de financiële onderneming voor de beloningen van bestuurders. Onderdeel a heeft betrekking op de variabele beloningen. Onderdeel b ziet op de overige (vaste) beloningen.
Artikel 1:112 heeft gevolgen voor alle beloningen van bestuurders gedurende de periode waarin de financiële onderneming staatssteun ontvangt in verband met de financiële stabiliteit. Variabele beloningen zijn niet gepast in deze periode voor degenen die directe invloed hebben op het beleid van de financiële onderneming. Hier vallen ook bijvoorbeeld tussen de onderneming en de bestuurder overeengekomen vertrekvergoedingen onder. Door een rechter toegekende vergoedingen (bijvoorbeeld bij ontslag) vallen niet onder de definitie van variabele beloning.
De variabele beloningen worden op een waarde van € 0 gesteld. De bestuurders ontvangen dus geen variabele beloningen meer. Met betrekking tot de vaste beloningen kunnen vanaf het moment van toekennen van staatssteun geen wijzigingen meer worden doorgevoerd. Dit «bevriezen» van de vaste beloning voorkomt een uitruil van variabele naar vaste beloningen. Stijgingen die ook worden doorgevoerd bij de overige werknemers kunnen wel verwerkt worden in het vaste deel van de beloning van de bestuurders. Het gaat hierbij niet om de nominale maar om de procentuele stijgingen. Pensioendotaties kunnen op deze manier op normale wijze doorgang vinden vanaf het moment waarop staatssteun in verband met de financiële stabiliteit van toepassing is. Individuele additionele (inhaal)stortingen zijn uiteraard niet mogelijk, aangezien het vaste deel van de beloning op hetzelfde niveau moet blijven. Het gaat zowel om beloningen in natura (bijvoorbeeld een lease-auto) als om beloningen in geld.
Het derde lid van artikel 1:112 legt aan het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming (doorgaans de raad van commissarissen) de verplichting op om toe te zien op de naleving van het verbod om variabele beloningen toe te kennen of uit te keren en het «bevriezen» van de overige beloningen.
Om te voorkomen dat er met de bestuurders bedingen worden overeengekomen om de doelstelling van artikel 1:112 te ontgaan, worden deze in het vierde lid nietig verklaard. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bedingen op basis waarvan variabele beloningen worden toegerekend en uitgekeerd in andere periodes. Zo is een beding dat beoogt compensatie te bieden voor deze van rechtswege op nul gestelde delen van de beloning, na de periode van staatssteun alsnog kunnen worden toegekend, per definitie nietig. Ook een beding dat bepaalt dat beloningen van een bestuurder gedurende een eventuele periode van steun niet door de financiële onderneming maar bijvoorbeeld door een ander onderdeel van het concern worden uitbetaald, is nietig.
Ter toelichting worden de situaties uitgewerkt die zich ingevolge het eerste lid kunnen voordoen.
Voor de gevolgen voor de variabele beloningen is van belang wanneer de variabele beloning wordt uitgekeerd of toegekend en op welke periode deze ziet. Over de periode waarin de steun van toepassing is, kan een variabele beloning niet worden toegekend of uitgekeerd, deze worden van rechtswege op € 0 gezet. Ook na afloop van de steunverlening kunnen over deze periode geen variabele beloningen worden toegekend of uitgekeerd. Na de periode waarin steun werd genoten kunnen wel variabele beloningen worden toegekend of uitgekeerd wanneer deze zien op prestaties die daadwerkelijk plaatsvinden na de periode waarin steun werd genoten.
Het feit dat de financiële onderneming steun ontvangt heeft ook consequenties voor variabele beloningen over het tijdvak voorafgaande aan de steunverlening. Variabele beloningen die, op het moment dat de steun aanvangt, nog niet zijn toegekend of uitgekeerd zijn vanaf dat moment op € 0 gesteld. De niet uitgekeerde of toegekende variabele beloningen blijven ook na de periode waarin steun werd genoten een waarde hebben van € 0.
Artikel 1:112 heeft ook gevolgen voor de overige (vaste) beloningen van de bestuurders. Deze overige beloningen worden gesteld op de waarde die ze hadden voorafgaand aan het ingaan van de periode waarin steun wordt genoten. Bij bestuurders die aantreden gedurende de periode waarin steun wordt genoten is dat de overige (vaste) beloning die zij bij hun aantreden als bestuurder overeenkomen. Bij bestuurders die al bestuurder waren bij de financiële onderneming voorafgaand aan de periode waarin steun wordt genoten, wordt dit door middel van een voorbeeld toegelicht.
Als bijvoorbeeld de vaste jaarbeloning van een bestuurder op het moment voorafgaand aan het verkrijgen van steun door de financiële onderneming € 300 000 per jaar was, blijft deze beloning gedurende de gehele periode waarin steun wordt genoten € 300 000. Hierbij is wel een uitzondering gemaakt voor stijgingen in de overige beloning die alle werknemers van de betrokken financiële onderneming krijgen. Dat betekent dat wanneer gedurende de periode waarin steun wordt genoten bijvoorbeeld sprake is van een contractloonstijging voor de werknemers uit hoofde van de CAO of om een andere reden van bijvoorbeeld 1%, de bestuurder uit het voorbeeld een vaste beloning van € 303 000 kan krijgen in dat jaar.
