Gepubliceerd: 26 oktober 2011
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA), Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33057-2.html
ID: 33057-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is om de bekostiging van het financieel toezicht helder en in samenhang met andere bepalingen omtrent het financieel beheer van dit toezicht, overzichtelijk in één wet vast te leggen;

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is om de bekostiging van het financieel toezicht helder en in samenhang met andere bepalingen omtrent het financieel beheer van dit toezicht, overzichtelijk in één wet vast te leggen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

a. Autoriteit Financiële Markten:

Stichting Autoriteit Financiële Markten;

b. de Nederlandsche Bank:

De Nederlandsche Bank N.V.;

c. de toezichthouder:

Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank, ieder voor zover betrokken bij het toezicht ingevolge:

  • de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet;

  • de Pensioenwet;

  • de Pensioenwet BES;

  • de Sanctiewet 1977;

  • de Wet bekostiging financieel toezicht;

  • de Wet financiële markten BES;

  • de Wet giraal effectenverkeer;

  • de Wet handhaving consumentenbescherming;

  • de Wet inzake de geldtransactiekantoren;

  • 10° de Wet op het financieel toezicht;

  • 11° de Wet op het notarisambt;

  • 12° de Wet privatisering ABP;

  • 13° de Wet privatisering FVP;

  • 14° de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

  • 15° de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES;

  • 16° de Wet toezicht accountantsorganisaties;

  • 17° de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

  • 18° de Wet toezicht financiële verslaggeving;

  • 19° de Wet toezicht trustkantoren;

  • 20° de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

  • 21° de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

  • 22° EU-rechtshandelingen;

d. eenmalige toezichthandeling:

een in bijlage I genoemde handeling van de toezichthouder, welke handeling plaatsvindt krachtens een van de wetten en besluiten, bedoeld in onderdeel c, uitgezonderd de onder 6° en 15° bedoelde wetten;

e. Onze Ministers:

Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

f. overige kosten:

alle kosten van de toezichthouder, uitgezonderd:

  • de kosten van eenmalige toezichthandelingen;

  • de kosten verband houdend met de betrokkenheid van de toezichthouder bij de wetten, bedoeld in onderdeel c, onder 6° en 15°;

g. personen:

natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, waaronder personenvennootschappen, of daarmee vergelijkbare lichamen of samenwerkingsverbanden;

h. toezicht:

de betrokkenheid van de toezichthouder bij de wetten en bindende besluiten, bedoeld in onderdeel c, alsmede de betrokkenheid van de toezichthouder bij de totstandkoming van nieuwe wetten en bindende besluiten aangaande het toezicht op de financiële markten.

Artikel 2

  • 1. Aangaande het toezicht stelt de toezichthouder jaarlijks een begroting op voor het daaropvolgende jaar. De begroting behelst een raming van de baten en lasten, een raming van de voorgenomen investeringsuitgaven en een raming van de inkomsten en uitgaven.

  • 2. In de begroting brengt de toezichthouder een onderscheid aan naar:

    • a. de kosten van eenmalige toezichthandelingen;

    • b. de kosten verband houdend met zijn betrokkenheid bij het toezicht ingevolge de wetten, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 6° en 15°;

    • c. de overige kosten.

  • 3. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 4. Tenzij de werkzaamheden waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatst goedgekeurde jaarrekening of verantwoording van de toezichthouder waarmee Onze Ministers gezamenlijk hebben ingestemd.

  • 5. De toezichthouder zendt de begroting voor 1 december van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar ter instemming aan Onze Ministers.

  • 6. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Instemming wordt niet onthouden dan nadat de toezichthouder in de gelegenheid is gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Ministers gezamenlijk te stellen redelijke termijn.

  • 7. De toezichthouder doet onverwijld na instemming mededeling van de begroting in de Staatscourant en houdt deze gedurende ten minste twee jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.

  • 8. Wanneer Onze Ministers niet gezamenlijk voor 1 januari van het jaar waarop deze betrekking heeft met de begroting hebben ingestemd, kan de toezichthouder voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste vier twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen van de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.

Artikel 3

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten, doet de toezichthouder daarvan onverwijld mededeling aan Onze Ministers onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4

Bij ministeriële regeling van Onze Ministers gezamenlijk kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.

Artikel 5

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks voor 15 maart een jaarrekening op, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar.

  • 2. De jaarrekening wordt zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ingericht.

  • 3. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Autoriteit Financiële Markten aangewezen registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, die niet werkzaam is bij of verbonden is aan een accountantsorganisatie. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de toezichthouder dat aan Onze Ministers desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

  • 4. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het derde lid, een verslag van zijn bevindingen omtrent de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Autoriteit Financiële Markten.

  • 5. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het derde lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de Autoriteit Financiële Markten voldoen aan eisen van doelmatigheid.

  • 6. De Autoriteit Financiële Markten zendt de jaarrekening, bedoeld in het eerste lid, onverwijld na goedkeuring ervan door de Raad van toezicht ter instemming aan Onze Ministers.

  • 7. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Instemming wordt niet onthouden dan nadat de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid is gesteld de jaarrekening aan te passen, binnen een door Onze Ministers gezamenlijk te stellen redelijke termijn.

  • 8. De Autoriteit Financiële Markten doet onverwijld na instemming mededeling van de jaarrekening in de Staatscourant en houdt de jaarrekening gedurende ten minste vijf jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 6

  • 1. Aangaande het toezicht stelt de Nederlandsche Bank jaarlijks voor 15 maart een verantwoording op, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar.

  • 2. De verantwoording gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Nederlandsche Bank aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de toezichthouder dat aan Onze Ministers desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

  • 3. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, een verslag van zijn bevindingen omtrent de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Nederlandsche Bank.

  • 4. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de Nederlandsche Bank voldoen aan eisen van doelmatigheid.

  • 5. De Nederlandsche Bank zendt de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, onverwijld na goedkeuring ervan door de Raad van commissarissen ter instemming aan Onze Ministers.

  • 6. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Instemming wordt niet onthouden dan nadat de Nederlandsche Bank in de gelegenheid is gesteld de verantwoording aan te passen, binnen een door Onze Ministers gezamenlijk te stellen redelijke termijn.

  • 7. De Nederlandsche Bank doet onverwijld na instemming mededeling van de verantwoording in de Staatscourant en houdt de verantwoording gedurende ten minste vijf jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 7

  • 1. De jaarrekening, bedoeld in artikel 5, en de verantwoording, bedoeld in artikel 6, bevatten een opgave van het over het desbetreffende jaar gerealiseerde exploitatiesaldo, welk saldo overeenkomt met het verschil tussen de gerealiseerde baten en lasten.

