Ontvangen 9 november 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1.
Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:
E
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
1. Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet, indicatieorganen als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, colleges van burgemeester en wethouders en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instanties verstrekken aan het CAK persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, van de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering door het CAK van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak.
2. Stichtingen als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verstrekken aan indicatieorganen als bedoeld in het eerste lid de persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, van de door hen voor zorg als bedoeld in eerstgenoemde wet geïndiceerde cliënten, die noodzakelijk zijn om te kunnen vaststellen of recht op een tegemoetkoming bestaat.
3. Het CAK neemt voor de uitvoering van zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak in zijn administratie het burgerservicenummer op van:
a. de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c en hun partners, en
b. de ouders en in voorkomend geval de partner van een ouder van zodanige personen die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig zijn.
4. Het CAK verstrekt voor de uitvoering van zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak aan de inspecteur het burgerservicenummer van de personen, bedoeld in het derde lid.
5. De inspecteur verstrekt aan het CAK met betrekking tot de personen van wie het CAK het burgerservicenummer heeft verstrekt, de niet in Nederland belastbare inkomens, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak.
6. De inspecteur verstrekt aan het CAK de twee of meer burgerservicenummers van degenen die volgens de registratie van de rijksbelastingdienst, op de laatste dag van het berekeningsjaar woonden op het door het CAK verstrekte woonadres.
7. Het CAK stelt voor de personen waarvan de inspecteur de burgerservicenummers heeft verstrekt, vast of ze op de laatste dag van het berekeningsjaar, in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, op hetzelfde woonadres als een belanghebbende staan ingeschreven.
8. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald tot welke gegevens de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zich uitstrekken en in welke gevallen de gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak.
9. Bij ministeriële regeling wordt bepaald:
a. volgens welke technische standaarden gegevensverwerking door het CAK plaatsvindt;
b. aan welke beveiligingseisen gegevensverwerking door het CAK voldoet;
c. de hoogte van de vergoeding voor zorgverzekeraars voor het aanleveren van gegevens noodzakelijk voor het uitvoeren van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak;
d. op welke datum gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid uiterlijk worden verstrekt.
2.
Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit bepaald tijdstip, met dien verstande dat zij buiten toepassing blijft ten aanzien van tegemoetkomingen die betrekking hebben op de kalenderjaren die voor dat tijdstip zijn gelegen.
In het voorgestelde vijfde lid is de verstrekking van inkomensgegevens uit de basisregistratie inkomen geschrapt omdat artikel 21e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) hierin voorziet. Het Centraal administratiekantoor (hierna: CAK is namelijk een afnemer als bedoeld in artikel 21 van de Awr. Het CAK is op basis van artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), bevoegd tot het gebruik van inkomensgegevens uit de basisregistratie inkomen voor de vaststelling van het recht op de tegemoetkoming. De tegemoetkoming is ingevolge de voorgestelde wijzingen in het eerste lid van artikel 2 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (hierna: Wtcg) afhankelijk van de draagkracht. Dit betekent op basis van artikel 1, eerste en derde lid, van de Awir, dat die wet van toepassing is op de tegemoetkoming.
De verstrekking van inkomensgegevens uit de basisregistratie inkomen in de Wtcg, kan uit een aspect van wetgevingseconomie worden geschrapt (zie ook Kamerstukken II 2007/08, 31 566, nr. 3, blz. 1).
Het voorgestelde nieuwe zesde lid van artikel 5 van de Wtcg voorziet in de verstrekking aan het CAK van burgerservicenummers uit de registratie van de Belastingdienst. Het CAK moet in het jaar volgend op het berekeningsjaar voor de inkomenstoets kunnen vaststellen wie op de laatste dag van het berekeningsjaar de in aanmerking te nemen partner, ouders of ouder met partner van de belanghebbende waren. Het CAK moet hiervoor met terugwerkende kracht kunnen bepalen welke personen op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) stonden ingeschreven. De gba beschikt thans niet over de technische mogelijkheid om via een adresvraag te bepalen welke personen op een bepaald tijdstip in een reeds verstreken kalenderjaar, op dat adres stonden ingeschreven. De gba maakt het wel mogelijk om voor bepaald persoon met terugwerkende kracht vast te stellen op welk woonadres hij in de gba stond ingeschreven.