Deze uitzondering geldt alleen als alle werknemers van de financiële onderneming deze stijging van hun overige beloning krijgen. Wanneer de periode waarin steun wordt genoten is beëindigd is het uiteraard weer aan de financiële onderneming zelf om binnen de vennootschapsrechtelijke en toezichtrechtelijke context (aanpassingen van) de vaste beloning van de bestuurders vast te stellen.
(ARTIKEL V)
Dit artikel ziet enkel op bestaande steungevallen. Het ziet nadrukkelijk niet op nieuwe gevallen. Voor nieuwe gevallen voor het moment van inwerkingtreding van de maatregel wordt voorzien in terugwerkende kracht.
Artikel 1:112 van de Wft is ook van toepassing op financiële ondernemingen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet al steun in de zin van het VWEU in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel genieten of genoten hebben. Omdat het niet de bedoeling is om bij de inwerkingtreding ook financiële ondernemingen die de steun al hebben afbetaald onder artikel 1:112 te laten vallen is voorzien in het eerste lid van het overgangsrecht. Op basis van dit overgangsrecht geldt artikel 1:112 alleen voor huidige steun wanneer de financiële onderneming op het moment van inwerkingtreding van deze wet nog steun geniet. Wanneer financiële ondernemingen vóór het moment van inwerkingtreding steun aflossen wordt artikel 1:112 op grond van het eerste lid van het overgangsrecht niet op hen van toepassing.
Wanneer de financiële onderneming op het moment van inwerkingtreding nog steun ontvangt, heeft dat met ingang van het moment van inwerkingtreding gevolgen voor de variabele beloningen en de overige (vaste) delen van de beloning van bestuurders. Voor de variabele beloningen die aan de bestuurders worden toegekend gedurende de periode van steun betekent dit, evenals bij steun die wordt toegekend na het moment van inwerkingtreding, dat deze definitief een waarde van € 0 hebben (en dus nooit worden toegekend of uitgekeerd). Ook voor het overige gelden met betrekking tot variabele beloningen dezelfde regels als bij steun die na het moment van inwerkingtreding wordt toegekend. Deze gevolgen gelden niet voor de variabele beloningen die voor het moment van indiening deze maatregel bij de Tweede Kamer zijn toegekend maar nog niet zijn uitgekeerd, deze kunnen gedurende de periode waarin steun wordt genoten worden uitgekeerd. Variabele beloningen die na het moment van indiening worden toegekend worden wel op € 0 gezet.
Na afloop van de periode waarin steun werd genoten kunnen weer variabele beloningen worden toegekend, maar alleen als die zien op prestaties uit de periode na afloop van de steun. Met betrekking tot de overige delen van de beloning van deze bestuurders wordt op grond van het tweede lid van het overgangsrecht voor de «bevriezing» uitgegaan van de overige beloning zoals die van toepassing was op het moment voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel 1:112. Bij bestuurders die na inwerkingtreding van artikel 1:112 aantreden (en op het moment waarop steun werd verkregen geen bestuurder waren bij die financiële onderneming), is dat de overige beloning die zij bij aantreden overeenkomen, waarbij deze beloning dient te passen binnen het geldende beloningsbeleid.
Bij bestuurders die op het moment van inwerkingtreding van artikel 1:112 al aan de financiële onderneming verbonden zijn, bestaat de mogelijkheid dat zij hun vaste beloning sterk laten stijgen tussen het moment van indiening van deze maatregel en het moment van inwerkingtreding van artikel 1:112. Op die manier zouden de gevolgen van artikel 1:112 in deze gevallen kunnen worden ontweken. Dergelijk ontwijkingsgedrag acht het kabinet ongewenst. In individuele gevallen kan een aanpassing van de vaste beloning in de periode tussen indiening van deze maatregel en de inwerkingtreding van artikel 1:112 verdedigbaar zijn. Evenredige en proportionele stijgingen van de vaste beloningen blijven daarom mogelijk. Om echter buitensporig ontwijkingsgedrag onmogelijk te maken mag de vaste beloning met niet meer dan ten hoogste 20 procent stijgen in de periode tussen de indiening van deze maatregel bij de Tweede Kamer, en het moment van inwerkingtreding. Indien de vaste beloning met meer dan 20 procent stijgt in deze periode, wordt vanaf de datum van inwerkingtreding de vaste beloning vastgesteld op niet meer dan 120 procent van de vaste beloning op het moment van indiening. Het orgaan dat binnen de financiële onderneming het toezicht houdt, is belast met de verplichting toe te zien op de naleving hiervan.
(ARTIKEL VI)
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Het eerste lid heeft betrekking op de beperking van de aansprakelijkheid van de toezichthouders; het tweede lid op de bonusmaatregelen. Zoals hierboven opgemerkt treden de artikelen IV en V onmiddellijk in werking en werken zij, voor eventuele steungevallen tussen 6 oktober 2011 en het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, terug tot en met 6 oktober 2011.
De minister van Financiën
J. C. de Jager