  • 2. In de opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgelegd het deel van het exploitatiesaldo dat voortkomt uit de betrokkenheid van de toezichthouder bij het toezicht ingevolge de wetten bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 6° en 15°.

  • 3. Tot de in enig jaar gerealiseerde baten, bedoeld in het eerste lid, worden mede gerekend de in het desbetreffende jaar onherroepelijk verkregen opbrengsten uit hoofde van geïncasseerde boetes en dwangsommen.

Artikel 8

  • 1. Aangaande het toezicht stelt de toezichthouder jaarlijks voor 15 maart een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid in het voorafgaande kalenderjaar. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg en bevat tevens een verslag van hetgeen de toezichthouder heeft verricht tot uitvoering van:

    • a. artikel 153 van de Pensioenwet;

    • b. artikel 1:9 van de Wet financiële markten BES;

    • c. artikel 1:38 van de Wet op het financieel toezicht;

    • d. artikel 39 van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

    • e. artikel 16 van de Wet toezicht financiële verslaggeving;

    • f. artikel 148 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • 2. Het jaarverslag wordt aan Onze Ministers en aan beide kamers der Staten-Generaal toegezonden.

  • 3. De toezichthouder houdt het jaarverslag gedurende ten minste vijf jaren op elektronische wijze ter inzage.

  • 4. Bij ministeriële regeling van Onze Ministers gezamenlijk kunnen nadere regels worden gesteld voor de inrichting van het jaarverslag.

Artikel 9

  • 1. De toezichthouder organiseert tweemaal per jaar overleg met een daarvoor in aanmerking komende representatieve vertegenwoordiging van de onder zijn toezicht staande personen. De toezichthouder kan tevens daarvoor in aanmerking komende cliëntenorganisaties toelaten tot het overleg. Ambtenaren kunnen namens Onze Ministers het overleg bijwonen.

  • 2. De toezichthouder maakt het verslag van het overleg binnen een redelijke termijn na het overleg openbaar.

Artikel 10

  • 1. De Staat der Nederlanden draagt jaarlijks bij in de financiering van het toezicht met uitzondering van de kosten die voortkomen uit de betrokkenheid van de toezichthouder bij het toezicht ingevolge de wetten bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 6° en 15°.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde bijdrage is voor het jaar van inwerkingtreding van deze wet als volgt vastgesteld:

    • a. voor de Autoriteit Financiële Markten € 20 000 000;

    • b. voor de Nederlandsche Bank € 18 800 000.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bedragen worden jaarlijks bijgesteld vanwege binnen de rijksbegroting verwerkte loon- en prijsmutaties en opgelegde taakstellingen. Vaststelling van de bijgestelde bedragen geschiedt via hoofdstuk IXB van de rijksbegroting.

Artikel 11

  • 1. De toezichthouder brengt de kosten van het toezicht, uitgezonderd de kosten van zijn betrokkenheid bij de in artikel 1, onderdeel c, onder 6° en 15° bedoelde wetten, in rekening bij:

    • a. personen die bij hem een aanvraag of melding hebben gedaan als gevolg waarvan de toezichthouder overgaat tot het verrichten van een eenmalige toezichthandeling zoals vastgelegd in bijlage I;

    • b. personen die behoren tot een der categorieën, genoemd in bijlage II.

  • 2. Tot de in rekening te brengen kosten, bedoeld in het eerste lid, behoren mede de kosten die de toezichthouder maakt ter voorbereiding op een taak voordat deze aan hem werd opgedragen en de kosten die aan de toezichthouder zijn doorberekend.

Artikel 12

  • 1. De door de toezichthouder te hanteren tarieven voor eenmalige toezichthandelingen zijn vastgelegd in bijlage I.

  • 2. De toezichthouder brengt het tarief, bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk direct na ontvangst van de aanvraag of melding in rekening.

  • 3. De toezichthouder kan het tweede lid buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een reële en rechtvaardige kostendoorberekening, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede en derde lid.

Artikel 13

  • 1. De toezichthouder brengt jaarlijks een bedrag in rekening aan de personen die behoren tot een van de in bijlage II opgenomen toezichtcategorieën.

  • 2. De kosten die aan de in bijlage II bedoelde personen worden doorberekend, zijn in enig jaar gelijk aan de som van:

    • a. het totaal van de overige kosten zoals opgenomen in de door de toezichthouder voor het desbetreffende jaar opgestelde begroting, waarmee Onze Ministers gezamenlijk hebben ingestemd, en

    • b. het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 7, eerste lid, over het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de in onderdeel a bedoelde begroting betrekking heeft,

      verminderd met:

    • c. het deel van het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 7, tweede lid;

    • d. de voor het desbetreffende jaar door de Staat der Nederlanden te verstrekken bijdrage, bedoeld in artikel 10.

  • 3. Onze Ministers kunnen, gehoord hebbende de toezichthouder, gezamenlijk besluiten het exploitatiesaldo na aftrek van het deel van het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 7, tweede lid, geheel of ten dele niet te betrekken bij de berekening, bedoeld in het tweede lid, in welk geval de toezichthouder het niet bij de berekening betrokken deel van het exploitatiesaldo betrekt bij de vaststelling van het exploitatiesaldo over het eerstvolgende boekjaar. Van het gezamenlijke besluit van Onze Ministers wordt in de Staatscourant mededeling gedaan.

    De in de vorige volzin bedoelde bevoegdheid van Onze Ministers is beperkt tot het deel van het exploitatiesaldo, ongeacht of dit saldo positief of negatief is, dat, in absolute bedragen, de € 5 000 000 niet te boven gaat.

  • 4. De kosten, bedoeld in het tweede lid, worden aan de hand van de procentuele aandelen, zoals vastgesteld in bijlage II, toegerekend aan de toezichtcategorieën, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. De hoogte van een jaarlijks in rekening te brengen bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald aan de hand van de maatstaven zoals vastgelegd in bijlage II.

  • 6. Uiterlijk per 1 juni van ieder jaar worden, op voorstel van de toezichthouder, bij ministeriële regeling van Onze Ministers gezamenlijk, voor iedere te onderscheiden toezichtcategorie de bandbreedtes en tarieven vastgesteld. Bij de vaststelling van de bandbreedtes en de tarieven wordt rekening gehouden met het bedrag dat op grond van het vierde lid is toegerekend aan de desbetreffende categorie.

  • 7. Het in het eerste lid bedoelde bedrag is evenredig met de overeenkomstig het achtste tot en met het elfde lid te bepalen periode dat de betrokkene in het desbetreffende jaar deel uitmaakt van een van de in bijlage II opgenomen toezichtcategorieën.