Het CAK verkrijgt pas in het jaar volgend op het berekeningsjaar, de burgerservicenummers van de belanghebbenden. Het CAK kan met behulp van in de gba in het berekeningsjaar geplaatste afnemersindicaties, de personen achterhalen die op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende stonden ingeschreven. Het is voor het in het berekeningsjaar plaatsen van een afnemersindicatie voor een belanghebbende vereist dat de belanghebbende bij het CAK in het berekeningsjaar bekend was. Het moet dus gaan om een belanghebbende die een cliënt was voor het CAK in het kader van de uitvoering van de Wtcg en/of van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, in het jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar. Er voldoen ongeveer 95 % van de belanghebbenden aan het bovenbedoeld criterium.
Het CAK heeft voor een belanghebbende waarvoor in het berekeningsjaar geen afnemersindicatie is geplaatst aanvullende gegevens uit de registratie van de Belastingdienst nodig. De Belastingdienst heeft in zijn registratie de burgerservicenummers opgenomen van degenen die op de laatste dag van het berekeningsjaar op dat woonadres woonden. Het voorgestelde nieuwe zesde lid van artikel 5 van de Wtcg maakt het de Belastingdienst mogelijk om die burgerservicenummers te verstrekken. De ingevolge artikel 12 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) en artikel 67 van de Awr geldende geheimhoudingsplicht geldt in een dergelijk geval niet. De Belastingdienst en het CAK zullen in hun samenwerkingsafspraken de benodigde gegevensuitwisseling nader uitwerken.
Het CAK raadpleegt ingevolge het voorgestelde nieuwe zevende lid van artikel 5 van de Wtcg, met behulp van de verstrekte burgerservicenummers, de gba om het woonadres van de betrokken personen op de laatste dag van het berekeningsjaar vast te stellen.
Er is geen sprake van de verwerking van bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wbp. De Belastingdienst gaat slechts over tot de verstrekking van burgerservicenummers indien volgens de registratie van de Belastingdienst indien twee of meer burgerservicenummers op het gevraagde woonadres betrekking hebben. De Belastingdienst laat indien volgens zijn registratie slechts één burgerservicenummer bij het woonadres behoort, verstrekking voor dat adres achterwege. De vaststelling of bij een woonadres twee of meer burgerservicenummers behoren, geschiedt langs elektronische weg.
De Belastingdienst kan op basis van een verstrekt burgerservicenummer geen conclusies trekken omtrent de gezondheid van de betrokken persoon omdat die persoon kan een belanghebbende, partner van belanghebbende, ouder, partner van de ouder of kind van de belanghebbende zijn.
2. De voorgestelde wijziging van artikel III van het onderhavige wetsvoorstel maakt het mogelijk om aan het onderhavige wetsvoorstel terugwerkende kracht te verlenen. De terugwerkende kracht kan voorkomen dat de invoering van de inkomensafhankelijke tegemoetkoming gedurende het berekeningsjaar 2012 plaatsvindt. Het berekeningsjaar zou dan bestaan uit een periode met een niet van de draagkracht afhankelijke tegemoetkoming en een periode met een van de draagkracht afhankelijke tegemoetkoming. Dit is vanwege de duidelijkheid richting de belanghebbenden en de uitvoerbaarheid zeer ongewenst. De rechtszekerheid van de belanghebbenden wordt niet geschonden. In de memorie van toelichting bij hoofdstuk XVI van de rijksbegroting voor het jaar 2012 is gemeld dat de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten inkomensafhankelijk wordt gemaakt (Kamerstukken II 2011/12, 33 000 XVI, nr. 2, blz. 33 en 34).
Het persbericht van 7 oktober jl. vermeldt het voornemen om de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten inkomensafhankelijk te maken met hantering van de inkomensgrenzen van € 24 570 respectievelijk € 35 100.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. I. Schippers