  • 8. Met uitzondering van de toezichtcategorieën «Effectenuitgevende instellingen: markt» en «Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving» is de periode, bedoeld in het zevende lid, gelijk aan de tijdsduur dat die persoon over een door de toezichthouder afgegeven vergunning of verklaring van ondertoezichtstelling beschikt dan wel dat die persoon op grond van een wettelijke verplichting bij de toezichthouder is geregistreerd.

  • 9. Voor een persoon die behoort tot de in bijlage II opgenomen toezichtcategorie «Effectenuitgevende instellingen: markt» is de periode, bedoeld in het zevende lid, gelijk aan de tijdsduur waarin zijn effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, of op een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 10. Voor een persoon die op enig moment in een jaar behoort tot de in bijlage II opgenomen toezichtcategorie «Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving», is de periode , bedoeld in het zevende lid, gelijk aan een heel kalenderjaar.

  • 11. Een persoon behoort in enig kalenderjaar tot de in bijlage II opgenomen toezichtcategorie «Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving», indien:

    • a. in dat jaar zijn jaarrekening is vastgesteld en tevens door hem uitgegeven effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of de handel op een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht; of

    • b. hij in dat jaar op grond van artikel 5:25m, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, een persbericht heeft uitgebracht over het algemeen verkrijgbaar gesteld zijn van de door hem opgemaakte jaarlijkse financiële verslaggeving, bedoeld in artikel 5:25c van de Wet op het financieel toezicht.

  • 12. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en zesde lid.

Artikel 14

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 153, derde lid en paragraaf 7.2 vervallen.

B

Artikel 214, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister zendt alle van belang zijnde door de toezichthouder aan Onze Minister uitgebrachte toezichtrapportages, in de vorm waarin zij aan hem zijn voorgelegd, zo nodig voorzien van zijn oordeel, aan de Staten-Generaal.

Artikel 15

De artikelen 23 en 24 van de Pensioenwet BES vervallen.

Artikel 16

De artikelen 1:8 en 1:9, derde lid, van de Wet financiële markten BES vervallen.

Artikel 17

Artikel 2, vijfde lid, van de Wet giraal effectenverkeer vervalt.

Artikel 18

Artikel 7 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren vervalt.

Artikel 19

De artikelen 1:30 tot en met 1:36 alsmede de artikelen 1:38, derde lid, 1:39, 1:40 en 1:45 van de Wet op het financieel toezicht vervallen.

Artikel 20

De artikelen 32 tot en met 37 en 39, derde lid, alsmede de artikelen 40, 41 en 46 van de Wet toezicht accountantsorganisaties vervallen.

Artikel 21

Artikel 42 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 vervalt.

Artikel 22

De artikelen 9 tot en met 14 en 16, derde lid, alsmede de artikelen 17 tot en met 19 van de Wet toezicht financiële verslaggeving vervallen.

Artikel 23

Paragraaf 5 van Hoofdstuk 2 van de Wet toezicht trustkantoren vervalt.

Artikel 24

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 148, derde lid en paragraaf 6.2 vervallen.

B

Artikel 208, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister zendt alle van belang zijnde door de toezichthouder aan Onze Minister uitgebrachte toezichtrapportages, in de vorm waarin zij aan hem zijn voorgelegd, zo nodig voorzien van zijn oordeel, aan de Staten-Generaal.

Artikel 25

De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «49, 50, eerste lid, 51, eerste lid, 53» vervangen door: 49, 53.

2. In het derde lid wordt «48b, tweede lid, 50, tweede lid, 51, tweede lid, en 53, vierde lid» vervangen door: 48b, tweede lid en 53, vierde lid.

B

De artikelen 50 en 51 vervallen.

Artikel 26

Artikel 17, tweede lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 komt te luiden:

  • 2. De artikelen 152, 153, 163 tot en met 166 en 188 tot en met 191 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27

De Wet privatisering FVP wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De artikelen 152, 153, 163 tot en met 166 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing.

B

De laatste zin van artikel 9 vervalt.

Artikel 28

  • 1. Tegen besluiten van Onze Ministers inzake instemming met de begroting, de jaarrekening of de verantwoording alsmede tegen besluiten van Onze Ministers omtrent de verrekening van het exploitatiesaldo kan geen beroep worden ingesteld als bedoeld in artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van deze wet is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

Artikel 29

1. Indien het bij Koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012) (Kamerstuk 32 781), nadat het tot wet is verheven, eerder in werking treedt dan deze wet, komt artikel 18 te vervallen.

2. Indien het bij Koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (Kamerstuk 32 450) tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel 28 van deze wet als volgt te luiden:

Artikel 28

Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1:

a. wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Wet bekostiging financieel toezicht: de artikelen 2, 5, 6 en 13, derde lid;

b. vervallen de zinsneden met betrekking tot de Pensioenwet, de Wet op het financieel toezicht, de Wet toezicht accountantsorganisaties en de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

c. komt de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht financiële verslaggeving te luiden:

Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4 en 30.

2. In de artikelen 7 en 11:

a. wordt in de alfabetische volgorde telkens ingevoegd:

Wet bekostiging financieel toezicht, met uitzondering van de artikelen 2, 5, 6 en 13, derde lid;

b. komt de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht telkens te luiden:

Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van hoofdstuk 5.1, de artikelen 5:77, eerste lid, en 5:81, derde lid, alsmede besluiten ter zake van het bepaalde in gevolge de artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, derde lid, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80;

c. komt de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht accountantsorganisaties telkens te luiden: Wet toezicht accountantsorganisatie;

d. komt de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht financiële verslaggeving te luiden:

Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4 en 30.

3. Indien het bij Koninklijke boodschap van 29 september 2011 ingediende voorstel van wet houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep) (Kamerstuk 33 025), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, komt in artikel 5, derde lid, de zinsnede «artikel 36, derde lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten» te luiden: artikel 36, tweede lid, van de Wet op het accountantsberoep.

Artikel 30

  • 1. Van een op het moment van inwerkingtreding van deze wet nog niet verrekend exploitatiesaldo van de toezichthouder, wordt:

    • a. het op grond van het voormalige bekostigingssysteem aan de Staat der Nederlanden toe te rekenen deel van het exploitatiesaldo alsnog met de Staat der Nederlanden verrekend;

    • b. het op grond van het voormalige bekostigingssysteem aan personen toe te rekenen deel van het exploitatiesaldo alsnog met deze personen verrekend.

  • 2. Onze Minister van Financiën kan beslissen om het eerste lid, onderdeel b, niet van toepassing te verklaren op een door hem nader aan te duiden deel van het exploitatiesaldo dat op grond van het voormalige bekostigingssysteem voor toerekening aan personen in aanmerking zou komen, in welk geval dat nader aangeduide deel wordt verrekend met de Staat der Nederlanden.

  • 3. De toezichthouder brengt de kosten van eenmalige toezichthandelingen waarvoor de aanvraag dan wel de melding is ontvangen voor het moment van inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig het voormalige bekostigingssysteem in rekening.

  • 4. De toezichthouder brengt zijn kosten, niet zijnde de kosten, bedoeld in het derde lid, die betrekking hebben op een periode die voorafgaat aan het jaar waarin deze wet in werking treedt, overeenkomstig het voormalige bekostigingssysteem in rekening.

  • 5. De bedragen die de toezichthouder op grond van gemaakte afspraken gespreid over meerdere jaren met onder toezicht staande ondernemingen verrekent, worden voor zover zij bij de inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn verrekend, verrekend op een wijze zoals oorspronkelijk is afgesproken.

  • 6. Ingeval een gerechtelijke uitspraak leidt tot een onherroepelijke neerwaartse bijstelling van een door de toezichthouder opgelegde heffing, zal de toezichthouder het als gevolg van die uitspraak te restitueren bedrag verrekenen met de Staat der Nederlanden ingeval de heffing betrekking heeft op een periode die gelegen is voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.

Artikel 31

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 32

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bekostiging financieel toezicht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

BIJLAGE I Behorend bij de artikelen 11 en 12

Toezichthouder: AFM

Categorie

Code

Eenmalige toezichthandeling

Tarief

Onderdeel Wft.A1:

aanvraag vergunning

Wft.A1.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van beleggingsobjecten

€ 5 500

 

Wft.A1.02

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van krediet

€ 5 500

 

Wft.A1.03

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen

€ 5 500

 

Wft.A1.04

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, van de Wet op het financieel toezichtvoor het aanbieden van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve beleggingen in effecten

€ 2 500

 

Wft.A1.05

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een adviseur

€ 2 000

 

Wft.A1.06

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een bemiddelaar

€ 2 000

 

Wft.A1.07

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een herverzekeringsbemiddelaar

€ 2 000

 

Wft.A1.08

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

€ 2 000

 

Wft.A1.09

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor zover het betreft een beleggingsonderneming die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de Wet op het financieel toezicht

€ 2 000

 

Wft.A1.10

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor het in de uitoefening van beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 100 000

 

Wft.A1.11

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten, niet zijnde een aanvraag als bedoeld onder Wft.A1.09 of Wft.A1.10

€ 5 500

 

Wft.A1.12

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het beheren of exploiteren van een gereglementeerde markt

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 150 000

Onderdeel Wft.A2:

aanvraag wijziging vergunning

Wft.A2.01

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van beleggingsobjecten

€ 2 700

 

Wft.A2.02

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van krediet

€ 2 700

 

Wft.A2.03

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen

€ 2 700

 

Wft.A2.04

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een adviseur

€ 300

 

Wft.A2.05

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een bemiddelaar

€ 300

 

Wft.A2.06

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een herverzekeringsbemiddelaar

€ 300

 

Wft.A2.07

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

€ 300

 

Wft.A2.08

De wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor zover het betreft een beleggingsonderneming die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de Wet op het financieel toezicht

€ 300

 

Wft.A2.09

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld onder Wft.A1.10 of Wft.A1.11, in die zin dat deze mede zal strekken tot het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 100 000

 

Wft.A2.10

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten niet zijnde een wijziging als bedoeld onder Wft.A2.08 of Wft.A2.09

€ 2 700

 

Wft.A2.11

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor het beheren of exploiteren van een gereglementeerde markt

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 150 000

 

Wft.A2.12

De behandeling van een aanvraag om wijziging van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5:32d, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht om een gekwalificeerde deelneming te houden, te verwerven dan wel enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming uit te oefenen in een marktexploitant waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is verleend

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 150 000

Onderdeel Wft.A3:

aanvraag verlening ontheffing

Wft.A3.01

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:55, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor het aanbieden van beleggingsobjecten

€ 5 500

 

Wft.A3.02

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:60, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van krediet

€ 5 500

 

Wft.A3.03

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:65, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen

€ 5 500

 

Wft.A3.04

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:75, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een adviseur

€ 5 500

 

Wft.A3.05

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:80, tweede en derde lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een bemiddelaar

€ 5 500

 

Wft.A3.06

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:86, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een herverzekeringsbemiddelaar

€ 5 500

 

Wft.A3.07

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:92, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht voor een gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

€ 5 500

 

Wft.A3.08

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor zover het betreft een beleggingsonderneming die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de Wet op het financieel toezicht

€ 5 500

 

Wft.A3.09

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het in de uitoefening van beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 100 000

 

Wft.A3.10

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten niet zijnde een aanvraag als bedoeld onder Wft.A3.08 of Wft.A3.09

€ 5 500

 

Wft.A3.11

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht om in de uitoefening van een beroep of bedrijf als tussenpersoon werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het buiten besloten kring aantrekken of het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen

€ 5 500

 

Wft.A3.12

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 5:26, derde lid van de Wet op het financieel toezicht voor het beheren of exploiteren van een gereglementeerde markt

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 150 000

Onderdeel Wft.A4:

aanvraag verklaring van geen bezwaar

Wft.A4.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5:32d, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht om een gekwalificeerde deelneming te houden, te verwerven dan wel enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming uit te oefenen in een marktexploitant waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is verleend

€ 175 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 150 000

Onderdeel Wft.A5:

aanvraag ondertoezichtstelling

Wft.A5.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 2:69a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 5 500

Onderdeel Wft.A6:

inschrijving/aanmelding

Wft.A6.01

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wet op het financieel toezicht van een beleggingsonderneming waarop een vrijstelling van toepassing is

€ 1 500

 

Wft.A6.02

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de Wet op het financieel toezicht, van een buitenlandse instelling voor collectieve belegging in effecten

€ 1 500

 

Wft.A6.03

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de Wet op het financieel toezicht, van een buitenlandse beleggingsinstelling uit een aangewezen staat

€ 1 500

 

Wft.A6.04

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de Wet op het financieel toezicht van een bij een aanbieder van krediet aangesloten onderneming

€ 200

 

Wft.A6.05

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de Wet op het financieel toezicht bij een gelijktijdige digitale aanmelding door een aanbieder van krediet van 20 of meer bij hem aangesloten ondernemingen

€ 4 000

 

Wft.A6.06

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de Wet op het financieel toezicht van een bij een aanbieder van beleggingsobjecten aangesloten onderneming

€ 200

 

Wft.A6.07

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de Wet op het financieel toezicht van een bij een beleggingsonderneming aangesloten onderneming

€ 200

 

Wft.A6.08

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de Wet op het financieel toezicht van een bij een adviseur en bemiddelaar aangesloten onderneming

€ 200

 

Wft.A6.09

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de Wet op het financieel toezicht bij een gelijktijdige digitale aanmelding door een adviseur of bemiddelaar van 20 of meer bij hem aangesloten ondernemingen

€ 4 000

 

Wft.A6.10

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 8° of 9°, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 500

 

Wft.A6.11

Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 12°, van de Wet op het financieel toezicht van een aan een beleggingsonderneming verbonden agent

€ 200

 

Wft.A6.12

De behandeling van een aanmelding of wijziging van een aanmelding van een verbonden bemiddelaar als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht

€ 200

 

Wft.A6.13

Een aanmelding als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht bij een gelijktijdige digitale aanmelding van 20 of meer verbonden bemiddelaars

€ 4 000

 

Wft.A6.14

Een inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 of 4:10 van de Wet op het financieel toezicht die reeds is getoetst voor de betrouwbaarheid of geschiktheid

€ 200

Onderdeel Wft.A7:

toetsing persoon in combinatie met een aanvraag/wijziging vergunning, een aanvraag verklaring van geen bezwaar of een aanvraag ondertoezichtstelling

In onderstaande gevallen Wft.A7.01 t/m Wft.A7.04, waarbij sprake is van een aanvraag/wijziging van een vergunning, een aanvraag van een verklaring van geen bezwaar of een aanvraag tot verlening van een verklaring van ondertoezichtstelling, brengt de AFM aanvullend een bedrag in rekening voor de toetsing van een persoon

 
 

Wft.A7.01

Het op grond van artikel 4:10 van de Wet op het financieel toezicht vaststellen van de betrouwbaarheid van een persoon ten behoeve van de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning of tot de verklaring van geen bezwaar of wijziging van een vergunning als bedoeld in de onderdelen Wft.A1 en Wft.A2

€ 1 000

 

Wft.A7.02

Het op grond van artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht vaststellen van de geschiktheid van een persoon ten behoeve van de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning, de verlening van een vergunning of een verzoek om wijziging van een vergunning als bedoeld onder Wft.A1.01, Wft.A1.12, Wft.A2.01, Wft.A2.11, Wft.A2.12 en Wft.A4.01

€ 1 800

 

Wft.A7.03

Het op grond van artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht vaststellen van de geschiktheid van een persoon ten behoeve van de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning, een verzoek om wijziging van een vergunning, een melding van een nieuwe beleidsbepaler of medebeleidsbepaler of een aanvraag tot verlening van een verklaring van ondertoezichtstelling, als bedoeld onder Wft.A1.02, Wft.A1.03, Wft.A1.10, Wft.A1.11, Wft.A2.02, Wft.A2.03, Wft.A2.09, Wft.A2.10 en Wft.A5.01

€ 1 500

 

Wft.A7.04

Het op grond van artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht vaststellen van de geschiktheid van een persoon ten behoeve van de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning of een verzoek om wijziging van een vergunning als bedoeld onder Wft.A1.05 tot en met Wft.A1.09 en Wft.A2.04 tot en met Wft.A2.08

€ 1 200

Onderdeel Wft.A8:

toetsing persoon niet in combinatie met een aanvraag/wijziging vergunning of aanvraag verklaring van geen bezwaar

In onderstaande gevallen Wft.A8.01 t/m Wft.A8.05, waarbij geen sprake is van een aanvraag/wijziging van een vergunning of van een aanvraag van een verklaring van geen bezwaar, brengt de AFM een bedrag in rekening voor de toetsing van een persoon

 
 

Wft.A8.01

De toetsing van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:10 van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 000

 

Wft.A8.02

De toetsing van de geschiktheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht van een aanbieder van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, het beheren of exploiteren van een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 5:26 eerste lid, of het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5:32d van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 800

 

Wft.A8.03

De toetsing van de geschiktheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht van een aanbieder van krediet als bedoeld in artikel 2:60, een aanbieder van rechten van deelneming in belegginginstellingen als bedoeld in artikel 2:65, een persoon die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht als bedoeld in artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van een persoon van een beleggingsonderneming die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 500

 

Wft.A8.04

De toetsing van de geschiktheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht die het dagelijks beleid bepaalt van een financiële dienstverlener als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, artikel 2:80, eerste lid, artikel 2:86, eerste lid en 2:92, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 200

 

Wft.A8.05

De toetsing van de geschiktheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht van een beleggingsonderneming die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 200

Onderdeel Wft.A9:

emissies

Wft.A9.01

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat bestaat uit een enkel document als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald

€ 11 000

 

Wft.A9.02

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van het registratiedocument van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald

€ 6 500

 

Wft.A9.03

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van de verrichtingsnota en de samenvatting van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald

€ 4 500

 

Wft.A9.04

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat bestaat uit een enkel document, bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald

€ 4 000

 

Wft.A9.05

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van het registratiedocument van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald

€ 2 500

 

Wft.A9.06

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van de verrichtingsnota en de samenvatting van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald

€ 1 500

 

Wft.A9.07

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat betrekking heeft op effecten zonder een aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en waarvan het registratiedocument op grond van artikel 21, tweede lid, van de Prospectusverordening1 is opgesteld met inachtneming van Bijlage 1 bij de Prospectusverordening

€ 8 000

 

Wft.A9.08

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een registratiedocument van een prospectus dat betrekking heeft op effecten zonder een aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en dat op grond van artikel 21, tweede lid, van de Prospectusverordening1 is opgesteld met inachtneming van Bijlage I bij de Prospectusverordening1

€ 6 500

 

Wft.A9.09

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een basisprospectus als bedoeld in artikel 5:16 van de Wet op het financieel toezicht waarin op grond van artikel 26, vierde lid, van de Prospectusverordening1 wordt verwezen naar een eerder goedgekeurd registratiedocument

€ 4 000

 

Wft.A9.10

De behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een document ter aanvulling van een prospectus als bedoeld in artikel 5:23 van de Wet op het financieel toezicht

€ 800

Onderdeel Wft.A10:

openbare biedingen op effecten

Wft.A10.01

De behandeling van een biedingsbericht als bedoeld in artikel 5:77, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 25 000

 

Wft.A10.02

De behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 5:81, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 5 500

 

Wft.A10.03

De aankondiging van een openbaar bod op de wijze, voorzien in artikel 5, eerste, tweede of derde lid, van het Besluit openbare biedingen Wft

€ 4 500

 

Wft.A10.04

Het doen van een openbare mededeling als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Besluit openbare biedingen Wft, door een bieder omtrent de gestanddoening van een openbaar bod, en, voor zover zich dat voordoet, het doen van een openbare mededeling als bedoeld in artikel 17, vierde lid, van voornoemd besluit, door een bieder

0,0075% van het totale bedrag dat door de bieder wordt betaald voor het aantal effecten dat door hem wordt verkregen vanaf de aankondiging van een openbaar bod als bedoeld in artikel 5 van het Besluit openbare biedingen Wft tot het moment van gestanddoening, bedoeld in artikel 16 van voornoemd besluit, of, indien van toepassing, tot het einde van de termijn, bedoeld in artikel 17 van voornoemd besluit, met een maximum van € 650 000

Onderdeel Wta.A1:

aanvraag vergunning

Wta.A1.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht accountantsorganisaties welke mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang

€ 16 000

 

Wta.A1.02

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht accountantsorganisaties welke niet mede strekt tot het verrichtingen van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang

€ 4 000

 

Wta.A1.03

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht accountantsorganisaties voor zover het betreft de inbreng van een vergunninghoudende accountantsorganisatie in een andere rechtspersoon zonder wijziging in de organisatiestructuur, werkwijze en activiteiten van de accountantsorganisatie.

€ 2 500

Onderdeel Wta.A2:

aanvraag vermelding in vergunning

Wta.A2.01

Voor de behandeling van een aanvraag tot opname van een vermelding als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties in een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht accountantsorganisaties welke mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang

€ 12 000

Onderdeel Wta.A3:

inschrijving

Wta.A3.01

De verwerking van de ontvangst van de een aanvraag tot inschrijving in het register, bedoeld in artikel 2c, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties of artikel VI, tweede lid, van de wet van 12 juni 2008, houdende wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties en Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PbEU L 157)

€ 1 000

 

Wta.A3.02

De inhoudelijke beoordeling van een aanvraag als bedoeld onder Wta.A3.01 van een auditorganisatie van een derde land die niet onder toezicht staat in een derde land ten aanzien waarvan de Commissie van de Europese Gemeenschappen een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 46, tweede lid , tweede volzin, van de richtlijn nr. 2006/43/EG inhoudende dat het stelsel van toezicht en handhaving van het desbetreffende derde land gelijkwaardig is

€ 4 000

 

Wta.A3.03

Een inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 15 van de Wet toezicht accountantsorganisaties die reeds is getoetst voor de betrouwbaarheid of geschiktheid

€ 200

Onderdeel Wta.A4:

toetsing persoon in combinatie met een aanvraag/wijziging vergunning

In het onderstaande geval Wta.A4.01, waarbij sprake is van een aanvraag/wijziging van een vergunning of van een inschrijving, brengt de AFM aanvullend een bedrag in rekening voor de toetsing van een persoon

 
 

Wta.A4.01

Het op grond van artikel 12c, eerste lid, sub b juncto artikel 15, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties vaststellen van de betrouwbaarheid van een persoon ten behoeve van de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning of wijziging van een vergunning als bedoeld in de onderdelen Wta.A1 en Wta.A2 en inschrijving als bedoeld onder Wta.A3.01 en Wta.A3.02

€ 1 000

Onderdeel Wta.A5:

toetsing persoon niet in combinatie met een aanvraag/wijziging vergunning

In het onderstaande geval Wta.A5.01, waarbij geen sprake is van een aanvraag/wijziging van een vergunning of van een inschrijving, brengt de AFM een bedrag in rekening voor de toetsing van een persoon

 
 

Wta.A5.01

De toetsing van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, sub b juncto artikel 15, eerste lid,van de Wet toezicht accountantsorganisaties

€ 1 000

X Noot
1

Verordening (EG) nr. 809/2004.

Toezichthouder: DNB

Categorie

Code

Eenmalige toezichthandeling

Tarief

Onderdeel Wft.D1:

aanvraag vergunning

Wft.D1.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht indien de aanvrager een rechtspersoon is als bedoeld in artikel VII, eerste lid, van de «Wet van 15 oktober 2009 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319)» (Stb. 436)

€ 1 800

 

Wft.D1.02

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, anders dan bedoeld onder Wft.D1.01

€ 6 800

 

Wft.D1.03

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 44 300

 

Wft.D1.04

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 44 300

 

Wft.D1.05

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 2:10a van de Wet op het financieel toezicht waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de Wet op het financieel toezicht, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is

€ 44 300

 

Wft.D1.06

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de Wet op het financieel toezicht, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is

€ 44 300

 

Wft.D1.07

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 2:10a van de Wet op het financieel toezicht, anders dan bedoeld onder Wft.D1.05

€ 31 500

 

Wft.D1.08

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, anders dan bedoeld onder Wft.D1.06

€ 31 500

 

Wft.D1.09

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de Wet op het financieel toezicht, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is

€ 44 300

 

Wft.D1.10

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de Wet op het financieel toezicht, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is

€ 44 300

 

Wft.D1.11

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, anders dan bedoeld onder Wft.D1.09

€ 31 500

 

Wft.D1.12

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, anders dan bedoeld onder Wft.D1.10

€ 31 500

 

Wft.D1.13

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 26 000

 

Wft.D1.14

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:26d, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 22 400

 

Wft.D1.15

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 26 000

 

Wft.D1.16

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:40 van de Wet op het financieel toezicht

€ 22 400

 

Wft.D1.17

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar als bedoeld in artikel 2:48, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 800

 

Wft.D1.18

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:50, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 500

 

Wft.D1.19

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie als bedoeld in artikel 2:54a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 26 000

 

Wft.D1.20

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie als bedoeld in artikel 2:54d, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 22 400

 

Wft.D1.21

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van premiepensioeninstelling als bedoeld in artikel 2:54g, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 26 000

 

Wft.D1.22

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de Wet op het financieel toezicht, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is

€ 44 300

 

Wft.D1.23

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, anders dan bedoeld onder Wft.D1.22

€ 31 500

Onderdeel Wft.D2:

aanvraag wijziging vergunning

Wft.D2.01

De behandeling van een aanvraag tot wijziging van een vergunning als bedoeld onder Wft.D1.02

€ 1 800

 

Wft.D2.02

De behandeling van een aanvraag tot wijziging van een vergunning als bedoeld onder Wft.D1.13, Wft.D1.14, Wft.D1.15, Wft.D1.16, Wft.D1.19, Wft.D1.20 of Wft.D1.21

€ 9 600

Onderdeel Wft.D3:

aanvraag verlening ontheffing

Wft.D3.01

De behandeling van de aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 2:23, tweede lid, 3:2, derde lid, 3:5, vierde lid, 3:6, vierde lid, of 3:7 vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 3 600

Onderdeel Wft.D4:

aanvraag verklaring van geen bezwaar

Wft.D4.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5 000

 

Wft.D4.02

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30 500

 

Wft.D4.03

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 600

 

Wft.D4.04

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet op het financieel toezicht

€ 1 600

 

Wft.D4.05

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5 000

 

Wft.D4.06

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30 500

 

Wft.D4.07

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5 000

 

Wft.D4.08

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30 500

 

Wft.D4.09

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5 000

 

Wft.D4.10

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30 500

Onderdeel Wft.D5:

aanvraag ondertoezichtstelling

Wft.D5.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 44 300

Onderdeel Wft.D6:

inschrijving

Wft.D6.01

Een inschrijving als bedoeld in 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wet op het financieel toezicht van een onderlinge waarborgmaatschappij die een verklaring als bedoeld in artikel 3 of 4 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft heeft aangevraagd

€ 1 800

Onderdeel Wft.D7:

toetsing persoon niet in combinatie met een aanvraag/vergunning

Wft.D7.01

De toetsing van een persoon van een elektronischgeldinstelling, betaaldienstverlener, natura-uitvaartverzekeraar of vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappij, van wie de geschiktheid op grond van artikel 3:8 van de Wet op het financieel toezicht dient te worden vastgesteld

€ 800

 

Wft.D7.02

De toetsing van een persoon, anders dan bedoeld onder Wft.D7.01, van wie de geschiktheid op grond van artikel 3:8 van de Wet op het financieel toezicht dient te worden vastgesteld

€ 2 000

 

Wft.D7.03

De toetsing van een persoon van wie de betrouwbaarheid op grond van artikel 3:9 van de Wet op het financieel toezicht dient te worden vastgesteld

€ 1 100

Onderdeel Wgt.D1:

inschrijving

Wgt.D1.01

Een inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren

€ 3 200

Onderdeel Wgt.D2:

toetsing persoon

Wgt.D2.01

De toetsing naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren

€ 1 100

Onderdeel Wtt.D1:

aanvraag vergunning

Wtt.D1.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren

€ 3 200

Onderdeel Wtt.D2:

aanvraag verlening ontheffing

Wtt.D2.01

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren

€ 1 600

BIJLAGE II Behorend bij de artikelen 11 en 13

Toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten

Toezichtcategorie

Procentueel aandeel

Personen

Wetsverwijzing

Heffingsmaatstaf

Aanbieders van krediet

2,9%

Aanbieders van krediet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:60 van de Wft.

artikel 2:60 Wft

Particuliere cliënten:

Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet

Accountantsorganisaties

12,1%

a. Accountantsorganisaties zonder OOB kantoren.

b. Accountantskantoren zonder OOB kantoren.

c. Auditorganisaties derde landen.

artikel 8 Wta

artikel 12c Wta

Omzet:

Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn

Adviseurs en bemiddelaars

22,4%

a. Adviseurs en bemiddelaars in een financieel product, daaronder begrepen herverzekeringsbemiddelaars, ondergevolmachtigde agenten en gevolmachtigde agenten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:75, 2:80, 2:86 en 2:92 van de Wft.

b. Beleggingsondernemingen die vallen onder de Vrijstellingsregeling Wft

artikel 2:75 Wft

artikel 2:80 Wft

artikel 2:86 Wft

artikel 2:92 Wft

artikel 2:96 Wft juncto artikel 2:104 Wft juncto artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft

Fte's:

Het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijdmedewerkers

Banken, elektronischgeldinstellingen en clearinginstellingen

17,5%

a. Clearinginstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:4 van de Wft.

b. Elektronischgeldinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:10a van de Wft.

c. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 van de Wft.

d. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:16 van de Wft.

e. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 van de Wft.

f. Financiële instellingen waaraan een verklaring van ondertoezichtstelling is verleend als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a, van de Wft.

artikel 2:4 Wft

artikel 2:10a Wft

artikel 2:11 Wft

artikel 2:16 Wft

artikel 2:20 Wft

artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a, Wft

Minimum omvang toetsingsvermogen:

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 Wft worden bepaald

Beleggingsinstellingen en aanbieders van beleggingsobjecten

8,9%

a. Beheerders waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 van de Wft.

b. Beheerders waaraan een verklaring van ondertoezichtstelling is verleend als bedoeld in artikel 2:69a van de Wft.

c. Aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wft.

artikel 2:65 Wft

artikel 2:69a Wft

artikel 2:55 Wft

Balanstotaal:

Het gezamenlijk balanstotaal waarover beheer wordt gevoerd

Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening, exclusief exploitanten van een MTF

3,4%

Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft, uitgezonderd exploitanten van een MTF.

artikel 2:96 Wft

Vergunningtypen in combinatie met effectenrekeningen:

a. vergunningtypen voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft;

b. het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling

Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

0,5%

Beleggingsondernemingen die uitsluitend in de uitoefening van beroep of bedrijf voor eigen rekening in Nederland beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft.

artikel 2:96 Wft

Handelaren:

Het aantal in Nederland werkzame personen dat door de onderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten

Betaalinstellingen

0,1%

Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid of artikel 2:3e, eerste lid, van de Wft.

artikel 2:3a, eerste lid, Wft

artikel 2:3e, eerste lid, Wft

Provisie-inkomsten

Effectenuitgevende instellingen: markt

5,4%

a. Uitgevende instelling die financiële instrumenten of andere instrumenten heeft uitgegeven die met haar instemming zijn toegelaten, of waarvoor met haar instemming verzocht is om toelating, tot de handel in Nederland als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, van de Wft.

b. Uitgevende instelling zijnde een naamloze vennootschap naar Nederlands recht waarvan aandelen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, van de Wft, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, of een rechtspersoon, opgericht naar het recht van een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waarvan de aandelen als bedoeld in onderdeel b, onder 1° en 2°, van de Wft, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wft is verleend.

c. Uitgevende instelling met zetel in Nederland of een uitgevende instelling met zetel in een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is die financiële instrumenten als bedoeld in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel a, van de Wft, of van een uitgevende instelling met zetel in een andere lidstaat van de Europese Unie die financiële instrumenten als bedoeld in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel d, van de Wft, heeft uitgegeven of voornemens is uit te geven dan wel degene op wiens voorstel een koopovereenkomst inzake een financieel instrument als bedoeld in dat onderdeel, niet zijnde een effect, tot stand is gekomen of die een koopovereenkomst inzake een financieel instrument als bedoeld in dat onderdeel, niet zijnde een effect, voorstelt.

artikel 5:25i, eerste lid, Wft

artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, Wft

artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, Wft

Marktkapitalisatie:

De gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling.

Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

9,4%

a. Uitgevende instelling waarvan effecten zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt en waarvan Nederland lidstaat van herkomst is.

b. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wtfv die een geconsolideerde jaarrekening opstelt.

c. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel, b van de Wtfv die geen geconsolideerde jaarrekening opstelt.

artikel 5:25b, eerste lid, Wft

artikel 1, onderdeel b, Wtfv

Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is:

Marktkapitalisatie:

De gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling.

Eigen vermogen:

Eigen vermogen.

Financiële infrastructuur: marktexploitanten en exploitanten van een MTF

2,6%

a. Marktexploitant waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 van de Wft.

b. Beleggingsonderneming die in Nederland een multilaterale handels faciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft.

c. In Nederland actief zijnde marktexploitant waaraan een ontheffing is verleend als bedoeld in 5:26, derde lid, van de Wft.

d. In Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 van de Wft.

artikel 2:96 Wft

artikel 5:26 Wft

Transacties:

Het aantal transacties (enkele telling) in financiële instrumenten dat tot stand is gekomen volgens de regels en de systemen van de desbetreffende gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit.

Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

4,5%

a. Pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pw of artikel 1 van de Wvb dat is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 210 van de Pw of het register als bedoeld in artikel 204 van de Wvb.

b. Premiepensioeninstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54g van de Wft.

artikel 1 Pw

artikel 1 Wvb

artikel 210 Pw

artikel 204 Wvb

artikel 2:54g Wft

Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast:

1. Deelnemers:

Aantal actieve deelnemers

2. Vermogen:

Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen

Verzekeraars: Leven- en pensioen

8,4%

a. Levensverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wft dan wel waarvan De Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 van de Wft.

b. Pensioenverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wft dan wel waarvan de Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 van de Wft.

artikel 1 Pw

artikel 1 Wvb

artikelen 2:27 en 2:47 Wft

Premie-inkomen:

Bruto premie-inkomen in Nederland uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen

Verzekeraars: Schade

1,9%

Schade- of naturauitvaartverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:27, eerste lid, onderscheidenlijk 2:48, eerste lid, van de Wft dan wel waarvan De Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 van de Wft.

artikelen 2:27, 2:47 en 2:48 Wft

Premie-inkomen:

Bruto premie-inkomen in Nederland

 

100,0%

Verklaring van de gebruikte afkortingen:

Pw : Pensioenwet

Wft : Wet op het financieel toezicht

Wftv : Wet toezicht financiële verslaggeving

Wta : Wet toezicht accountantsorganisaties

Wvb : Wet verplichte beroepspensioenregeling

Toezichthouder: de Nederlandsche Bank

Toezichtcategorie

Procentueel aandeel

Personen

Wetsverwijzing

Maatstaf

Banken, elektronischgeldinstellingen en clearinginstellingen

41,8%

a. Clearinginstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:4 van de Wft.

b. Elektronischgeldinstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:10a van de Wft.

c. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 van de Wft.

d. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:16 van de Wft.

e. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 van de Wft.

f. Ondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Wft en die het in de onderdelen a of b van dat lid bedoelde bedrijf uitoefenen.

g. Financiële instellingen die beschikken over een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, van de Wft.

h. Banken met zetel in Nederland die zijn opgenomen in een openbaar register als bedoeld in artikel 124b, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft.

artikel 2:4 Wft

artikel 2:10a Wft

artikel 2:11 Wft

artikel 2:16 Wft

artikel 2:20 Wft

artikel 3:4, eerste lid, Wft

artikel 3:110, eerste lid, Wft

artikel 124b, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft

Minimum omvang toetsingsvermogen:

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 Wft worden bepaald

Beleggingsinstellingen

0,8%

a. Beheerders waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 van de Wft.

b. Beheerders waaraan een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 2:65, derde lid, van de Wft.

c. Beheerders als bedoeld in de artikelen 2:71, 2:72 of 2:73 van de Wft, die met inachtneming van dat artikel zijn overgegaan tot verhandeling van rechten van deelneming.

artikel 2:65 Wft

artikel 2:71 Wft

artikel 2:72 Wft

artikel 2:73 Wft

Balanstotaal:

Het gezamenlijk balanstotaal waarover beheer wordt gevoerd

Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening

3,0%

Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft.

artikel 2:96 Wft

Vergunningtypen in combinatie met effectenrekeningen:

a. vergunningtypen voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft;

b. het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling

Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

0,2%

a. Beleggingsondernemingen die uitsluitend in de uitoefening van beroep of bedrijf voor eigen rekening in Nederland beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft.

b. Beleggingsonderneming die in Nederland een multilaterale handels faciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft.

c. Beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die uitsluitend in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening.

artikel 2:96 Wft

Handelaren:

Aantal in Nederland werkzame personen dat door de beleggingsonderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten

Betaalinstellingen

0,4%

a. Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid of artikel 2:3e, eerste lid, van de Wft.

b. Geldtransactiekantoor dat geregistreerd is als bedoeld in artikel 2 van de Wgt.

artikel 2:3a, eerste lid, Wft

artikel 2:3e, eerste lid, Wft

artikel 2 Wgt

Provisie-inkomsten

Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

24,2%

a. Pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pw of artikel 1 van de Wvb dat is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 210 van de Pw of het register als bedoeld in artikel 204 van de Wvb.

b. Premiepensioeninstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54g van de Wft.

c. Pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet BES, dat zich heeft aangemeld bij De Nederlandsche Bank, zoals bepaald in artikel 4, tweede lid, van de Pw BES.

d. De stichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet privatisering FVP.

artikel 1 Pw

artikel 1 Wvb

artikel 210 Pw

artikel 204 Wvb

artikel 2:54g Wft

artikel 1 Pensioenwet BES

artikel 4, tweede lid, Pensioenwet BES

artikel 1 Wet privatisering FVP

Instellingen met vereist eigen vermogen:

Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen, vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen, gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen.

Instellingen zonder vereist eigen vermogen:

Technische voorziening pensioenverplichting

Trustkantoren

0,9%

Een trustkantoor dat is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wtt.

artikel 7, eerste lid, Wtt

Omzet

Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

24,0%

a. Verzekeraar waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft, artikel 2:26a, eerste lid, Wft, of artikel 2:48, eerste lid, Wft, niet zijnde een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft.

b.Entiteiten voor risico-acceptatie waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54a of 2:54d van de Wft.

c. Entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een staat die geen aangewezen staat is, die een verklaring hebben overlegd als bedoeld in artikel 2:54f van de Wft.

artikel 1 Pw

artikel 1 Wvb

artikel 2:26a Wft

artikel 2:27 Wft

artikel 2:48 Wft

artikel 2:54a Wft

artikel 2:54d Wft

artikel 2:54f Wft

Premie-inkomen;

Bruto premie-inkomen

Zorgverzekeraars

4,7%

Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wft.

artikel 2:27, eerste lid, Wft

Aantal verzekerden

 

100,0%

     

Verklaring van de gebruikte afkortingen:

Pw: Pensioenwet

Pw BES: Pensioenwet BES

Wft: Wet op het financieel toezicht

Wgt: Wet inzake de geldtransactiekantoren

Wtt: Wet toezicht trustkantoren

Wvb: Wet verplichte beroepspensioenregeling